Menu

Premium

Vrijheid

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Vrijheid behoort tot de grondrechten van een moderne democratische samenleving. Toch blijkt telkens weer dat dit woord heel verschillend wordt ingevuld. Is vrijheid de afwezigheid van onderdrukking (denk aan Bevrijdingsdag)? Voor veel mensen in onze tijd houdt vrijheid in: kunnen doen en laten waar je zin in hebt. De vraag daarbij is of mijn vrijheid niet die van een ander beperkt. De vraag naar de grenzen van de vrijheid roept in een veelkleurige multiculturele en multireligieuze samenleving spanningen op en vormt aanleiding tot felle discussies.

Vrijheid kan vrijheid van gebondenheid inhouden. Dat kan positief zijn: iemand die ‘single’ is kan het als prettig ervaren (nog) ongebonden te zijn. Mensen kunnen ook het loskomen van slechte gewoonten als bevrijdend ervaren.

In de christelijke gemeente worden woorden als ‘bevrijding’ en ‘vrijheid’ vaak gebruikt in het kader van vergeving van zonden – het vrij zijn van schuld – en de bevrijding uit geestelijke machten.

Woorden

‘Vrijheid’ is in de Bijbel in veel gevallen het tegengestelde van slavernij: ‘vrije’ tegenover ‘slaaf’; vaak vinden we dan ook woorden die verband houden met vrijheid in het kader van het vrijlaten van slaven. ‘Vrij’ en verwante woorden gaan in de NBG-51 terug op een groot aantal Hebreeuwse woorden, onder andere deror (bijv. Lev. 25:10 ‘vrijheid’; Jes. 61:1 ‘vrijlating’), sjalach (bijv. Ex. 21:26; Jes. 58:6 ‘vrijlaten’).

In het Nieuwe Testament fungeren ‘vrijheid’ en de daarmee verwante woorden vooral als vertaling van eleutheria (bijv. Rom. 8:21), eleu-theros (o.a. Rom. 6:20) en eleutheroun (o.a. Joh.

8:36; Gal. 5:1).

Betekenis in context

Oude Testament

Vrijheid om te kiezen

Niet altijd wordt de zaak van de vrijheid ook met het woord vrijheid aangeduid. Als God de mensen heeft geschapen, geeft Hij hun de vrijheid om zelf namen te kiezen voor de dieren en zelfs om te kiezen of ze Hem willen liefhebben en dienen of niet. Het woord ‘vrijheid’ wordt in die context niet gebruikt, maar er is wel duidelijk vrijheid aanwezig. De verkeerde keus van de mensen in Genesis 3 heeft grote gevolgen voor wat er verder gebeurt in Oude en Nieuwe Testament.

Vrijheid van…

Een van de Hebreeuwse woorden in verband met vrijheid heeft de notie van ‘vrijheid van schuld’ of van een bepaalde plicht, of ook wel van straf. In Deuteronomium 24:5 is iemand vrij van de plicht om in het leger te dienen als hij net getrouwd is. In Exodus 21:19 wordt dezelfde stam in de NBG-51 vertaald met ‘ongestraft’. Ook kan iemand vrijgesproken worden van een eed die hij heeft gedaan, zoals in Genesis 24:8 en 41 (vertaald met ‘ontslagen van’). Zie ook Psalm 19:14 voor het vrij zijn van zonde.

Bevrijding van slavernij

In het Oude Testament komen woorden in verband met vrijheid vooral voor in het kader van letterlijke slavernij; zie Deuteronomium 15:12, 18 en Jeremia 34:9-11.

God bevrijdt zijn volk uit de slavernij van Egypte; in dit kader worden vooral de woorden ‘uitleiden uit’ gebruikt. Hij is de Redder van het volk dat Hij liefheeft. Binnen het kader van die liefde en genade ontvangt Israel de Tien Geboden (Ex. 20:1-17; Deut. 5:1-21). Leven als vrij volk van God betekent vrij zijn om Hem en de naaste lief te hebben. Alleen zo is er echt leven mogelijk voor iedereen in het beloofde land. Er is dus geen sprake van ‘kunnen doen en laten waar je zin in hebt’, want dat zou niet het leven zijn zoals God het heeft bedoeld.

Het beloofde land was door God gegeven en iedereen had recht op een eigen plek daarin. Als een Israëliet schulden maakte, gebeurde het wel dat hij in dienst trad van een andere Israëliet. Zulke ‘slaven’ moesten echter na zes jaar vrijgelaten worden (Deut. 15:12-18). Leden van Gods volk mochten niet permanent elkaars slaaf worden; iedereen was gelijk en alleen een dienstknecht van God, niet van mensen. ‘Want zij zijn mijn knechten, die Ik uit het land Egypte heb geleid: zij zullen niet verkocht worden, zoals men een slaaf verkoopt’ (Lev. 25:42, ook vs. 55).

Als ideaal geldt dat gevangenen en verdrukten vrij zullen zijn. Dat wordt als Gods werk in het heden gezien (‘De Here maakt de gevangenen los…’, Ps. 146:7), maar wordt ook gevraagd van mensen die God oprecht willen dienen: ‘de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken…’ (Jes. 58:6). Tegelijk is het een ideaal voor de toekomst die God aan zijn volk zal geven, zoals we in Jesaja 61:1 lezen: ‘De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedi-gen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis…’ In deze passage zien we dat het om meer gaat dan alleen om een letterlijke bevrijding uit slavernij.

Nieuwe Testament

Vrijheid en slavernij

Ook in het Nieuwe Testament komt het woord ‘vrij’ voor als tegenstelling met ‘slaaf zijn’, zoals in Galaten 3:28: ‘Hierbij is geen sprake van jood of Griek, van slaaf of vrije… gij allen zijt immers één in Christus Jezus.’ Paulus schrijft in zijn brieven aan de gemeenten herhaaldelijk over slavernij in letterlijke zin. Sommige christenen waren slaven. Hij moedigt hen aan hun werk goed te doen, zoals hij ook hun meesters vermaant hun slaven goed te behandelen (Ef. 6:5-9; Kol. 3:224:1). Paulus dringt er niet bij mensen op aan ‘vrij’ te worden. Doet die gelegenheid zich voor, dan is dat prima, maar Paulus relativeert de situatie waarin mensen leven in het licht van hun verhouding tot Christus (1 Kor. 7:21-23). We zijn allemaal in dienst van Christus, zegt Paulus daar in vers 22; we zijn dus eigenlijk zijn ‘slaven’, net als de Israëlieten in het Oude Testament ‘slaven’ waren van God (Lev. 25:42, 55). Hiermee zijn we bij de overdrachtelijke betekenis van het woord gekomen.

‘Vrijheid’ in overdrachtelijke betekenis

Behalve de letterlijke betekenis van ‘vrijheid’ tegenover slavernij, is er sprake van vrijheid in Christus in overdrachtelijke zin. In Lucas 4:16-30 wordt verteld hoe Jezus in de synagoge in Nazaret op de sabbat de boekrol van Jesaja opent bij Jesaja 61, de profetie aangaande de verkondiging van de blijde boodschap aan gebondenen en armen door de Gezalfde. In Jezus’ komst en werk wordt dit Schriftwoord vervuld (vs. 21).

In het Oude Testament wordt ‘vrijheid’ niet vaak betrokken op vrijmaking van zonde of dood, al is wel duidelijk dat zonde en dood tegengesteld zijn aan het leven dat bij God hoort. Die gedachte wordt echter door andere woorden en uitdrukkingen tot uiting gebracht (vgl. bijv. 1 Kon. 21:20, 25; Jes. 64:6; Jer. 13:23). In het Nieuwe Testament wordt ‘vrijheid’ wél duidelijk hierop betrokken. Jezus zegt dat wie de zonde doet, een ‘slaaf’ is van de zonde en dat alleen Hij een mens daarvan kan vrijmaken (Joh. 8:32-36). De waarheid in Christus zal iemands zonde ‘onthullen’ en alleen zo kan een mens ervan verlost worden. In Romeinen wordt dit nader uitgewerkt. Paulus schrijft dat christenen niet meer slaaf van de zonde zijn, maar nu voor God leven om Hem te dienen (zie Rom. 6:17-18). ‘Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven. Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here’ (Rom. 6:22-23). Aan de ene kant staan hier de begrippen zonde en dood, waar geen mens onderuit kan; aan de andere kant staat de genade waardoor God in Christus Jezus mensen van deze ‘dwangmatigheid’ vrijmaakt. ‘Dood’ is hier niet het eind van het aardse leven, maar heeft betrekking op de dood als oordeel, waardoor een mens van God is afgesneden. In Romeinen 8:1-2 zegt Paulus het als volgt: ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods’. De ‘automatische’ levensloop van elk mens, van zonde naar veroordeling en dood, is doorbroken door het verzoenende werk van Jezus Christus, die de zonde en de dood overwon.

De vrijheid van een christen

In de brief aan de Galaten legt Paulus de vrijheid waarin een christen leeft nog eens uitvoerig uit. Dit naar aanleiding van het feit dat er mensen in de gemeenten waren gekomendie meenden dat ook niet-joodse christenen besneden moesten worden. Dit zag Paulus als een regelrechte aantasting van de kern van het evangelie. In een poging om deze verkeerde leer te bestrijden, gaat hij uitvoerig in op het letterlijke ‘slaaf’ en ‘vrije’ zijn (Gal. 4:2131). Christenen staan in de lijn van hun ‘voorvader’ Abraham, die uit het geloof leefde en daardoor gerechtvaardigd werd voor God. De lijn van Abraham is doorgegaan via Sara, een ‘vrije’ vrouw tegenover Hagar, de ‘slavin’. Uit Sara werd het ‘kind van de belofte’, Isaak, geboren. In die lijn bevinden zich allen die bij Christus horen. Met ‘slavernij’ en een ‘slavenjuk’ (Gal. 5:1) hebben we dus niets te maken, zegt Paulus. Leg elkaar dan ook geen slavenjuk op door eisen te gaan stellen zoals de besnijdenis. ‘Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt’ (Gal. 5:1). Die nieuwe vrijheid in Christus betekent niet dat een christen er maar op los kan leven. Leven in Christus’ vrijheid betekent dat men elkaar moet dienen door de liefde (Gal. 5:13; zie ook vs. 22). Deze gedachte troffen we ook aan in het Oude Testament, waar de vrijheid na de slavernij in Egypte inhield dat men nu vrij was om God en de naaste van harte te dienen.

Bevrijding in de toekomst

Ten slotte is in het Nieuwe Testament ooksprake van Gods toekomst, waarin alles wat nu nog incompleet is in deze gebroken wereld volmaakt zal zijn. De hele schepping lijdt nu nog onder de gevolgen van de zonde en is doortrokken van de dood, maar eens zal ‘ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid … bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods’ (Rom. 8:21).

Kern

In het Oude Testament speelt het woord ‘vrij’ vooral een rol als vrijheid van slavernij. Vrij is Gods volk in het beloofde land als het Hem van harte kan dienen, door God Zelf bevrijd uit de slavernij van Egypte. In het Nieuwe Testament ligt de nadruk op het vrijgemaakt worden van de zonde – en het onvermijdelijke oordeel daarover – door Christus. Christenen zijn door Hem ‘vrijgemaakt’ van zonde en dood. Als ‘vrije’ mensen worden ze geroepen te leven in de kracht van de Geest van God, dat wil zeggen in liefde tot God en de ander. In de Bijbel is duidelijk dat een mens die los van God wil leven, zichzelf en dus ook zijn eigen vrijheid benadeelt.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: heil, onderdrukking, uittocht, vergeving, verlossing, zonde.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken