Menu

None

Wat staat er bij Immink op het spel?

Bijdrage aan de studiemiddag ter gelegenheid van de presentatie van het boek van Gerrit Immink ‘Over God Gesproken; preken in theorie en praktijk’. Op PreekWijzer kun je gratis twee gedeeltes uit dit boek lezen: De preek als performance en Van uitleg naar vertolking

Zie ook

Preek en performance: wat staat er bij Immink op het spel?

Het was niet het belangrijkste hoofdstuk van zijn boek, zo reageerde Gerrit toen ik hem zei dat we deze studiedag wilden ophangen aan het hoofdstuk over de performance. Ik begrijp het wel als hij dat zegt en tegelijk kon het wel eens zo zijn dat zónder dit hoofdstuk het boek vervluchtigd in theologische speculatie. Misschien moet ik het anders zeggen. Het is juist vanwege dit hoofdstuk dat het boek praktisch-theologisch tot zijn recht komt. Het is het meest empirische hoofdstuk, het meest geschreven vanuit de menselijke praktijk van spreken en luisteren. De praktijk van de preek is immers een reële, waarneembare praktijk. Even waarneembaar als spreken en horen dat zijn. Een praktijk waarin de communicatie, of zoals het hoofdstuk over de performance er over spreekt: de welsprekendheid of de communicatie heeft betrekking op de ervaringswerkelijkheid waarbinnen we kunnen spreken over het spreken en horen van het Woord Gods. Het is ín de communicatie dat de preek Woord Gods wordt en blijkt te zijn. En het is vanwege het hoge van het Woord Gods, dat we zorg besteden aan de communicatie, zo dat we bij de preek zelfs kunnen spreken over de kunst van het goed spreken, de welsprekendheid.

Toch is performance, meer dan dat. Bij performance gaat het voor Immink vooral om de verwerkelijking van heil, om de tegenwoordigheid van God. Dat wordt niet magisch opgeroepen en is ook niet het gevolg van het professionele en het ambachtelijke in de Schriftuitleg, de hermeneutiek en de communicatie. Het gebeurt; maar het kan alleen daar verwacht worden waar er werk gemaakt wordt van communicatie. Performance gaat niet over een goede voordracht of een kundig betoog, het staat voor de bedding, de ruimte, de interactie waarin zich iets voltrekt. Daarmee is dit nieuwe boek van Gerrit Immink een direct vervolg op zijn vorige boeken, Bidden in de tegenwoordigheid van God (2016), Het Heilige gebeurt (2011) en In God geloven (2003). De preek is een performance waarin God zelf een rol speelt. En waarin de menselijke geest betrokken raakt op de eigen werkelijkheid van God. In verbinding met de vorige boeken hebben we het dan over het gebed, vooral het gebed om de opening van het Woord, in de liturgie de epiclese genoemd. Dat komt in het nieuwe boek, voor zover ik kon nagaan nergens voor, maar vervult in het Heilige gebeurt een sleutelrol als het gaat om de interactie tussen God en mens in het gebeuren van de liturgie. Het gebed om de werking van de Heilige Geest bindt liturgie en preek samen. In het nieuwe boek heeft performance de dubbelheid van het godsdienstige en het communicatieve: prediker en hoorders werken samen, een samenwerking die bestaat uit de uitvoering van het geloof van de gemeente en de werking van het Woord van God.

Immink schrijft over performance in verband met de horende gemeente. Prediking spreekt mensen aan in hun geloof, zo schrijft hij (127). Spannend wordt het aan de randen van de gemeente of over die randen heen. Vermoedelijk zullen we daar vanmiddag meer over horen van de predikanten die werkzaam zijn in een context waarin er misschien wat minder sprake is van een gemeenschap die vanuit een gemeenschappelijk geloof samenkomt. Denk aan de setting waarin een pionier werkt of de setting van geestelijk verzorgers, bijvoorbeeld bij de krijgsmacht. Zijn de hoorders in de gewone gemeente, als je dat zo mag noemen, dan allemaal zo gelovig? Dat misschien niet. Dat hoort ook bij de welsprekendheid, dat je oog hebt voor het ongeloof, voor het niet kunnen geloven en daar woorden voor kunt vinden. Tegelijk voltrekt de preek op zondag zich wel in de bedding van het geloof, de werkelijkheid dat wij samen zijn in de naam van God, waarin wij bidden en zingen – ook al sta je als individu misschien wat meer op afstand. Daar komt bij, en daar vraagt Immink aandacht voor, de verbinding tussen Woord Gods en mensenwoord is een hele kwetsbare, soms ronduit gevaarlijke. Het mensenwoord kan God claimen, kan gewelddadig zijn en schadelijk. Om hier goed mee om te gaan, moet je je bezinnen op retorica, op de kunst van het overtuigen, of en dan vat ik het wat breder op, op de vakmatige kanten van de communicatie.

Performance in het preekonderwijs

Vanuit mijn werk aan de predikantsopleiding wil ik het voorgaande iets toespitsen op het preekonderwijs. In het preekonderwijs kan de nadruk op drie kanten komen te liggen. Het kan in het preekonderwijs vooral gaan over de vraag: (1) hoe komt de predikant over, hoe kan je aansprekend preken en welke voordracht, houding en persoonlijke betrokkenheid hoort daar bij. Het gaat dan al gauw over wel of geen script, mindmap of notities. Over authenticiteit en passie. In de opleiding tot predikant komt dat bijvoorbeeld naar voren in korte trainingen in stemgebruik, houding, improvisatie. Een volgende benadering is die van de preekvorm: (2) hoe bouw je een preek op. Welke illustraties kies je, hoe begin je en hoe eindig je de preek. Daar zijn in de recente literatuur veel voorbeelden van. Het oefenen van verschillende preekvormen: narratieve of betogende vormen, spanningsbogen inbouwen of een logisch navolgbare lijn. De praktische vaardigheid is dan een andere. Niet het staan voor een groep, maar veel meer het creatieve en gestructureerde schrijven. Schrijfoefeningen of compositie-opdrachten. De derde benadering is die van de preekinhoud: (3) het moet tenslotte ergens over gaan in de preek. Wat ga je zeggen en op grond waarvan? Welke bronnen gebruik je? Het gaat dan natuurlijk voor de preek ook om de bijbelse inhouden die naar voren komen, de uitleg die in de preek terecht komt, uiteraard gedoseerd. Een zorgvuldige afweging van de preekstof, het wát van de preek. In de retorica gaat het achtereenvolgens om de voordracht (actio), om de ordening (dispositio) of het vinden van inhoud (inventio). Elk van deze aspecten vraagt om oefening en vaardigheden. Toch hebben we hier nog niet direct het punt te pakken dat Immink maakt over de dubbelheid van de performance: de performance als welsprekendheid is drager of bedding van het godsdienstige, de spreken van God en het horen van het Woord Gods, de dynamiek tussen God en mens. Kan dat wel onderdeel zijn van het preekonderwijs en hoe?

Ik probeer dat zelf vorm te geven door in de cursus preken aandacht te vragen voor drie grote thema’s die ik in de lessen probeer te presenteren als werkwoorden. (a) Het uitvoeren van de Heilige Schrift; (b) het communiceren met de hoorder; (c) het verkondigen van het evangelie. Als deze drie de hoekpunten van een gebeuren noemen, dan is het grote midden daartussen, waarin het uitvoeren van de bijbeltekst, het verkondigen van het evangelie en het communiceren met hoorders gebeurt de ruimte van de performance. Deze drie thema’s en werkwoorden proberen het dubbele aan te geven van het handelen van de voorganger enerzijds en het performatieve dat geschiedt door het handelen, zonder dat het veroorzaakt wordt door het spreken. Met andere woorden: het voltrekt zich in wat de predikant doet, in hoe de gemeente hoort en wat daarin van Godswege gebeurt. De drie thema’s hangen samen met het inhoudsaspect, de werkwoorden bepalen bij de uitvoering: dit is wat je aan het doen bent, in voorbereiding van de preek en in het houden van de preek. Schrijfoefeningen moeten helpen om bijbeltekst, hoorder en evangelie bij elkaar te brengen in stukken tekst waarin de verbinding met de leefwereld gezocht wordt, recht wordt gedaan aan de tekst en de uitleg daarvan en tegelijk gezocht wordt naar een Woord van God, het noemen van God of het spreken van heil. De preek is als het ware een weefsel van evangelie, goed nieuws; een verwerking van één of meerdere bijbelgedeelten; en een betrokkenheid op mens en wereld.

Door te oefenen met elk van deze drie aspecten, kan niet alleen aandacht gevraagd worden voor het afzonderlijke van evangelie, tekst en hoorder, maar worden ze ook voortdurend op elkaar betrokken. Dat is niet alleen in de acte van het spreken het geval, maar ook in de toe- eigening door de hoorder. Er zijn allerlei verschillen tussen hoorders en in de opleiding is daar gelegenheid voor om, hoewel kort, bij stil te staan. Er zijn, hoorders die de verdieping van de bijbeltekst zoeken in een preek, hoorders die een eenvoudig woord van Christus willen horen als evangelie, goed nieuws dat hun hart raakt en hen aanzet tot vernieuwing van het leven, en hoorders voor wie het er – misschien wel meer dan voor sommige anderen – toe doet dat zij zich begrepen voelen door de prediker, dat zij zich vanuit hun eigen leven en geloof herkennen in de preek. Tekst, evangelie, hoorder; uitvoering (Immink spreekt in hoofdstuk 4 over vertolking), verkondiging en communicatie. Hoewel hoorders hierin verschillen, is er bij hen ook sprake van verwevenheid. Bij een preek die recht doet aan je leefwereld en goed communiceert, terwijl het goede nieuws achterwege blijft, schiet tekort in de performance. Een preek die wel goed nieuws brengt, maar altijd los van de tekst, gaat zweven, wordt algemeen en boet eveneens in performatieve kracht.

Welsprekendheid is op de kansel geen eigen communicatie van eigen aard en onvergelijkbaar met andere vormen van menselijk spreken en luisteren(sui generis), maar heeft wel eigenschappen die niet van toepassing zijn op andere spreekgenres. Hier moet in een opleiding vooral aandacht voor worden gevraagd, vaardigheden in voordracht zijn later makkelijker aan te leren en uit te breiden voor wie daar open voor staat dan vaardigheden in de opbouw, vormgeving en ordening van preekstof of inhoud. Dat kan alleen maar worden begrepen vanuit de dubbelheid in het begrip ‘performance’ zoals dat door Immink in zijn boek is gebruikt. Anders komen we toch niet verder dan een predikant die goed contact maakt, sterk is in anekdotes en illustraties, persoonlijk aanwezig is, maar het complexe verband tussen deze tekst, deze hoorders en het goede nieuws niet goed naar voren kan brengen.

Realisering van heil in de ruimte van de performance

Dit alles heeft uiteindelijk te maken met de vraag hoe in het protestantse kerktype de relatie tussen God en mens gestalte krijgt. Ik kan daar in het kader van de inleiding op deze middag niet uitgebreid bij stilstaan en een aantal aspecten zijn al aangestipt. Preken is een spel van spreken en horen. Soms slaagt het, soms mislukt het – bezien vanuit de menselijke communicatie. Vaker is het veel diffuser. De predikant die achteraf denkt: deze preek was het niet, en tot haar of zijn verbazing merkt hoe de preek heeft gewerkt in het geloof van de gemeente. Of andersom natuurlijk. Dat waar de predikant zich over verwonderde en zich voor heeft ingezet, blijkt deze keer niet zo te werken voor de gemeente. Daar zijn uiteraard geen wetten voor te formuleren. Het belang dat in het protestantisme gehecht wordt aan dit spel van spreken en horen zegt iets over de relatie tussen God en mens. Misschien is die op een bepaalde manier net zo fragiel als de communicatie tussen een spreker en de hoorders. Soms is het geloof ver weg en wekken woorden geen vertrouwen. Tegelijk gaat het langs de weg van het levende woord dat je hart probeert te bereiken. Daarmee bevindt het protestantisme zich tussen twee andere vormen van heilsbemiddeling – en die middenpositie blijft het waard om te koesteren. Misschien niet als enige, ook niet in onze tijd van multimedia. Maar de eigen aard van de fragiele communicatie in woorden kan niet worden opgegeven.

Toen de Reformatie de preek een meer centrale plek in de samenkomst van de gemeente gaf, verdween niet het belang van de Eucharistie, maar het ritueel moest wel ruimte maken voor het Woord. Het ritueel kan toe met weinig woorden en wekt in elk geval de indruk dat het een enkelvoudige weg is: de beweging van God naar ons, en je hoeft God niet te kunnen verstaan om toch de genade uitgedeeld te krijgen. In de reactie op de Reformatie – en dat ligt historisch allemaal veel complexer dan dat ik nu kan aangeven – is de muziek en het lied centraler geworden, en daarmee de expressie van de gemeente. Natuurlijk hebben de evangelicale en de pinksterbeweging de kansel niet opgegeven. Maar waar in de Rooms- katholieke kerk het altaar direct in het oog springt, in de Gereformeerde traditie de kansel of in moderne gebouwen de lezenaar, daar valt in evangelicale en pinksterkerken op dat het podium wordt gevuld door de muziekgroep. De Reformatie liet de gemeente zingen, om de gemeente stem te geven en te reageren op het woord. Die expressie krijgt alle ruimte in de kerktypen die naast het woord het misschien liever hebben over worship.

Tussen het katholieke en het evangelische kerktype zit de mainstream protestant. En als het over de preek gaat, krijgt de relatie tussen God en mens vorm als woorden, als spreken en luisteren – dat kan grandioos mislukken, dat is uiterst complex – dat laat het boek van Immink opnieuw zien – maar biedt ook veel kansen om mensen tot nadenken te stemmen, te roeren in het hart en hun wil in beweging te brengen. Deze drie klassieke kenmerken van de retorica of de welsprekendheid bepalen de performance van de preek en geven daarmee een eigen kleur aan de realisering van het heil: middels de relatie, de communicatie, zoals dat in de performance van de preek vaak niet, maar gelukkig ook vaak wel, geschiedt. Dat krijgt in elke context een eigen kleur en heeft een eigen vorm. Daar zullen we meer over horen van de vier predikanten die zo dadelijk een reactie geven vanuit hun eigen werksituatie.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken