Menu

Basis

God: een boekbespreking

In de serie artikelen over Asjera mag een verwijzing naar het boek van Stavrakopoulou niet ontbreken. Het maakt duidelijk waarom de aandacht voor Asjera juist in onze tijd weer zo opleeft. Om te beginnen geven we hier de heldere weergave en evaluatie van het boek door Nico Riemersma weer. Op zijn website schreef hij de volgende recensie (Nico Riemersma | Recensie – Francesca Stavrakopoulou, God. Een anatomisch onderzoek, Amsterdam 2022).

Cover van God. Een anatomisch onderzoek.

Laat ik maar direct met het slotoordeel beginnen: Francesca Stavrakopoulou (1975) heeft met ‘God. An Anatomy’ – om de Engelse titel te citeren – een prachtig, intrigerend, uitdagend en moedig boek geschreven. In dagblad Trouw (woensdag 1 juni 2022) kreeg het boek slechts drie sterren, waar dat er vijf hadden moeten zijn!

Wie is Francesca Stavrakopoulou? Ze is hoogleraar Hebreeuwse Bijbel en Antieke Godsdiensten aan de Universiteit van Exeter. Direct aan het begin van haar boek, in de proloog, presenteert ze zich als iemand die nooit heeft geloofd, maar altijd wel door religie is gefascineerd (19). Om dan een boek over God te schrijven zoals deze zich in de Hebreeuwse Bijbel manifesteert, is gewaagd. Je bent gemakkelijk weg te zetten als iemand die alleen maar oog zou hebben voor de ruige, al te lichamelijke kanten van God.

In het boek, dat maar liefst 620 pagina’s telt, vraagt zij aandacht voor aspecten van God die in de christelijke traditie, kerk en academie zijn weggewerkt. Het gaat allereerst om de lichamelijkheid van God in de Hebreeuwse Bijbel, maar misschien nog wel meer om het lichamelijk optreden van God, dat in weinig verschilt van het lichamelijk optreden van de andere goden, zoals El, Baäl en Marduk, uit het Oude Nabije Oosten of Levant, zoals je het gebied (zie kaartje op pag. 10-11) volgens Stavrakopoulou beter kan noemen om eurocentrisme te vermijden.

Vraag je aan gelovige mensen, maar ook aan theologen hoe ze zich God voorstellen, dan zal blijken dat velen zich God voorstellen als in elk geval onstoffelijk, meer een geest, dan iemand met een lichaam net zoals wij. Wat Stavrakopoulou doet, is laten zien hoe ongelooflijk lichamelijk God is en optreedt. Ze bespreekt zijn voeten (49-116), zijn rug (203-227), zijn inwendige organen: baarmoeder, maag, darmen en hart (228-274), zijn armen en handen (275-360), zijn gezicht met zijn ogen, oren, neus en zijn keel (361-427), en dan ook alles wat hij daarmee doet: gaan, handelen, aanraken, voelen, horen, zien, spreken, luisteren, ruiken en snuiven (428-484). Voor de lezer lastiger te verteren zal de uitvoerige bespreking zijn van de genitaliën en de voorhuid (117-200), als ook over de uitwerpselen (263-274).

Om misverstand te voorkomen, Stavrakopoulou doet veel meer dan het lichamelijk karakter van de God van de Hebreeuwse Bijbel aanwijzen. Ze laat dat aspect ook van alle andere goden uit de antieke wereld zien.  Een gelovig lezer zal daar beslist aan moeten wennen dat F.S. geen enkel onderscheid maakt tussen El, Baäl, Mardoek en Jhwh (of Jahwe, zoals ze zelf steeds zegt). Ben je zoals ik gewend om met K.H. Miskotte te spreken over de Hebreeuwse Bijbel als ‘anti-heidens getuigenis’, dan is dit boek niet makkelijk te verstouwen. Ik kan toch niet ontkennen dat F.S. een punt heeft: over Jhwh wordt, als het om het lichamelijk aspect gaat niet veel anders gesproken dan in de andere godsdiensten uit de Oudheid. Dat het Jhwh-geloof ten opzichte van de andere, oud-oosterse godsdiensten ook een kritisch karakter heeft, dat komt in het boek niet erg tot uitdrukking.

Het is hoe dan ook een boek dat beslist op de academische leeslijst Bijbelwetenschappen thuishoort. Het zou verplichte kost moeten zijn voor elke theologische student. Om vervolgens nader besproken te worden in colleges Hermeneutiek – door de PThU het kernvak van de theologie genoemd – want hoe ga je met deze kennis om in de kerk, hoe doe je dat in een preek? Ik had dit boek dan ook graag in mijn theologiestudie (VU Amsterdam) gezien. Ik realiseer me nu dat er in die tijd toch wel erg weinig oog was voor de plaats van het Jhwh-geloof te midden van de andere oud-oosterse godsdiensten, weinig oog voor de overeenkomsten en de verschillen.

Een vraag wil ik tot slot nog aan de orde stellen, het is een vraag die ik van een vriend kreeg die tegen mij zei: ‘Hoe komt het dat je zo enthousiast bent over dit boek? Die lichamelijkheid kan jou als verwoed bijbellezer toch niet nieuw voorkomen?’ Klopt. Al ik realiseer me ten gevolge van dit boek dat ik het altijd wel gezien heb, maar dat het nooit echt bij me binnen is gekomen, zoals bijvoorbeeld de voorstelling dat God de lieflijke reuk van de door Noach gebrachte offers ruikt, die hem doen besluiten om de aardbodem niet meer te vervloeken (Gen. 8,20-21). Daar verder ook nadenkend, vermoed ik dat ik dat soort voorstellingen ook altijd makkelijk heb weggeschoven ofwel omdat ze me te heidens voorkwamen dan wel omdat ik ze niet als heel erg wezenlijk heb ervaren.

Ik deed een poging om met anderen, vroegere gemeenteleden van me, hierover in gesprek te komen, maar ik kreeg als antwoord: ‘Ik ga toch niet een boek van 620 pagina’s over het lichaam van God lezen.’ Jammer, denk ik, om zo het gesprek te ontlopen over deze aspecten die voor de God van de Bijbel die op zondag in het midden van de gemeente ligt, zo karakteristiek zijn.

Tot zover de bespreking door Nico Riemersma. In het genoemde hoofdstuk over Gods genitaliën komt uitgebreid de – zoals Stavrakopoulou het noemt – rehabilitatie van Asjera ter sprake. Ze verwijst daarbij naar de in de artikelen van deze serie al vaker genoemde recente theorie dat in de godsdienst van het oude Israël Asjera vereerd werd als partner van JHWH.

Ze maakt zich boos over het vertekende beeld in de Hebreeuwse Bijbel van haar als afgod en nog bozer over de manier waarop dat nog versterkt werd in de latere uitlegtraditie waarin Asjera vereenzelvigd werd met vrouwelijke prostitutie en promiscuïteit. Van de weeromstuit gaat Stavrakopoulou uitgebreid en waarschijnlijk bewust provocerend in op het seksleven van JHWH.

Hoewel dat sterk onderdrukt is in de Bijbel en in de uitleg traditie, zijn er volgens haar nog duidelijke sporen van de te vinden in de oude teksten. Daarbij suggereert ze onder andere dat we de uitspraak van Eva bij de geboorte van haar eerste kind dat ze “een man heeft voortgebracht met JHWH” (Genesis 4,1) letterlijk moeten nemen. En bij de beschrijving van de relatie tussen JHWH en zijn volk Israël is niet voor niets het beeld van man en vrouw gebruikt, waarbij het er vooral ook bij profeten zoals Hosea en Ezechiël heftiger aan toe gaat dan latere preutse uitleggers durven toe te geven.

Ze vat het als volgt samen: “In de ogen van de bijbelschrijvers mocht Gods traditionele vrouw, Asjera, misschien aan de kant zijn gezet, maar hijzelf behield zijn positie als goddelijke echtgenoot, en verbond zichzelf in plaats daarvan in de echt met zijn aanbidders”.

In het Nieuwe Testament wordt deze lijn voortgezet in het beeld van Christus als de hemelse bruidegom van zijn gemeente. Daarin is geen plaats voor Maria Magdalena als vrouw van Jezus, zoals dat in oude christelijke teksten buiten het Nieuwe Testament wel voorkomt. “Net als Asjera en Eva vóór haar werd Maria Magdalena op een verpletterende manier ontkracht door haar met opzet zwart te maken als de belichaming van seksueel afwijkend gedrag.”

Dat zijn pittige beweringen, die door Stavrakopoulou nadrukkelijk als tegengeluid tegen de traditionele opvattingen over God en seksualiteit worden ingebracht. In haar gebruik van de godsdiensthistorische gegevens gaat zij speculatie niet uit de weg. Vergelijking met de eerder gepubliceerde bijdragen in deze serie over Asjera maken dat wel duidelijk. Maar haar boek is zeker te waarderen als een boeiende en uitdagende bijdrage aan een zinvol debat over het godsbeeld van de Bijbel.

Nico Riemersma is emeritus predikant van de PKN en gepromoveerd op het gebied van het Nieuwe Testament.
Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de PThU en hoofdredacteur van Schrift.


Francesca Stavrakopoulou, God. Een anatomisch onderzoek
(vertaald door Willem van Paassen en Ruud van de Plassche)
Amsterdam: Ambo | Anthos 2022. Pag. 620. ISBN 978 90 263 4163 2. € 39,99.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken