Menu

Basis

Waarheid en leugen bij Hannah Arendt

Verkenning van het begrip ‘feitelijke waarheid’ aan de hand van de filosoof Hannah Arendt. Voor de politicus van vroeger betroffen leugens staatsgeheimen of strooide men anderen bewust zand in de ogen. Tegenwoordig bedriegt de politieke leugenaar ook zichzélf. Voor de wetenschapper blijft de waarheid gedeeltelijk, voorlopig en relatief. Uiteindelijk is er ‘waarheid’ als er sprake is van maatschappelijke betekenisgeving aan algemeen erkende feiten.

Ik gebruik niet graag grote woorden als aanprijzing van een tekst. De inhoud moet voor zichzelf spreken: ‘Show, don’t tell!’ Toch maak ik hier graag een uitzondering. Ik durf als aankondiging het artikel Truth and Politics van Arendt zowel profetisch als zeer verhelderend te noemen. Profetisch, omdat het meer dan een halve eeuw na de verschijning ervan onze huidige situatie rond nepnieuws en alternatieve feiten perfect lijkt weer te geven. Wie bijvoorbeeld leest dat het ‘gemakkelijk is om feitelijke gegevens als gewoon een andere mening te minachten’, waant zich midden in een mede door het optreden van Trump aangezwengelde discussie over waarheid en leugen.

De leugens van Trump tellen, daar gaat het niet om

Het profetisch gehalte van de tekst wordt nog versterkt door de verhelderende wijze waarop Arendt onderscheidingen aanbrengt tussen de verschillende vormen van waarheid die in de huidige discussies vaak door elkaar heen worden gehusseld. Mede door deze helderheid beseffen we wat er op het spel staat als feitelijke waarheden hun funderende positie voor de samenleving in het algemeen en voor de politiek in het bijzonder verliezen. Het gaat er bijvoorbeeld minder om, hoe leuk en bevredigend het ook is, om de leugens van Trump in honderdtallen te gaan tellen. Belangrijker is dat we beseffen dat de vaste grond waar samenlevingen op berusten hierdoor verdwijnt en dat cynisme en geweld de communicatie tussen mensen gaan beheersen. Dat staat op het spel en daarom acht ik dit artikel van Arendt urgent.

Genoeg grote woorden. In het vervolg zal ik twee hoofdlijnen uit de toch wel ingewikkelde tekst van Arendt ontrafelen en bespreken. De eerste betreft de status van de feitelijke waarheid, de tweede onderscheidt feitelijke waarheid van andere vormen van waarheid.

Zij strooiden anderen zand in de ogen, niet zichzelf.
(beeld: un-perfekt, Pixabay)

Leugens waren noodzakelijk, maar men kende de waarheid

Verrassend genoeg blijkt de zo eenvoudig ogende feitelijke waarheid niet alleen voor filosofen, maar ook voor politici en politieke denkers (waar Arendt zich hier zeker onder schaart) altijd laag te zijn gewaardeerd. Waarheidsliefde werd nooit als een politieke deugd beschouwd, leugens werden daarentegen als een noodzakelijk onderdeel van het politieke handelen gezien. Om dit te onderstrepen heeft Arendt het beruchte achttiende hoofdstuk uit De heerser van Macchiavelli met het negatieve antwoord op de titelvraag of ‘personen die macht uitoefenen hun woord moeten houden’ niet nodig.

Waarheidsliefde werd nooit als een politieke deugd beschouwd

Ze onderstreept wel dat dit soort noodzakelijke leugens voor staatslieden en diplomaten niet in strijd was met het erkennen van het bestaan van feitelijke waarheden. Integendeel, de bewuste leugenaars en misleiders wisten binnen de eigen kring dat de waarheid van bepaalde feitelijke gegevens vast stond. Zij strooiden anderen zand in de ogen, niet zichzelf. Zoals we zullen zien, verschilt dit sterk van de huidige problematiek.

Alles in de zichtbare werkelijkheid had ook anders kunnen zijn

Waar gaat politiek dan wel over als waarheidsliefde geen politieke deugd is en leugens soms noodzakelijk zijn om de geheimen van de macht te beschermen? Om dat te begrijpen is het belangrijk om de invloed van de grotmythe van Plato te bespreken, die een ander waarheidsbegrip introduceert. Het beeld van Plato is bekend; het gaat over gevangenen in een onderaards verblijf waarin ze alleen de schaduwen van een buiten hen gelegen realiteit ervaren. Degene die uit de afgeslotenheid van de grot naar de hemel van de ideeën opgestegen is, komt terug om de waarheid hiervan aan zijn verblinde medegevangenen te verkondigen. Die leven alleen maar met meningen, ze zien alleen toevalligheden, dingen zoals die hun toeschijnen. Plato heeft gelijk (volgens Arendt) wanneer hij de feitelijke waarheden waarvan de Atheense burgers in hun meningsdiscussies uitgaan, filosofisch niet interessant vindt. Alles in de zichtbare werkelijkheid had immers ook anders kunnen zijn, het toeval regeert, elke noodzakelijkheid ontbreekt. Hier ligt inderdaad de reden waarom de feitelijke waarheid in de filosofie nauwelijks aandacht krijgt. Met een iets andere campagne was Hillary Clinton en niet Trump misschien president geworden. En, op een iets frivoler niveau, hoewel ook hier de belangen groot zijn, zonder de al dan niet terecht toegekende strafschop zou het Nederlandse vrouwenteam misschien wereldkampioen voetbal zijn geworden. Leuke speculaties, maar de filosoof staat niet stil bij dit soort toevalligheden.

De filosoof staat niet stil bij dit soort toevalligheden

De grotmythe van Plato onderstreept ook op een andere manier indirect het beperkte filosofische belang van de feitelijke waarheid. De teruggekeerde verkondiger van wat ik hier de metafysische waarheid zal noemen, moet zijn hemelse verhaal met de dood bekopen. Men weigert met zijn vreemde waarheid mee te gaan. Natuurlijk zien we hier op de achtergrond de persoon van Socrates die voor zijn waarheden tot de gifbeker veroordeeld werd, maar hij was ook de voorloper van de vele getuigen uit de geschiedenis die voor een filosofische of religieuze waarheid hun leven gaven. Van een verkondiger van een feitelijke waarheid is dit volgens Arendt niet bekend. Wie zijn leven geeft omdat hij tegen zijn medemensen een simpel feit verdedigt, gedraagt zich enigszins potsierlijk.

Het optreden van Trump zwengelde de discussie over waarheid en leugen aan.
(beeld: Pete Linforth, Pixabay)

Toevallige feitelijke ontwikkelingen zijn zomaar beslissend

Ook wanneer filosofen de afgelopen eeuwen met Nietzsche en natuurlijk ook Marx, de omgekeerde wereld van de metafysica rechtop wilden zetten, leidde dit nauwelijks tot een rehabilitatie van de status van de feitelijke waarheid. Feiten en gebeurtenissen werden door hen in grotere denkgehelen van noodzakelijkheid geïntegreerd. Ze verliezen op deze manier hun voor de filosoof aanstootgevend karakter, ze worden onderdeel van een geschiedfilosofie of ideologie. De werkelijkheid kan zo rationeel worden begrepen, ze had niet anders kunnen uitpakken. Arendt verwijst hier niet naar eigen werk maar ik denk onmiddellijk aan haar eerste grote studie over het totalitarisme. Ze heeft het hier over verschillende elementen die soms via toevalligheden beslissend werden, waardoor de Europese geschiedenis in de twintigste eeuw ook heel anders had kunnen verlopen. Critici zochten echter naar noodzakelijke ontwikkelingen die het totalitarisme konden verklaren.

Met haar benadering van soms toevallige feitelijke ontwikkelingen onderstreepte Arendt echter steeds vrijheid als het centrale principe van haar politieke denken. Mensen kunnen handelen, een nieuwe wending aan de geschiedenis geven, feiten zijn niet een noodzakelijke uitkomst van een dwingende historische ontwikkeling.

Tegenwoordig bedriegt de leugenaar ook zichzelf

Op een voor mij verrassende manier onderstreept Arendt in dit verband ook het belang en de aantrekkingskracht van de leugen. Van de leugenaar die onwelgevallige feiten ontkent, kun je in zekere zin zeggen dat hij probeert politiek te handelen. Hij meent immers de werkelijkheid met zijn uitspraken te veranderen. Hier ligt ook de (aantrekkings)kracht van de leugen. Leugens zijn soms geloofwaardiger dan de weerbarstige werkelijkheid, ze spreken velen meer aan dan de vervelende feiten.

Feiten zijn niet een noodzakelijke uitkomst van een dwingende historische ontwikkeling

Het grote probleem van de hedendaagse leugencultuur in tegenstelling tot het verleden is dat de leugenaar zichzelf bedriegt. Dan is er geen feitelijke waarheid meer op grond waarvan mensen in onderlinge discussie hun opinies kunnen vormen. Iedereen kan dan werkelijk alles zonder grond te berde brengen. Daarvan is in onze tijd van alternatieve feiten en nepnieuws in elk geval steeds meer sprake. Wie harde feiten tot ook maar meningen degradeert, kan inderdaad alles beweren en dat nog geloven ook.

Leugens zijn soms geloofwaardiger dan de weerbarstige werkelijkheid.
(beeld: Ima-Artist, Pixabay)

De feitelijke waarheid heeft geen kracht als politiek argument

Een andere, wat mij betreft ook onverwachte en spannende wending is dat Arendt (als bij uitstek een politieke denkster) stelt dat de feitelijke waarheid buiten de politiek valt en dat dit ook zo behoort te zijn. Wie een feitelijke waarheid als dwingend politiek argument inbrengt, maakt er te snel een opinie van. Op zich heeft de losstaande feitelijke waarheid geen kracht. Ze ontleent haar kracht aan het gegeven dat ze niet als een opinie onmiddellijk in het politieke spel wordt geïntegreerd.

De belangrijkste institutionele waarborg ligt in de rechtspraak

Daarom diende volgens Arendt de wetenschap zich niet direct politiek te manifesteren. Dat gold ook voor de journalistiek. Verslaggevers dienden in de eerste plaats feiten op te sporen en door te geven. Natuurlijk konden die vervolgens geïnterpreteerd worden tot meningen, maar Arendt stelde dat de scheidslijn tussen feit en mening zoveel mogelijk gerespecteerd moet worden. Volgens Arendt ligt de belangrijkste institutionele waarborg voor de ondersteuning van feitelijke waarheden in de rechtspraak. De onafhankelijkheid van de rechtspraak vormt hier de grondslag van de eigen, niet-politieke kracht van feitelijke waarheden. Weer kan ik, ook al keek ik er vroeger anders tegen aan, haar gelijk alleen maar onderstrepen. In staten waar de rechtspraak gepolitiseerd wordt, zien we zich tegelijkertijd een feitenvrije politiek ontwikkelen. Die kan alleen maar bestreden worden door de drie instituties die de feitelijke waarheid belichamen, buiten de politiek te houden.

Soms is het uitspreken van een feitelijke waarheid een politieke daad

Misschien ging ik te snel met mijn absoluut ogende onderscheid tussen verschillende vormen van waarheid, misschien was ik ook te algemeen in het met Arendt onderstrepen van het apolitieke karakter van de feitelijke waarheid. Er bestaan namelijk situaties, zo stelt zij ook, waarin het uitspreken van feitelijke waarheid op zich al een politieke daad is. Arendt denkt dan aan totalitaire samenlevingen en dictaturen waarin feiten voortdurend bewust worden ontkend en verdraaid. Wie daar bepaalde feitelijkheden hardop uitspreekt , verricht op zich al een politieke daad. Het ‘in de waarheid leven’ van Havel was als houding onlosmakelijk verbonden met het hardop uitspreken van bepaalde algemeen bekende feiten die in het toenmalige Tsjecho-Slowakije niet mochten worden genoemd. Vanzelfsprekend verwijst Arendt in lijn met The Origins of Totalitarianism hier ook naar nazi-Duitsland en communistisch Rusland. ‘In het Duitsland van Hitler en het Rusland van Stalin was het gevaarlijker om over concentratiekampen en werkkampen waarvan het bestaan overigens niet geheim was, te spreken dan “ketterse” ideeën over antisemitisme, racisme en communisme te uiten.’

Feiten worden verdraaid weergegeven of bewust verzwegen

Deze moderne situatie van bewuste leugens en verzwijgingen verschilt sterk met die uit het verleden. Toen betroffen de leugens meestal de beperkte sfeer van staatsgeheimen die de meeste mensen niet kenden en de beperkte groep van staatslieden en diplomaten die onderling wel de waarheid van bepaalde feiten deelden. Tegenwoordig gaat het om zaken die iedereen kent en die iedereen aangaan, maar die verdraaid worden weergegeven of bewust verzwegen.

Feitelijke waarheid is ook voor individuen van levensbelang

Het artikel van Arendt gaat uitdrukkelijk over de relatie tussen waarheid en politiek. Mag ik toch opmerken dat de feitelijke waarheid in bepaalde gevallen, helemaal los van elke politieke consequentie, voor mensen ook van levensbelang kan zijn. Ik denk dan vooral aan situaties waarin men met verlies, pijn en rouw wordt geconfronteerd. De nabestaanden van de slachtoffers van het neerschieten van de MH17 is er bijvoorbeeld alles aan gelegen om hierover de waarheid te achterhalen. Juist daarvoor is een juridisch onderzoek noodzakelijk. Zo kan iedereen gemakkelijk zelf voorbeelden bedenken waarin men de waarheid over een bepaalde gebeurtenis wil vinden, bijvoorbeeld een medische fout die het overlijden van een geliefde veroorzaakt kan hebben. Ook deze waarheidsvinding, zeker die over de toedracht van de ramp met de MH17, kan politieke consequenties hebben.

Wetenschap verandert, de waarheid is relatief.
(beeld: christal21, Pixabay)

Voor de wetenschapper is waarheid relatief en voorlopig

Een persoonlijke herinnering. Bij mijn studie theologie in Utrecht heb ik bij twee docenten het vak ‘kerkgeschiedenis’ gevolgd en er tentamen in gedaan. De ene hoogleraar vroeg bijna alleen maar feiten: jaartallen en namen. In stampen en onthouden ben ik goed; ik slaagde dan ook met vlag en wimpel. Ik begreep echter werkelijk niets van de stof, niets van het denken van de kerkvaders waarvan ik de namen kende, niets van de discussies op de synodes waarvan ik de jaartallen reproduceerde, niets van de inhoud en inzet van de vele ketterijen die ik netjes kon opnoemen, maar waarvan ik niet kon uitleggen waarom ze meedogenloos door kerk en staat vervolgd werden.

De wetenschap kan steeds door nieuwe andere ‘waarheden’ verrijkt worden

In het tweede vak kerkgeschiedenis besprak de hoogleraar Quispel het toen recent ontdekte apocriefe Thomasevangelie. Hij plaatste dit binnen de context van de ontwikkelingen van het vroege christendom en vergeleek het met de vier canonieke evangeliën die in het Nieuwe Testament zijn terechtgekomen. Soms was Quispel een college lang met één tekst uit het Thomasevangelie bezig. Voor mij ging een nieuwe wereld open. Ik begreep de portee van veel evangelieteksten beter en kon op mijn tentamen laten zien hoe je een oude tekst moest interpreteren.

Ik gebruikte dit voorbeeld van mijzelf voor het eerst in een diesrede van mijn voormalige universiteit. De teneur was toen gericht tegen de beperktheid van pure feitenkennis. Hier wil ik echter mede vanuit de tekst van Arendt het belang van die feitenkennis ook voor de geesteswetenschappen onderstrepen. Ook voor de tegenwoordige student die via Wikipedia de jaartallen van bijvoorbeeld het leven van Augustinus (354-430) gemakkelijk kan opzoeken, blijft het van belang te weten wat er zich tijdens zijn leven feitelijk afspeelde. Alleen op grond hiervan kun je zijn teksten te lijf gaan om die te begrijpen.

De waarheid die zich in het hermeneutisch proces van wetenschappelijk begrijpen aftekent, verschilt echter van de feitelijke waarheid waarvan de wetenschappelijke onderzoeker vertrokken is. Ze blijft steeds gedeeltelijk en voorlopig. Het gaat om een relatieve waarheid omdat er steeds andere perspectieven op leven en werk van Augustinus mogelijk zijn en ze kan steeds door nieuwe andere ‘waarheden’ verrijkt worden.

Bij elk taalspel hoort een ander waarheidsbegrip

Waar het mij in dit voorbeeld om ging, was dat de wetenschapper met zijn interpretatie een ander waarheidsidee hanteert dan de feitelijke waarheid. Zo zijn er, stelt Arendt, veel levenspraktijken waarin waarheid een steeds verschillende betekenis krijgt. Ze is hier duidelijk schatplichtig aan de taalfilosofie van de late Wittgenstein. Die had het over verschillende levensvormen en taalspelen. Steeds moet je volgens Wittgenstein nauwkeurig kijken hoe een begrip in een bepaalde levensvorm wordt gebruikt om de betekenis ervan te achterhalen. Een literaire waarheid wil bijvoorbeeld iets anders uitdrukken dan een theologische, een mathematische waarheid verschilt totaal van een esthetische. Bij elk taalspel hoort een ander waarheidsbegrip.

Tot slot ga ik terug naar de relatie van waarheid en politiek die in het artikel van Arendt centraal staat. Hoe zit het met de politiek als levensvorm en taalspel? Bestaat hier ook een bepaalde vorm van waarheid? Die kan in elk geval niet feitelijk zijn, al berust ze altijd op feiten. Het gaat in de politiek steeds om verschillende meningen en interpretaties van feiten, die in een gezamenlijk proces van communicatie door de burgers worden uitgesproken. In brede zin is gaat het hier om ‘waarheid’ als er sprake is van maatschappelijke betekenisgeving aan algemeen erkende feiten. Daar heeft een politicus het over als hij beweert de waarheid te verkondigen.

Literatuur

Hannah Arendt, Truth and Politics in Hannah Arendt Between past and Future, [PDF]

Hannah Arendt, Liegen in de politiek, in Hannah Arendt, Het waagstuk van de politiek, Utrecht: Klement, 2018, p. 57-105.

Hans Achterhuis (1942) studeerde theologie en filosofie in Utrecht en Straatsburg. Hij promoveerde op een studie over Albert Camus, was hoogleraar Algemene Wijsbegeerte aan de Universiteit Twente en was van 2010 tot 2013 Denker des Vaderlands.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken