Atiratu/Asjera: godin in ontwikkeling
![Bijbelwetenschappen [2;1] Bijbelwetenschap](https://static.theologie.nl/2021/08/Bijbelwetenschappen-21-1140x570.png)
Wie leest over de godin Asjera kan al snel de indruk krijgen dat zij in de vroege jaren van het bestaan van Oud-Israël dezelfde is geweest als in veel latere jaren van haar verering, en dat karaktereigenschappen die aan de godin Asjera werden toegekend dezelfde bleven van begin tot eind en op alle plaatsen. In deze bijdrage wil ik laten zien dat er ontwikkelingen zijn binnen de set karaktereigenschappen die in de loop van de geschiedenis aan Asjera werd toegekend. Net zoals mensen zich ontwikkelen in de loop van hun leven, zo veranderen ook karaktereigenschappen van goden in de loop van de tijd. Mentale beelden die mensen van goden hadden verschillen per regio. Asjera is niet voor iedereen op alle plaatsen gedurende haar verering exact dezelfde godin geweest.
In de tekst wordt Ba’lu voor de Ugaritische godheid die in Israël Baäl wordt genoemd gebruikt. In de literatuur komt hier ook wel Baäl voor. Het artikel beschrijft vooral ontwikkelingen in godenbeelden, en wanneer slechts de naam Baäl wordt gebruikt, impliceert dat dit exact dezelfde godheid is. In het artikel wordt beschreven dat Asjera in Israel een eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo gelijk ook aan bijv. Ba’lu / Baäl.
Ugarit
Voordat we mogelijke variaties bespreken in het mentale beeld van Asjera in Oud-Israël, kijken we eerst naar haar naamgenoot in Ugarit, waar ze bekend was onder de naam Atiratu (t spreek je uit als het Engelse th).
Historisch gezien gaat de beschaving van Ugarit aan die van Oud-Israël vooraf, en komt tot een eind rond de tijd waarin we kunnen spreken van een beginnend volk Israël. De vele overeenkomsten tussen beide beschavingen maken het aannemelijk dat de beeldvorming van Atiratu in Ugarit van invloed is geweest op die van Asjera in Oud-Israël.
Epitheta
Epitheta (meervoud van epitheton) bestaan uit één of meer woorden die een bepaalde karaktertrek van een god uitdrukken en daarmee ook diens relatie en rol ten opzichte van andere goden of de geschapen wereld beschrijven. Epitheta van Atiratu vertellen ons iets over hoe bevolkingsgroepen uit Ugarit dachten over haar relatie tot de andere goden binnen de godenwereld, maar ook over hoe zij haar relatie tot henzelf zagen.
Het epitheton ilt kan worden vertaald als ‘godin’ en plaatst Atiratu naast Ilu, de hoogste godheid in de Ugaritische godenwereld. Het epitheton geeft haar status en macht wat haar tekent als een wijze godin.
Binnen de Ba❛lu-cyclus komt tenslotte nog het epitheton rbt atrt jm voor. Dit epitheton biedt meerdere vertaalmogelijkheden. Zo zijn ‘Dame Atiratu (die/moeder) van Jammu’, maar ook ‘Dame Atiratu van de zee’ mogelijk. Hoewel de betekenis van het epitheton niet helemaal duidelijk is, tekent rbt haar hoge en invloedrijke positie. Deze positie kon slechts worden ingenomen in de godenwereld wanneer wijsheid en bezonnenheid tot de karaktereigenschappen van de godin hebben behoord.
De epitheta die in de Ugaritische teksten voor Atiratu worden gebruikt, tekenen haar als de hoogste godin naast Ilu, de hoofdgod in de Ugaritische godenwereld. Ilu vraagt haar advies wanneer hij dat nodig acht. Atiratu dient gerespecteerd te worden door de goden, die worden gezien als haar kinderen.
Kirta-legende
Meer informatie over wie Atiratu was, vinden we in de Kirta-legende. Deze tekst vertelt over een koning, Kirta geheten, die diep bedroefd is omdat hij geen nageslacht heeft en zijn dynastie daardoor gevaar loopt. Ilu geeft hem in een droom de opdracht om een vrouw te zoeken en belooft hem nageslacht te schenken. Kirta voert de goddelijke opdracht uit, trouwt en met de zegen van Ilu krijgt hij acht kinderen; de dynastie is gered.
Op twee belangrijke momenten in de legende is er opnieuw sprake van dreiging voor Kirta. De eerste dreiging doet zich voor wanneer Atiratu zich de gelofte van Kirta herinnert. Op weg naar koning Pabilu van Udumu om diens dochter Churraja als vrouw te vragen bezoekt Kirta een heiligdom van Atiratu en doet haar een gelofte. De gelofte zegt Atiratu zilver en goud toe wanneer zij ervoor zorgt dat Churraja Kirta’s vrouw wordt.
De beschrijving van de uitvoering van Kirta’s tocht om een vrouw volgt op een enkel detail na woordelijk de opdracht van Ilu en tekent daarmee Kirta als een trouw dienaar van Ilu die belijdt dat de toekomst van zijn dynastie in handen ligt van Ilu. De opdracht van Ilu vermeldt echter een tocht van zeven dagen (dag een tot en met dag zeven), de uitvoering meldt drie dagen tot aan het bezoek aan Atiratu’s heiligdom en vervolgens vier reisdagen. Hoewel ook de uitvoering zeven dagen beslaat, is duidelijk dat Kirta afwijkt van de opdracht. In de opdracht is het Ilu die duidelijk maakt dat Ilu de zorg voor nageslacht en het voortbestaan van Kirta’s dynastie aan zichzelf toevertrouwt, terwijl Kirta zelf hierbij ook Atiratu betrekt. Kirta schept op deze wijze spanning in de legende tussen competenties van Ilu en die van Atiratu.
Op een later moment vertelt de tekst dat Atiratu zich de gelofte van Kirta herinnert en in een dreigende taal uit. De tablet zelf is hier helaas in matige staat bewaard gebleven, waardoor de tekst slechts gedeeltelijk leesbaar is. Na ongeveer zeven ontbrekende regels gaat de tekst verder en beschrijft dat Kirta ernstig ziek is. De ziekte kan verbonden worden met de dreiging van Atiratu, al weten we dit niet zeker vanwege ontbrekende tekstregels. Kirta’s dood lijkt aanstaande. Legerofficieren bezoeken de zieke Kirta en spreken openlijk over Jaṣṣibu als zijn opvolger (ṣ spreek je uit als ts).
Kirta’s ziekte, die gevolgen heeft voor de vruchtbaarheid van het land, komt op twee momenten in de legende uitvoerig ter sprake. Eerst horen we een gesprek tussen zoon Ilḥa’u (ḥ spreek je uit als g) en dochter Titmanatu en daarna een door beiden afzonderlijk gezongen klaaglied over Kirta’s ziekte en naderende dood. In dit driemaal gezongen klaaglied, dat telkens kleine variaties vertoont, wordt Kirta getekend als zoon van Ilu. Binnen dit lied, dat een belangrijke functie heeft in de interpretatie van de Kirta-legende, wordt niet gesproken over Atiratu en haar mogelijke bestraffing van Kirta. Kirta’s gezondheid hangt af van zijn relatie met Ilu. Voor Atiratu wordt door Kirta’s kinderen geen plaats ingeruimd in het levenslot van Kirta.
Aan het eind van de legende dreigt er opnieuw gevaar voor Kirta. Zijn zoon Jaṣṣibu probeert Kirta te overreden om zijn koningschap op te geven ten gunste van zichzelf. Kirta, die inmiddels is genezen, wenst hem een gewelddadige dood toe. Jaṣṣibu is eerder in de tekst bij name genoemd. Ilu noemt hem in zijn zegen en stelt dat Jaṣṣibu de melk van Atiratu zal zuigen.
De Kirta-legende vertelt ons over Kirta die zelf de godin Atiratu een hoge positie toekent en bij zijn lot betrekt. Deze daad brengt hem echter gevaar, en het is Ilu zelf die het gevaar uiteindelijk afwendt. Jaṣṣibu, die door Ilu in verband wordt gebracht met Atiratu wordt door Kirta zelf een gewelddadige dood gewenst. Verbinding met Atiratu brengt geen nageslacht, gezondheid, of een gelukkig leven, maar vormt veeleer een bedreiging daarvoor.
Een veranderend panorama
Wanneer we onze bevindingen uit de verschillende genres teksten uit Ugarit met elkaar vergelijken zien we een beeld opdoemen waarbij epitheta van Atiratu haar een hoge positie binnen de Ugaritische godenwereld toekennen. De Kirta-legende biedt een complexer beeld. Aan de ene kant bevestigt de legende haar hoge positie en betekenis voor de levensloop van Kirta, in ieder geval vanuit het oogpunt van Kirta zelf. Vanuit het perspectief van de verteller van de legende is Atiratu eerder een gevaar voor het welzijn van Kirta. Daarnaast is het Ilu die Atiratu’s wraak op Kirta ongedaan maakt, waarmee hij Atiratu’s daad en autoriteit overruled.
Wanneer we even uitzoomen en onze blik breder laten glijden over de wereld van godinnen in het Oude Nabije Oosten van die dagen, past de ontwikkeling rondom Atiratu in een bredere tendens van marginalisatie van godinnen ten gunste van mannelijke goden. Deze tendens is vanaf de tweede helft van het tweede millennium v.Chr. breder zichtbaar in het Oude Nabije Oosten. Godenbeelden bewegen mee op de golven van bredere religieuze ontwikkelingen.
Asjera in Israël
In het Oude Testament vinden we geen legendes of andere verhalen die ons vertellen wie Asjera voor de Israëlieten was. De monotheïstische overtuiging van de schrijvers belette het opnemen van godenlegendes in de geschriften van het Oude Testament, zoals wij dat nu kennen. Deze vaststelling betekent niet dat deze legendes er niet waren. Het Oude Testament laat helder zien dat Asjera in Israël vereerd werd. Deze verering is alleen mogelijk wanneer er mentale beelden van de godin werden doorgegeven binnen verschillende generaties en groepen.
Ondanks het ontbreken binnen het Oude Testament van godenlegendes waarin Asjera een rol speelt, is er beknopte informatie over haar te vinden. Indirect kunnen we hieruit enkele lijnen trekken over wie Asjera in de loop van de geschiedenis voor Israëlieten zal zijn geweest.
Asjera en verdreven volken
Het Oude Testament legt in zijn huidige vorm een duidelijke verbinding tussen Asjera en de volken die Israël moest verjagen uit het beloofde land Kanaän. Een voorbeeld:
Breek hun altaren af, verbrijzel hun gewijde stenen en hak hun Asjerapalen om
Exodus 34,13
Naast de verbinding met de Kanaänieten valt op dat Asjera – hier vertaald als ‘Asjerapaal’ vanwege het werkwoord ‘omhakken’ – in een adem wordt genoemd met altaren en gewijde stenen. Deze verbinding van Asjera met altaren en gewijde stenen vinden we ook in Deuteronomium 7,5 en 12,3.
In teksten die een verbinding leggen tussen Asjera en Kanaänitische volken is sprake van een meervoudsvorm van Asjera. Het gaat om Kanaänitische plaatsen met ieder een beeld van Asjera. Tegenover een proces dat later in Israël zichtbaar wordt, is het goed op te merken dat de Kanaänitische samenleving vooral uit stadstaten bestond, zoals blijkt uit de correspondentie uit El-Amarna. Israël zelf zal zich meer en meer ontwikkelen in de richting van een koninkrijk.
Asjera en ‘offerplaatsen’ of ‘hoogten’
Een tweede groep teksten uit het Oude Testament spreekt over Asjera-beelden binnen een cultische Israëlitische context. In deze teksten ontmoeten we Asjera samen met gewijde stenen, altaren en de godheid Baäl. In meerdere teksten wordt nu gesproken over een Asjera-beeld in een ‘offerplaats’ of ‘hoogte’. Een ‘offerplaats’ of ‘hoogte’ is een natuurlijke of artificiële verhoging waarop een openlucht heiligdom was gevestigd. De ‘offerplaats’ of ‘hoogte’ had een plek binnen de ommuring van de stad of nederzetting. Het is de plek waar rituelen plaatsvonden ten gunste van het welzijn van gezinnen en samenleving. Daarbij kunnen we denken aan vruchtbaarheid, gezondheid en bescherming tegen gevaren.
Een voorbeeld van teksten die vertellen over Asjerabeelden in offerplaatsen:
Hij verwijderde de offerplaatsen, verbrijzelde de gewijde stenen, haalde de Asjerapalen omver … .
2 Koningen 18,4
Deze groep teksten maakt duidelijk dat Asjera een belangrijke plek had binnen ‘offerplaatsen’ of ‘hoogten’ die toebehoorden aan Israëlitische steden en nederzettingen.
Archeologische opgravingen hebben laten zien dat in Israël vrouwelijke antropomorfe figurines bekend waren met geprononceerde borsten. Er zijn sterke argumenten te noemen die pleiten voor een identificatie van deze figurines met de godin Asjera. Zo worden de beeldjes op plaatsen aangetroffen die als offerplaats kunnen worden geïnterpreteerd, zijn zij eveneens in veel huiselijke contexten aangetroffen, en is er uit de teksten van het Oude Testament op te maken dat Asjera een wijdverbreide verering in Israël ontving. De hierboven reeds genoemde Kirtu-legende tekent Atiratu als moeder die de borst geeft aan Jaṣṣibu. Deze observaties pleiten voor een identificatie van de figurines met Asjera en geven tevens aan dat deze godin, vereerd op de ‘offerplaatsen’ of ‘hoogten’, een belangrijke rol vervulde in het welzijn van de Israëlitische bevolking.

Asjera en het staatsheiligdom
Een derde groep teksten spreekt over een specifieke Asjera, verbonden met de godsdienst van de koning en de staat. De schrijver van 1 Koningen 16 maakt duidelijk dat koning Achab initiatieven ontplooid om een staatsgodsdienst te vormen in het Noordelijke Israël. Hij bouwt een tempel en altaar voor Baäl in Samaria, de hoofdstad van zijn rijk. Daarbij maakte hij een Asjerapaal (1 Kon. 16,31-33). Hiermee heeft Asjera een plek in de staatsgodsdienst van het Noordelijke Israël. Samen met Baäl vormt zij het hoogste godenpaar. Wijsheid zal één van de belangrijkste eigenschappen zijn geweest die zij op deze positie nodig had. Daarnaast kan zij als godin verbonden zijn geweest met de zorg voor het voortbestaan van het koningshuis.
De vermelding van de vorming van een staatsgodsdienst waarin de goden Baäl en Asjera het hoogste godenpaar vormden volgt op Achabs huwelijk met Izebel, de dochter van de koning van Sidon. Kennelijk wil de schrijver de vorming van een staatsgodsdienst met een godenpaar aan het hoofd tekenen als een gevolg van beïnvloeding van buitenaf.
De plaatsing van Asjera binnen de staatsgodsdienst van het Noordelijke Israël vindt spoedig navolging in Juda. Koning Manasse plaatst een Asjerabeeld in de tempel in Jeruzalem. Haar beeld binnen de tempel van de Heer in Jeruzalem is een aanwijzing dat Asjera binnen de staatsgodsdienst van Juda een hoge positie heeft verkregen. Wijsheid en bezonnenheid werden haar als karaktereigenschappen toegekend.
De schrijver van 2 Koningen 23,15 legt een duidelijke verbinding tussen een nieuwe Asjerapaal in de tempel in Jeruzalem en de invloed van Achab, en tekent haar verering in de tempel van Jeruzalem als een gevolg van beïnvloeding van buitenaf.
Asjera en ons godsbeeld
Goden zijn geen statische wezens die in iedere tijd op iedere plaats dezelfde zijn geweest. Karaktereigenschappen van goden ontwikkelden zich en wisselden van eigenaar. Wanneer we – zoals het doel was van de tentoonstelling ‘Asjera’s terugkeer’ – aan de hand van de beeldjes van Asjera willen nadenken over de ‘vrouwelijke helft van God’ is het goed om aan de hand van bovengeschetste ontwikkeling van het beeld van Asjera na te denken over wat we precies bedoelen met ‘vrouwelijk’. Daarnaast dienen we de vraag te beantwoorden hoe de verschillende contexten waarbinnen Asjera een plek innam in Oud-Israël zich verhouden tot ons denken over God en de context waarbinnen wij nadenken over beelden van God. Helder zicht op de ontwikkeling destijds van godenbeelden zal ons zeker helpen zicht te krijgen op ons eigen godsbeeld nu.
Dr. Ferdinand van den Bosch is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Daarnaast is hij ook betrokken bij theologisch onderwijs in met name Latijns-Amerika.
Literatuur:
S. Ackerman, Gods, Goddesses, and the Women Who Serve Them, Michigan 2022.
F. van den Bosch, De voorstelling van de godin Atiratu in de Ugaritische alfabetische teksten. Een bijdrage aan de beeldvorming van de West-Semitische godin Asjera, Utrecht 2018.
M. Gleis, Die Bamah, (BZAW 251), Berlijn 1997.
S.B. Parker (ed.), Ugaritic Narrative Poetry (SBL Writings from the Ancient World Series, vol. 9), 1997.De afbeeldingen zijn overgenomen uit: I. Cornelius en H. Niehr, Götter und Kulte in Ugarit, Kultur und Religion einer Nordsyrische Königsstadt in der Spätbronzezeit, Mainz am Rhein 2004. Toestemming voor gebruik van de foto’s is aangevraagd bij WBG.