Menu

Premium

Wijsheid, dwaasheid

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

De gevoelswaarde van de begrippen ‘wijs’ en ‘wijsheid’ is in cultuur- en geloofstaal ongeveer gelijk, al is in de cultuurtaal het woord ‘wijs’ veelal vervangen door ‘verstandig’. Het komt voor in vaste verbindingen als ‘(een commissie van) wijze mannen’ of in de (retorische) vraag ‘Wat is wijsheid?’

Het woordveld ‘dwaas’ is in de cultuur vrijwel verdwenen. Ook in de geloofstaal speelt het begrip ‘dwaas’ geen grote rol; het komt vooral in ‘verstarde’ vorm voor, bijvoorbeeld in de titel van de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden.

Woorden

In het Hebreeuws staat voor ‘wijsheid’ steeds chochma, voor ‘wijs (zijn)’ of ‘wijze’ een vorm van het met chochma verwante werkwoord chacham of het bijvoeglijk naamwoord cha-chaam, waarvan (via het Jiddisj) het Nederlandse ‘goochem’ is afgeleid.

Het Griekse woord voor ‘wijsheid’ is sophia, sophos staat voor ‘wijs, wijze’, een enkele keer ook phronimos; daarnaast komt eenmaal het werkwoord sophidzein, ‘wijs maken’ voor. De Hebreeuwse woorden voor ‘dwaasheid’ zijn iwwelet, nevala, sechel en kisla; die voor ‘dwaas’:baär, naval, sachal, kesiel en ewiel Daarnaast komen de werkwoorden baar, sachal, kasal, halal enjaal, ‘dwaas handelen’ voor. Het Griekse woord voor ‘dwaas’ is mooros, zelden ook anoètos, kenos of het aan phronimos, ‘wijs’ tegengestelde aphroon. Het werkwoord moor-ainein betekent ‘zich dwaas gedragen, dwaas maken’. Het woord voor ‘dwaasheid’ is mooria, zelden ook paraphronia.

Betekenis in context

Oude Testament

Wijsheid als ambachtelijke kundigheid

In de ogenschijnlijk meest profane zin beschrijft ‘wijsheid’ het vermogen van een ambachtsman om zijn product te vervaardigen. Zo kan in Ezechiël 27:8 over ‘bekwame’ zeelieden gesproken worden. En Prediker 10:10 weet: ‘Als het ijzer stomp is geworden en men heeft de snede niet gewet, dan moet men zijn krachten meer inspannen, maar het voornaamste om te slagen is wijsheid’. De timmerman die zijn materiaal kent, weet hoe hij de slag op het hout moet uitvoeren. De ambachtsman is door zijn ervaring vertrouwd met het materiaal, waardoor hij samenhangen en wetmatigheden kent die niet aan de oppervlakte liggen.

Veel van het ambachtelijk werk dat in de Bijbel in verband met ‘wijsheid’ ter sprake komt, heeft te maken met sacrale doeleinden. In 1 Koningen 7:14 lezen wij over de Phoenici-sche metaalbewerker Chiram uit Tyrus: hij was vervuld met de wijsheid, het verstand en de kennis, nodig om elk werk in koper te verrichten; deze nu kwam tot koning Salomo en voerde al diens werk uit’. Het gaat hier om het metaalwerk in de tempel.

De ambachtslieden die aan de inventaris voor het heiligdom in de woestijn werken, beschikken over de noodzakelijke wijsheid (Ex. 28:3; 31:3 en 6; 35:31; 36:1-2). Maar met eenzelfde wijsheid (‘deskundigheid’) worden ook de afgodenbeelden vervaardigd: ‘Geplet zilver wordt uit Tarsis gebracht en goud uit Ufaz,het is het werk van de vakman en van de handen van de goudsmid, blauwpurper en rood-purper is hun gewaad; het werk van deskundigen zijn zij geheel en al’ (Jer. 10:9; evenzo in Jes. 40:20).

Wijsheid als ‘levenskunst

Meer algemeen is ‘wijsheid’ een kwaliteit die mensen in staat stelt om in de vaak ondoorzichtige en niet te voorziene ontwikkelingen in het (maatschappelijke) leven overeind te blijven of die zelfs in hun voordeel te beïnvloeden. Hun wijsheid is daarbij niet altijd van een moreel hoogstaand soort, zodat we soms eerder van ‘sluwheid’ of ‘handigheid’ moeten spreken. Bijvoorbeeld in 2 Samuël 13:3: ‘Nu had Amnon een vriend, Jonadab geheten, de zoon van Sima, de broeder van David; en Jonadab was een zeer schrander man’. Jonadab geeft zijn neef Amnon een raad hoe hij een intieme ontmoeting met zijn halfzuster Tamar kan hebben, op wie hij verliefd is geworden. Ook de laatste instructies van David aan Salomo zijn niet bepaald verheffend: Salomo moet – eenmaal aan de regering gekomen – afrekenen met mensen die David slecht behandeld hebben, maar ten opzichte van wie David zelf de handen gebonden waren. Zo zal hij immers ook meteen aan het begin van zijn regering respect afdwingen. ‘Handel dan naar uw wijsheid, en laat zijn (= Joabs) grijze haar niet in vrede in het dodenrijk nederdalen’ (1 Kon. 2:6, vgl. vs. 9). Deze wijsheid is daarom in zichzelf niet automatisch een positieve eigenschap; in Jeremia 4:22 heet het ironisch: ‘Want onverstandig is mijn volk, Mij kennen zij niet; dwaze kinderen zijn het, en inzicht hebben zij niet; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar van goed doen weten zij niet’.

Hetzelfde inzicht in ontwikkelingen in de maatschappij, dat soms meer op intuïtie dan op wijsheid berust, maakt een handelaar tot een succesvol koopman: ‘Door uw wijsheid en uw inzicht hebt gij u een vermogen verworven en goud en zilver verzameld in uw schatkamers; door uw wijs beleid bij de handel hebt gij uw vermogen vermeerderd’ (Ez. 28:4-5). Een dergelijk talent kan niet overgedragen worden: en wie weet, of hij (= de erfgenaam) wijs zal zijn of dwaas, en toch zal hij macht hebben over alles waarvoor ik gezwoegd heb en waarin ik wijs geweest ben onder de zon’ (Pred. 2:19).

Mensen die over een dergelijk inzicht in het leven beschikken, zijn zeer geschikt voor bestuurlijke functies: ‘Wijst uit uw stammen wijze, verstandige en ervaren mannen aan, dat ik hen als uw hoofden aanstelle’ (Deut. 1:13). Er is ook wijsheid voor nodig om dergelijke talenten te onderkennen en mensen in een positie aan te stellen, waar zij met hun kwaliteiten tot hun recht komen: ‘Gij nu, Ezra, stel naar de wijsheid van uw God, die gij bezit, regeerders en rechters aan, opdat zij rechtspreken over het gehele volk dat in het gebied over de Rivier woont, over allen die de wetten van uw God kennen; en hem die ze niet kent, zult gij ze bekendmaken’ (Ezra 7:25). Het is niet goed wanneer iemand op zijn bestuurlijke bekwaamheid vertrouwt en hoogmoedig wordt. In Jesaja 10:13 denkt de koning van Assyrië bij zichzelf: ‘Door de kracht van mijn hand heb ik het gedaan en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig; daarom wis ik de grenzen der volken uit, plunder hun voorraden en stoot als een stier de inwoners neer’ – maar hij heeft daarbij geen rekening gehouden met de God van Israël!

Wijsheid als inzicht en – vooral ook: door voorgaande generaties overgeleverde – levenservaring

Nog iets breder gevat is ‘wijsheid’ het inzicht in verborgen werkelijkheden van het leven; het is het vermogen om het wezen van eensituatie te peilen. Dit aspect van de wijsheid komt op talloze plaatsen in het boek Spreuken ter sprake: ‘De wijsheid van de schrandere is: zijn weg te verstaan, maar de dwaasheid der zotten loopt uit op bedrog’ (Spr. 14:8). Ja, de Spreuken zijn zélf een middel om wezenlijke inzichten vast te leggen. Het middel bij uitstek om een situatie doorzichtig te maken, is de taal. Daarom komt het thema ‘spreken’ in de wijsheidsspreuken voortdurend ter sprake: ‘De wijze van hart wordt verstandig genoemd, en zoetheid van lippen versterkt het betoog’ (Spr. 16:21, vgl. ook vs. 23).

Wanneer het wezen van een situatie gepeild is, bestaat er over de juistheid van de inschatting geen twijfel en is het zelfs moeilijk zich voor te stellen dat men de situatie anders beoordelen of over haar wezen in twijfel verkeren kan: ‘De verstandige heeft de wijsheid voor ogen, maar de ogen van een dwaas dwalen tot het einde der aarde’ (Spr. 17:24). De maatschappelijke positie speelt daarbij geen doorslaggevende rol: ‘Een rijk man moge wijs zijn in eigen ogen, een arme die verstandig is, doorziet hem wel’ (Spr. 28:11). Het juiste inschatten van een situatie schenkt niet slechts een intellectuele bevrediging, maar dient vooral als leidraad voor het handelen. Dit handelen leidt er op zijn beurt toe, uitzichtloze situaties of patstellingen te voorkomen: ‘Erken, dat de wijsheid zó is voor uw ziel. Als gij haar gevonden hebt, dan is er toekomst en uw verwachting wordt niet afgesneden’ (Spr. 24:14).

Wijsheid is een godsgeschenk

Hoe evident het eenmaal gevonden inzicht ook mag zijn, de wijsheid is niet zonder meer toegankelijk; zij moet geschónken worden. In het boek Spreuken is dit inzicht niet afwezig, maar het staat ook niet op de voorgrond: ‘Ziet gij een man die wijs is in eigen oog, voor een dwaas is meer hoop dan voor hem’ (Spr.

26:12). Veel sterker is het besef van de ontoegankelijkheid van de wijsheid in de boeken Job en Prediker: ‘Deze wijsheid dan – vanwaar komt zij, en waar toch is de verblijfplaats van het inzicht?’ (Job 28:20). ‘Ik zeide: ik wil wijsheid verwerven, maar zij bleef onbereikbaar voor mij’ (Pred. 7:23, vgl. 8:17).

Het feit dat mensen niet vanzelfsprekend over wijsheid kunnen beschikken, is geen reden om het streven naar wijsheid op te geven. Op twee manieren wordt naar de verspreiding van wijsheid gestreefd. Enerzijds worden – vooral jonge – mensen aangespoord om de wijsheid te zoeken: ‘Luister naar raad en neem vermaning aan, opdat gij ten slotte wijs wordt’ (Spr. 19:20). Anderzijds worden – vooral oudere – mensen opgeroepen om actief onderwijs en opvoeding te bedrijven, dat wil zeggen: de in de loop van generaties verworven en in spreuken opgetaste wijsheid door te geven: ‘Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate, bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben’ (Spr. 9:8, vgl. 13:14). Niemand wordt als wijze geboren; wél kan iemand de ontvankelijkheid voor opvoeding meebrengen: ‘Een wijs vermaner bij een luisterend oor, is een gouden ring en een fijn gouden sieraad’ (Spr. 25:12, vgl. 29:15).

Wijsheid geeft inzicht in de geschiedenis

Ware, door God geschonken wijsheid geeft mensen inzicht in de verborgen betekenis van gebeurtenissen; daardoor worden zij in staat gesteld (de openbaring van de wil van) God in de wereld te vinden. Dit aspect wordt exemplarisch zichtbaar in de gestalten van Jozef en Daniël. Jozef bleek in staat dromen zó uit te leggen dat hun verborgen goddelijke boodschap aan het licht kwam. Daarbij blijkt dat de droom van de farao een onheilspellende toekomst aankondigt. Het is echter mogelijk met deze kennis op die toekomst in te spelen en zo de schadelijke gevolgen vanhet toekomstige gebeuren te beperken: ‘Nu dan, Farao zie om naar een verstandig en wijs man, en hij stelle hem aan over het land Egypte. En Farao zeide tot Jozef: Aangezien God u dit alles bekend gemaakt heeft, is er niemand zo verstandig en wijs als gij’ (Gen. 41:33 en 39).

Ook Daniël is een begenadigd dromenuitleg-ger. De door hem uit te leggen dromen hebben echter betrekking op toekomstige gebeurtenissen met een wereldhistorische strekking en betekenis. Hier is het niet meer mogelijk zich met behulp van maatregelen van goed bestuur op de toekomstige gebeurtenissen in te stellen om hun schadelijke gevolgen in te dammen; hier komt het er veeleer op aan, de juiste geloofshouding in te nemen: ‘Daniël hief aan en zeide: Geprezen zij de naam Gods van eeuwigheid tot eeuwigheid, want Hem behoort de wijsheid en de kracht! (21) Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben’ (Dan. 2:20-21, vgl. vs. 30). Ook hier geschiedt de openbaring van de verborgen wijsheid dus niet met het oog op een eventuele intellectuele bevrediging, maar om een bepaald (gelovig) handelen van de mensen tot stand te brengen.

Wijsheid is bijna hetzelfde als geloof

Zo kan wijsheid ten slotte een vorm van geloof worden. Heel kernachtig wordt dit verwoord in de herhaalde vaststelling: ‘De vreze des Heren is het begin van de wijsheid’ (Ps. 110:10; Spr. 1:7; 9:10; vgl. Job 28:28; Spr. 15:33). Het is dan ook niet toevallig dat in veel spreuken de rechtvaardige en de goddeloze tegenover elkaar gesteld worden (bijv. Spr. 12:5-7, 10, 12, 21 en 26).

In laatste instantie is alle wijsheid een gave van God. Een mens die thuis is in de omgang met de overgeleverde wijsheid maar zich aan het (profetische) woord van God niet gelegen laat liggen, snijdt de wortels van de door hem verworven wijsheid door: ‘Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt! Zie, het woord des Heren hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?’ (Jer. 8:9). Evenzo kan wijsheid nooit tegen God gekeerd worden: ‘Er is geen wijsheid en geen verstand, geen raad is er tegenover de Here'(Spr. 21:30).

Wijsheid als partner van God

De wijsheid is in het Oude Testament steeds meer tot een zelfstandige grootheid geworden. Zij bevindt zich in de sfeer van God en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de schepping van de wereld. Uitvoerig vertelt de (als een vrouw voorgestelde) wijsheid daarover zelf in Spreuken 8:22-31. Deze ‘vrouwe wijsheid’ werd enerzijds in verbinding gebracht met het werk van God in de schepping en de geschiedenis, anderzijds werd Gods thora als het inbegrip van de wijsheid beschouwd.

Israël heeft de daden van God in de geschiedenis gezien, maar het heeft er niet uit geleerd: ‘Indien zij wijs waren, zouden zij dit verstaan’ (Deut. 32:29). Het gevaar van de miskenning van het heilswerk van God dreigt evenzo voor iedere individuele gelovige: ‘Wie is wijs? Hij lette op deze dingen, laat men acht slaan op de gunstbewijzen des Heren'(Ps. 107:43).

Uit de thora valt wijsheid te leren

De thora van God is als een oefenschool voor wijsheid: ‘Onderhoudt ze (= Gods geboden) dan naarstig, want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn in de ogen der volken, die bij het horen van al deze inzettingen zullen zeggen: Waarlijk, dit grote volk is een wijze en verstandige natie!’ (Deut. 4:6). ‘De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenisdes Herenis betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige’ (Ps. 19:8). In Spreuken 3:1-3 wordt een toespeling gemaakt op enkele centrale gedeelten van het Oude Testament: ‘Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven en vrede zullen zij u vermeerderen. (.) Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart’. Op het volgen van de onderwijzing (= geboden!) staat een beloning zoals die in Leviticus 26:3-13 en Deuteronomium 28:3-14 voor het houden van Gods geboden wordt beloofd -vrede en een lang leven. Daarom moet het (op schrift gestelde) onderwijs net als de geloofsbelijdenis op het lichaam gebonden worden (Deut. 6:8) en als het nieuwe verbond (Jer. 31:33) in het hart gegrift staan.

Dwaasheid is de lijnrechte tegenstelling van wijsheid

In veel opzichten wordt ‘dwaas(heid)’ als het onmiddellijk tegenovergestelde van ‘wijs-(heid)’ gebruikt. Een dwaas heeft geen inzicht: ‘De wijsheid van de schrandere is: zijn weg te verstaan, maar de dwaasheid der zotten loopt uit op bedrog’ (Spr. 14:8). Een dwaas verraadt zichzelf door zijn spreken; hij spreekt te veel en te vroeg: ‘Een dwaas maakt zijn ergernis aanstonds bekend, maar een schrandere bedekt de smaad’ (Spr. 12:16). Door zijn gepraat brengt hij in zijn omgeving onheil teweeg: ‘De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen’ (Spr. 18:6). Uiteindelijk valt dit op hemzelf terug: ‘Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf (Pred. 10:12).

Überhaupt is een dwaas een plaag voor zijn omgeving: ‘Wie een boodschap zendt door een dwaas, kapt zich de voeten af en drinkt onheil in’ (Spr. 26:6). Vooral in verband met ontoelaatbaar seksueel gedrag wordt vaak het woord ‘dwaas’ gebruikt: ‘Maar zij zeide tot hem: Neen, mijn broeder, onteer mij niet, want zo iets doet men niet in Israël; doe toch niet zulk een schandelijke dwaasheid’ (2 Sam. 13:12, vgl. Gen. 34:7, Ri. 19:23vv, Jer. 29:23). Hier is ook duidelijk dat niet zozeer het inzicht ontbreekt, als wel de wil om ernaar te handelen.

De dwaas is niet geschoold; hij heeft geen onderwijs ontvangen of hij heeft er niets mee gedaan: ‘De weg van de dwaas is recht in zijn ogen, maar wie naar raad luistert, is wijs’ (Spr. 12:15, vgl. 29:15).

Dwaasheid is echter vooral dwaasheid tegenover God. Daarom is de overgang van dwaasheid naar zonde of goddeloosheid vloeiend: ‘Vergeldt gij op deze wijze de Here, gij dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, die u geschapen heeft, die u gemaakt heeft en toebereid?’ (Deut. 32:6, vgl. Joz. 7:15 , 1 Sam. 13:13, Ps. 14:1, Jer. 5:21 en Ez. 13:3).

Nieuwe Testament

Spreuken en gelijkenissen zijn met elkaar verwant

De oudtestamentische wijsheid is voor een groot deel overgeleverd in de vorm van spreuken die algemene en karakteristieke levenservaringen in een kernachtige vorm vasthouden. In het Hebreeuws heet een dergelijke spreuk masjaal, wat in de Griekse vertaling van het Oude Testament steeds weergegeven is met parabolè. In de evangeliën wordt nu juist dit woord parabolè gebruikt om er de gelijkenissen (‘parabelen’) mee aan te duiden. Inderdaad wordt in de wijsheidsspreuken en de gelijkenissen eenzelfde beweging voltrokken. In de spreekwoorden wordt in een vaak concrete observatie een werkelijkheid vastgehouden die een veel algemenere geldigheid bezit en een wezenlijk aspect van het leven doorzichtig maakt. Evenzo worden aspecten van het Koninkrijk van God naar tijd enplaats niet vastgelegd, maar in een overigens zeer concreet verhaal belicht. In beide gevallen staat de hoorder ook voor de opgave, de waarheid van de spreuk of gelijkenis naar zijn eigen leven terug te vertalen, dat wil zeggen zijn actuele situatie aan de hand van het in de spreuk of gelijkenis verwoorde inzicht te beoordelen en daarin overeenkomstig dat inzicht voor zijn eigen handelen de juiste keuze te maken.

In Jezus Christus is de bijzondere wijsheid van God zichtbaar geworden

Jezus spreekt over het Koninkrijk in gelijkenissen, die door hun bijzondere karakter tegelijk onthullen en verbergen, zoals de wijzen van het Oude Testament over (God als geheim van) het leven zelf hun spreuken dichtten. Dat heeft zijn diepere oorsprong in het feit dat het Koninkrijk als zodanig het resultaat van Gods wijsheid is: ‘. wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid’ (1 Kor. 2:7). Zoals de wijsheid in Spreuken 8 als eerstelingswerk van Gods schepping werd gezien, zo gaat ook de wijsheid van het evangelie terug op een door de Schepper getroffen beslissing, die aan het begin der tijden genomen is: ‘Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd’ (Ef. 3:8-11).

Niet iedereen is bereid om Gods wijsheid te aanvaarden

Het evangelie heeft zich als openbaring van Gods wijsheid in alle openbaarheid voltrokken. Het is echter de openbaring van een geheimenis waarvan de betekenis niet onmiddellijk evident is; het moet gevónden worden. Het roept daarom de tweevoudige reactie van dankbare aanvaarding en besliste afwijzing op. Dat maakt duidelijk dat bij de aanvaarding van de wijsheid van God niet het verstand, maar veel meer de wil in het geding is: ‘Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U’ (Mat. 11:2526). Het is juist de eenvoud van het evangelie die aanstoot geeft en weerstand oproept: ‘Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. Immers, de joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen’ (1 Kor. 1:2125).

Kern

Als het over geloof gaat, blijft het menselijk verstand niet buiten spel. De Bijbel spreekt immers ook over een dienen van God met hart, ziel en kracht, dat wil zeggen met heel de persoon (bijv. Deut. 6:5). Wel kan het bijbels spraakgebruik bevrijden van een eenzijdig intellectueel begrip van wijsheid. Hetgaat niet alleen om het verstand, maar tegelijk om de wil; ware wijsheid drukt zich uit in een vruchtbaar handelen en leidt tot een leven met God, wat ervoor zorgt dat een mens in zijn leven verder kan.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: gelijkenis, kennis, Koninkrijk van God, kruis.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken