Menu

Basis

Asjera in Israël

Bijbelwetenschap

In de zomer van 2023 gaf de tentoonstelling ‘EXODUS: Hedendaagse kunst, urgente verhalen’ in de Buitenplaats Doornburgh in Maarssen werk te zien van de beeldend kunstenares Marieke Ploeg. Zij vroeg met een stoet van godinnenbeeldjes aandacht voor de godin Asjera, de mogelijke echtgenote van de God van Oud-Israël. Deze tentoonstelling heeft nogal wat stof doen opwaaien. Zij had enkele honderden beeldjes gemaakt die de godin Asjera zouden voorstellen. Marieke Ploeg had als doel het vrouwelijk in het goddelijke zichtbaar te maken. Een respectloze beeldenstormster sloeg een groot aantal beeldjes kapot, omdat Asjera een afgod zou zijn. Die daad riep woede en verdriet op. In deze bijdrage wil ik het niet over kunst hebben, maar slechts de vraag stellen: wie was de godin Asjera in Oud-Israël?

Dit artikel is een verdiepend artikel bij de eerder verschenen bijdrage van Klaas Spronk ‘Op zoek naar een vrouw voor God’. De teksten die in dat artikel aangehaald worden, zullen hier wat uitvoeriger behandeld worden. – redactie Schrift

Asjera in de Bijbel

In het Oude Testament komt veertig keer het woord Asjera voor. Wie een willekeurige Nederlandse vertaling van de Bijbel ter hand neemt, zal die veertig plaatsen niet kunnen vinden. Dat heeft een reden: het Hebreeuwse woord kan zowel naar de naam van de godin verwijzen, als naar de houten paal – of gewoon een boom – die in haar cultus een grote rol speelde. Een voorbeeld van zo’n cultus-paal is te vinden in Richteren 6,28. In een wraakactie tegen de godsdienst van zijn voorgeslacht vernietigt Gideon in de nacht allerhande cultusvoorwerpen. Als de inwoners van zijn geboortestad ontwaken, bemerken zij:

was het altaar van Baäl afgebroken, de gewijde paal die daarbij stond, was omgehouwen (NBG 1951).

Recentere vertalingen zijn iets duidelijker op dit punt. De Naardense Bijbel en de NBV’21 kiezen voor het woord: ‘Asjerapaal’ en geven daarmee aan om wat voor ‘paal’ het gaat.

De godin Asjera komt verscheidene malen voor in de Hebreeuwse Bijbel. Zij wordt genoemd in teksten die duidelijk het monotheïsme propageren. Als er maar één God vereerd mag worden, dan zijn alle andere goden bij voorbaat verdacht. Deze andere goden – Baäl, Astarte, Asjera, ‘de koningin van de hemel’ – zijn het volgens de bijbelschrijvers eigenlijk niet waard om ‘god’ te worden genoemd. Een oprecht vrome Judeeër of Israëliet zal afstand moeten doen van deze goden. 

Tijdens de regering van koning Josia zou in 630 v. Chr. een cultushervorming hebben plaatsgevonden (2 Kon 22-23). In de tempel van Jerusalem was een oude boekrol gevonden. Deze bevatte waarschijnlijk de tekst van het boek Deuteronomium. Na het voorlezen van deze tekst die het monotheïsme voorstaat, neemt koning Josia een drietal maatregelen:

  • De verering van alle andere goden wordt verboden;
  • Alle beelden – van goden en mensen – moeten uit de tempel worden verwijderd;
  • Voortaan mag de God van Israël alleen in Jerusalem worden vereerd en niet meer in de heiligdommen die verspreid liggen in het land Juda.

Een helder voorbeeld van deze maatregelen is het volgende vers:

Vervolgens beval de koning dat de hogepriester Chilkia met zijn plaatsvervangers en de priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden, alle voorwerpen uit de tempel van de HEER moesten halen die voor Baäl, Asjera en de hemellichamen waren gemaakt. Deze voorwerpen verbrandde hij buiten de stad, op het braakliggende terrein bij de Kidron, en de as liet hij naar Betel afvoeren. (2 Kon 23,4; NBV ‘21)

In de loop van de geschiedenis van Israël moesten dergelijke maatregelen telkens opnieuw genomen worden. Dat is althans het beeld dat de bijbelschrijvers uit de tijd van de Babylonische Ballingschap (587-539 v. Chr.) geven (zie bijvoorbeeld Richt. 3,7; 1 Kon. 15,13; 2 Kon. 18,4). Of die suggestie historisch correct is, is moeilijk uit te maken. Het beeld dat opkomt is dat van een veenbrand: als op de ene plek het vuur gedoofd is, laait het elders weer op. Blijkbaar was de verering van Asjera – en andere goden – diep verankerd in het volksgeloof.

Asjera in Oud Hebreeuwse inscripties

In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn enkele Oud Hebreeuwse inscripties gevonden die de discussie over het monotheïsme in oud-Israël nieuw leven hebben ingeblazen. Ik wil die nu in vertaling voorleggen. Een aantal inscripties werd gevonden in Kuntillet el-Agrud. Deze plaats ligt op de grens van de Negev en het Sinaï-schiereiland, ongeveer halverwege Gaza en Eilat. De plaats was vermoedelijk een halteplek voor reizigers en handelslui op weg naar zuidelijker streken. De plaats was bewoond vanaf de laatste jaren van de negende eeuw v. Chr. tot in de eerste helft van de achtste eeuw v. Chr. De gevonden inscripties dateren van rond 800.

a. Zegenwens op de muur

Inktresten geven aan dat tenminste een van de muren van de ontvangsthal van inscripties was voorzien. Uit fragmenten die op de vloer werden gevonden, kon de volgende zegenwens worden samengesteld:

[…] lengte (?) van dagen en zij mogen […] verzadigen [met …] Jhwh [en(?)] zijn Asjera hebben welgedaan […]

b. Briefhoofden op een voorraadskruik

In dezelfde plaats zijn verschillende voorraadskruiken, zogeheten pithoi, gevonden. Twee daarvan waren versierd met tekeningen en inscripties. De tekeningen stellen mogelijk godsdienstige motieven voor. De inscripties zijn niet gerelateerd aan de tekeningen. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier om schrijfoefeningen. Op de kruiken zijn vele probeersels – ‘krabbeltjes’ – gevonden en enkele fragmenten van het alfabet. Daarnaast staan er op deze kruiken een drietal wat langere teksten die ieder voor zich een briefhoofd vormen:

b1
Bericht van [mijn h]eer de ko[nin]g. Zeg tot Yehal[el] en tot Yo‘asah. [Wel]nu ik zegen U bij Jhwh van Samaria en bij zijn Asjera.

b2
[Bericht] van Amarja. Zeg tot mijn heer: Gaat het goed met U? Ik heb U gezegend bij Jhwh van Teman en bij zijn Asjera. Hij moge U zegenen en behoeden en hij moge met [mijn] heer zijn […].

b3
… […] bij Jhwh van Teman en bij zijn Asjera […]. Overeenkomstig wat een mens maar vraagt, is [mijn heer] genadig […] en Jhwh geve hem wat hij wenst …

Pithos A uit Kuntillet el-Agrud
Pithos A uit Kuntillet el-Agrud

Alle drie de teksten bevatten de elementen van een briefaanhef die destijds een brief gebruikelijk was: het noemen van zender en ontvanger, het aangeven van de verhouding tussen beiden en een zegenwens. In die zegenwens komt driemaal naast Jhwh ‘zijn Asjera’ voor. Voor mij kan dat alleen maar betekenen dat in deze fase van de geschiedeis van oud-Israël God niet gezien werd als een ‘vrijgezel’, maar dat naast hem zijn vrouw als godin werd vereerd.

c. Grafschrift uit Juda

Tussen Lachisj en Hebron ligt het plaatsje Khirbet el-Qom. Bij opgravingen in grafruimtes werd een inscriptie gevonden. Deze inscriptie is iets jonger dan de hierboven besproken teksten. Boven en onder een in steen uitgeholde hand staat te lezen:

Grafinscriptie uit Khirbet el-Qom
Grafinscriptie uit Khirbet el-Qom

  • [Voor?] Uriyahu, de rijke, is geschreven:
  • ‘Gezegend zij Uriyahu door Jhwh
  • Ja, boven zijn vijanden door zijn Asjera. Red hem!’
  • Voor Oniyahu
  • door J]hwh en door zijn Asjera
  • […] zijn xxx

Ook in deze tekst gaat Jhwh vergezeld van de godin Asjera. Dat roept de vraag op wie zij was. Op basis van dit vijftal inscripties is het niet mogelijk een helder portret van haar te tekenen.

Asjera buiten Israël

Noordelijk van Kanaän lag in de periode 1500-1200 v. Chr. het koninkrijk Ugarit. De bloeiende en zeer welvarende havenstad Ugarit lag op een kruispunt van handelswegen over land en over zee. Bij opgravingen is een groot aantal spijkerschrift­documenten gevonden geschreven in een taal die sterk op het Oud Hebreeuws lijkt. Deze teksten geven een inzicht in de denk- en geloofswereld van het oude Kanaän. Verscheidene voorstellingen die later hun weg naar het Oude en Nieuwe Testament hebben gevonden, zijn in de teksten van Ugarit te vinden.

Ook de godin Asjera geschreven als aṯrt; de klinkt als een Engels /th/ – komt in deze teksten voor. Zij wordt de ‘moeder van de goden’ genoemd. In het Baäl-epos wordt zij met ‘zij die de goden gebaard heeft’ aangeduid. Zij werd gezien als de vrouw van de eerbiedwaardige oude hoofdgod El en als de moeder van Baäl. Zij wordt getekend met moederlijke, zorgzame trekken, maar ook als een vrouw die aan het hof der goden de touwtjes stevig in handen heeft. Zij weet op sommige momenten vakkundig de wil van haar echtgenoot te dwarsbomen.

Haar zoon Baäl was de gemaal van de godin Anat. In de loop der jaren versmelten in Ugarit deze beide godinnen tot één gestalte. Deze gestalte wordt dan gezien als een voedster-godin. Jongere goden drinken de goddelijke melk uit de borsten van Asjera/Anat. Asjera/Anat speelt ook een belangrijke rol in het ritueel van het heilig huwelijk. Dit vond plaats tijdens het nieuwjaarsfeest in de herfst. El en Asjera/Anat bedrijven de liefde. Enige tijd later worden twee goden geboren, namelijk de tweeling Sjachar en Sjalim, morgenstond en avondrood. Dit ritueel werd op aarde nagespeeld met de koning in de hoofdrol. De pointe van dit ritueel was te laten zien dat er ondanks de neergang van herfst en winter toch nieuw leven mogelijk was, in de hemel en op aarde. Over de herkomst van de ‘boom’ of de ‘paal’ als cultussymbool van Asjera geven de teksten uit Ugarit helaas geen aanwijzingen.

Via de teksten uit Ugarit kijken we als het ware door de achterdeur naar de godsdienst in oud-Israël. Daarbij is het goed om te beseffen, dat het Oude Testament hoofdzakelijk geschreven is vanuit een monotheïstische visie. Deze schrijvers hebben als het ware de ‘andere goden’ weggegumd bij het beschrijven van de geschiedenis van Israël. Hier en daar zijn wat restanten uit de niet-monotheïstische fase blijven hangen, zie bijvoorbeeld Psalm 58 en 82:

God staat op in de hemelse raad,
Hij spreekt recht in de kring van de goden (Ps. 82,1; NBV ’21)

Een van de aanwezigen in de hemelse raad zal de godin Asjera zijn geweest.

Ik sluit deze paragraaf af met een verwijzing naar een uitzonderlijke tekst. ‘Papyrus Amherst 68’ is een tekst afkomstig uit Egypte. Zij is geschreven in het Demotisch, een schriftsysteem dat een vereenvoudigde vorm van de hiërogliefen geeft. De taal van de tekst bleek echter Aramees te zijn. De tekst bevat een bonte verzameling religieuze literatuur, vermoedelijk afkomstig van een oase ergens in het Midden-Oosten, waar in het midden van de zevende eeuw v. Chr. mensen uit talrijke volkeren samenwoonden, waaronder Israëlieten en Judeeërs die gevlucht waren voor het geweld van de Nieuw-Assyrische legers. In een tekst over de godheid Bethel komt de volgende zegenwens voor:

Moge Bel je zegenen vanuit Babylon
Moge Belet je zegenen vanuit Esagila
Moge Nabu je zegenen vanuit Borsippa
Moge Nanay je zegenen van het heiligdom
De troon van Yahô en Asjera
Moge je zegenen vanuit de Negev. (Pap Amh 63 viii:4-7)

Veel is nog onduidelijk over deze tekst, maar de verbinding van de godsnamen Yahô en Asjera geeft aan dat ook hier Asjera gezien werd als de echtgenote van Jhwh. De godenparen uit de eerdere regels verwijzen ook naar gehuwd godenstellen.

Kleifigurines

Bij opgravingen in Israël/Palestina zijn enkele duizenden klei-figurines gevonden die een naakte vrouw met geprononceerde borsten weergeven. Deze figurines zijn niet alleen in de omgeving van Jeruzalem gevonden, maar in heel Israël en Juda. Daarnaast komen deze beeldjes voor bij de volkeren die Israël omringden. Hoewel het grootste deel van deze beeldjes uit de zogeheten koningen-tijd stammen (grofweg van David tot aan de Babylonische Ballingschap; 1000-686  v. Chr.), zijn er ook enkele vondsten die na de ballingschap zijn te dateren.

Enkele figurines voorstellende een godin met geprononceerde borsten
Enkele figurines voorstellende een godin met geprononceerde borsten

Deze beeldjes zijn in de context van huizen gevonden. Zij maakten dus deel uit van de godsdienst op het niveau van het huisgezin en niet zozeer van de godsdienst op nationaal niveau rondom het centrale heiligdom en het hof. Het meest opvallende aan deze beeldjes zijn de borsten. Dat geeft de gedachte in, dat zij verwijzen naar een Dea Nutrix (voedstergodin). Een dergelijke godin was van groot belang in de periode van zwangerschap en geboorte. Veel vrouwen stierven bij het baren en veel kinderen vonden al in hun eerste jaar het levenseinde. Goddelijke steun werd als helpend ervaren.

Of deze beeldjes de godin Asjera voorstellen is de vraag. Een probleem daarbij is, dat de beeldjes niet van een opschrift zijn voorzien. Uiteraard was Asjera in Ugarit de voedster van de goden. Dat maakt haar een goede kandidaat. Maar in de loop der tijd vond een samensmelting met de godin Anat plaats. Ook andere godinnen met moederlijke trekken waren bekend in Kanaän, zoals Astarte. Naar mijn opvatting is een identificatie van deze beeldjes met één specifieke godin niet mogelijk. Belangrijker lijkt mij te constateren, dat hier een klei geworden godin zichtbaar is die voor vele vrouwen een steun en toeverlaat is geweest en het daarbij te laten.

Asjera na de Ballingschap

In 539 v. Chr. verovert de Perzische koning Cyrus II bijgenaamd ‘de Grote’ de stad Babylon en komt er een einde aan de Babylonische overheersing over het oude Nabije Oosten. Wanneer zijn zoon Cambyses enige jaren later het gebied van Israël/Palestina inlijft in het Perzische wereldrijk, ontstaat de mogelijkheid voor de Judeeërs uit de Babylonische ballingschap terug te keren. Vermoedelijk heeft die terugkeer in golven plaatsgevonden. Historisch is dat een ingewikkelde puzzel.

Van belang is hier, dat er spanningen waren tussen de teruggekeerde ballingen en de nazaten van hen die in Juda waren achtergebleven. Waar het op neerkomt is dat het klassieke Jahwisme moest worden aangepast aan de veranderde omstandigheden. Daarbij werd onder andere gekozen voor een wekelijkse viering van de Sabbath, het besnijden van jongetjes op de achtste dag van hun leven en het rigoureus doorvoeren van de ideeën van de cultushervorming uit de tijd van Josia.

De ‘andere goden’ moesten het veld ruimen, waaronder Asjera. Bleef er toen alleen een masculiene, patriarchale God over? Was alle vrouwelijkheid uit het godsbeeld weggepoetst? In mijn ogen is dat een ongenuanceerde voorstelling van zaken. Het is namelijk opmerkelijk dat de God van Israël trekken en eigenschappen heeft die in andere oud-Oosterse religies aan godinnen worden toegekend. Als voorbeeld geef ik de voorstelling dat God barmhartig is. Daarmee wordt uitgedrukt dat Hij met heel zijn wezen, tot in zijn ingewanden betrokken is op het lot van mensen. Het Hebreeuwse woord voor ‘barmhartig’ is identiek aan het woord voor ‘baarmoeder’. God is dus tot in zijn baarmoeder bewogen om mensen. Daarnaast kent het godsbeeld van de Hebreeuwse bijbel vele trekken van een moederlijke, zorgzame God.

Ten slotte … een verzuchting

Het heenzenden van Asjera na de Babylonische Ballingschap is niet de bron van alle vrouwonvriendelijke gedrag in synagoge en kerk. Dat zou een nogal boude bewering zijn. Wie zo denkt gaat aan een aantal zaken voorbij, zoals de voorstelling van de sjechina in het Jodendom. Dit vrouwelijke woord duidde op de inwoning van God in de tempel. Tegenwoordig wordt het woord gebruikt ter aanduiding van de onzichtbare nabijheid van God. Daarnaast wil ik wijzen op de verering van Maria als koningin des hemels. Het lijkt mij dat vrouwon­vriendelijk gedrag in kerk, synagoge en ver daarbuiten een andere wortel heeft. Een dergelijke houding komt voort uit mannelijk machtsdenken en een misplaatst superioriteitsgevoel, dat helaas wereldwijd nogal dominant is.

Bob Becking is een Nederlands theoloog en hoogleraar emeritus aan de Universiteit Utrecht.

Literatuur:

  • B. Becking & M. Dijkstra (eds.), Eén God Alleen? Over monotheïsme in Oud-Israël en de verering van de godin Asjera, Kampen 1998.
  • W.G. Dever, “Iron Age Epigraphic Material from the Area of Khirbet El-Kôm”, Hebrew Union College Annual 40–41 (1969–70), 139–204.
  • Z. Meshel, S. Aḥituv,  L. Freud, Kuntillet ‘Ajrud (Horvat Teman): An Iron Age II Religious Site on the Judah-Sinai Border, Jerusalem 2012.
  • K. van der Toorn, Papyrus Amherst 63 (AOAT 448), Münster 2018.

Van de redactie: 

De aankomende twee weken is er een ‘winterstop’; een kleine publicatiepauze van deze Schrift-editie. Het eerstvolgende artikel zal op 9 januari van het nieuwe jaar verschijnen. We wensen onze lezers fijne feestdagen toe!


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken