Menu

Premium

Wijngaard

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

wijngaardenier

Waar het klimaat en de bodemgesteldheid gunstig zijn voor de wijnbouw wordt het landschap meestal gedomineerd door wijngaarden. Als soldaten gereed voor de parade staan de wijnstokken in het gelid. In bijbelse tijden hebben bepaalde delen van het land Israël er ook zo uitgezien. Niet alleen tegen berghellingen, maar ook in de vlakte lagen grotere en kleinere wijngaarden.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord kèrèm (wijngaard) is op ruim negentig plaatsen in het Oude Testament te vinden (o.a. Gen. 9:20; Ex. 22:5; Lev. 25:3; Deut. 24:21; 28:30,39; Richt. 14:5; 1 Kon. 21:1; Hoogl. 1:4,6,14; 8:11-12; Jes. 5:1-7; Am. 5:11). In het Hebreeuws heet de eigenaar van de wijngaard of de wijngaardenier: korem (2 Kon. 25:12; 2 Kron. 26:10; Jes. 61:5; Jer. 52:16; Joël 1:11). In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord ampeloon – met één uitzondering (1 Kor. 9:7) – uitsluitend in de drie synoptische evangeliën voor: de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard (Mat. 20:1-16); de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (Mat. 21:33-46; Mar. 12:1-12; Luc. 20:9-19); de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom (Luc. 13:6-9). In laatstgenoemde gelijkenis staat ook het Griekse woord ampelourgos, ‘wijngaardenier’ (Luc. 13:7).

Letterlijk en concreet

Uit verscheidene teksten in de bijbel valt af te leiden dat zowel de bouw als het instandhouden van een wijngaard geen sinecure was: ‘Ik wil zingen voor mijn dierbare vriend, het lied van mijn dierbare vriend en zijn wijngaard. Mijn vriend had een wijngaard op een vruchtbare helling. Hij spitte hem om, verwijderde de stenen, en beplantte hem met edelwingerd. Hij bouwde er een wachttoren en kapte ook een perskuip uit’ (Jes. 5:1-2). In een van de gelijkenissen in het Nieuwe Testament wordt op deze oudtestamentische tekst gezinspeeld: ‘Iemand legde een wijngaard aan, zette die af met omheining, groef een perskuil en bouwde er een wachttoren’ (Mar. 12:1). Het druivensap vloeide niet vanzelf uit de perskuip. De grond diende ‘bouwrijp’ gemaakt te worden. Een deugdelijke afscheiding was noodzakelijk om dieren buiten te houden die hun honger wensten te stillen met het eten van de druiven. Ook na de bouw was er altijd veel te doen in de wijngaard (Mat. 20:116). De wijnstokken dienden verzorgd te worden, gesnoeid en besproeid, en er was de voortdurende strijd tegen het onkruid (Jes. 5:6; Spr. 24:30).

Beeldspraak en symboliek

a.Een wijngaard is een kostbaar bezit. Het liefdeslied in de bijbel beaamt dat, maar weet tegelijkertijd dat de geliefde oneindig kostbaarder is: ‘Salomo had een wijngaard in Baäl-Hamon. Hij gaf die aan pachters die voor het vruchtgebruik duizend sikkel de man moesten betalen. Mijn wijngaard houd ik voor mijzelf. Die duizend sikkel zijn voor u, Salomo, en tweehonderd zijn voor de pachters. Jij die in de tuin verblijft, laat mij je stem weer horen, je stem die de mannen betovert. Kom snel, mijn lief, wees als de gazelle of het hertenjong op de bergen met de kruiden-planten’ (Hoogl. 8:11-14). Met deze woorden vol verlangen eindigt het prachtige lied.

b.De profeet Jesaja gebruikt het beeld van de wijngaard om de rampzalige situatie in Juda en Jeruzalem aan de kaak te stellen. De wijngaard brengt geen druiven voort, maar slechts wilde bessen. Wat is het nut van een dergelijke wijngaard? In de woorden van de profeet klinkt de waarschuwing voor het goddelijk oordeel over het ongehoorzame volk: ‘Welnu, Ik (God) zal u vertellen wat Ik met mijn wijngaard ga doen. Zijn omheining haal Ik weg, zodat hij kaal wordt gevreten; zijn muren verniel Ik, zodat hij wordt vertrapt. Een wildernis maak Ik ervan, hij wordt niet gesnoeid en niet gewied, distels en doorns groeien er hoog, en de wolken verbied Ik om hem met regen te besproeien’ (Jes. 5:5-6). Na deze beeldrijke taal volgt in niet mis te verstane bewoordingen de uitleg: ‘De wijngaard van de Heer van de machten is het huis van Israël, zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van Juda. Hij hoopte op recht maar Hij zag onrecht, Hij zag geen betrachting, maar verkrachting van recht’ (Jes. 5:7).

c.Zoals uit de ‘grondtekst’ valt af te leiden spelen drie gelijkenissen van Jezus zich af in een wijngaard (Mar. 12:1-12; Mat. 20:1-16; Luc. 13:6-9). Wie bovengenoemd profetische lied over de wijngaard (Jes. 5:1-7) kent, zal bij het lezen van die gelijkenissen onwillekeurig op zoek gaan naar verbanden. Dat die er zijn blijkt vooral in de gelijkenis over ‘de onrechtvaardige pachters’ (Mar. 12:1-12). Zoals eertijds door de profeet Jesaja worden de leiders van het volk Israël opnieuw gewaarschuwd. Aan het slot van de gelijkenis laat de evangelist daarover geen misverstand bestaan: ‘Ze (leiders, vgl. Mar. 11:27-33) zochten een gelegenheid om Hem te grijpen, ook al waren ze bang voor de mensen,

want ze begrepen dat Hij met die gelijkenis op hen had gedoeld. Ze lieten Hem achter en gingen weg’ (Mar. 12:12).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 1; 68; 80; 133; Gezang 42; 61; 479; Alles I-IV: 22; 23; Bijbel III: 23; 68; Eerste: 19; Evangelie III: 6; Liturgie: 622; Mond: 48; 49; Zingend I-II: 60; III: 64.

b.Poëzie:

Anna Knuist, Jachtscènes, Amsterdam 19995, blz. 25: ‘De wijnprinses.’. Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 140: ‘Een grote wijngaard had de koning.’. Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet, Kampen/Tielt 1999, blz. 1415: ‘Nachtgebed’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 129132: ‘Denkend over God en mij’.

c.Verwerking:

Bij de bespreking van het woord wijn zeiden we dat wijn, wijngaard en wijnstok bij elkaar horen. Zij maken, elk met een eigen functie, deel uit van een geheel. Om zicht te krijgen op de betekenis van de wijngaard, zouden we kunnen starten bij de liefdespoëzie van Hooglied. Wijn, wijngaard en wijnstok staan, zonder hun concrete functie te verliezen, in deze poëzie in dienst van de verbeelding van de liefde tussen twee mensen, tussen vriend en vriendin. We beginnen met het verzamelen van de teksten over de wijngaard (1:6,14; 2:15; 8:11,12), vervolgens die van de wijnstok (2:13; 6:11; 7:8,12) en die van wijn (1:2,4; 2:4; 5:1; 7:9). We inventariseren wat (wijn, wijngaard, wijnstok) naar wie of wat (rondom de liefdesrelatie) verwijst. Alzo komen we allerlei aspecten van de wijn-bouw-beelden op het spoor. Van hieruit kunnen we andere bijbelteksten ter sprake brengen. Ook is de vraag relevant of wij in onze samenleving wellicht over andere voorwerpen beschikken om daarmee hetzelfde uit te beelden als de bijbelschrijvers met de termen van de wijnbouw doen.

Verwijzing

Allereerst zien we een zeer sterke verwantschap met de trits ‘wijn‘, ‘wijnstok‘ en ‘wijnpers‘; deze vier zijn nauw met elkaar verstrengeld. Daarnaast verwijzen we naar ‘vrucht‘, ‘boom‘, ‘vijgenboom‘ en ‘tuin‘.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken