Menu

Basis

Controle of overgave

Bijbelwetenschappen

Alternatief bij 1e zondag van de Veertigdagentijd (1 Samuel 9:26-10,1.6-7, 2 Korintiërs 1:15-22 en Johannes 11:55-12:11)

Volgens het evangelie van vandaag kwamen veel mensen ruim voor Pesach naar Jeruzalem om zich te reinigen. Dat is een mooi gegeven voor het begin van de Veertigdagentijd. Uit de tredmolen stappen, alvast in de gewijde omgeving zijn, om straks vrij en met overgave Pasen te kunnen vieren. In de sfeer komen, weg uit de routine. Wat Johannes erover vertelt, heeft helaas verdacht veel weg van de gossip voorafgaand aan een kerkdienst: Zou die-en-die nog komen? Of durft hij niet meer? (11:56).

De mensen kwamen (Gr.:) ek tès chooras (11:55), terwijl Jezus juist (Gr.:) eis tèn chooran is uitgeweken (11:54). Dat is naar de ommelanden, het platteland – het tegengestelde van het centrum. Zes dagen voor het feest keert Hij vandaar terug naar net-niet-Jeruzalem. Juist over de hobbel van de Olijfberg heen (12:1), buiten zicht, maar niet meer buiten bereik van de geruchtenmolen. Nog een week te gaan, en de dynamiek rond Jezus begint aan te zwellen.

Religieuze leiders en Pasen

Het verhaal is rijk aan personages. Opnieuw (zie de vorige zondag; Jezus’ zelfgave voor één mensheid) zijn er in één adem de hogepriesters en farizeeën. Voor mij klinkt dat toch een beetje als ‘Binnenhof en Biblebelt’, de politieke elite en de ouderlingen. Ze passen in één adem zolang er een gezamenlijke vijand is. Maar in feite vertegenwoordigen ze binnen het jodendom twee werelden met elk eigen motieven en belangen.

Op de drempel van het bevrijdingsfeest keren ze zich tegen het fenomeen ‘opstanding’. Zelfs Lazarus moet gauw weer dood (11:10). Want wat door de dood heen breekt, onttrekt zich aan hun controle en ontwricht alles waarbij ze zich veilig voelen. Zoals de kerk, als het eropaan komt, zich ook dikwijls tegen de opstanding keert als die zich niet aan onze kerkelijke voorwaarden houdt. Pas dus op: als je wilt beschrijven hoe gevangen de toenmalige religieuze leiders zaten in hun rigide opvatting van Pesach, kijk dan in de spiegel en zie dat Pasen ook voor ons vaak geen bevrijding is, maar voortzetting van onze onbevrijde traditie omdat het zo hoort. Opstanding is dat wat voorbij onze traditie en onze kaders ligt.

Maria en Judas

En dan zijn er Lazarus, Marta en Maria. Het verhaal lijkt de opstanding van Lazarus te verknopen met andere verhalen die in andere evangeliën separaat worden verteld: Jezus bij Marta en Maria (Lucas 10:38-42), en de zalving van Jezus door een vrouw. In Marcus (14:3-9) en Matteüs (26:6-16) zalft ‘een vrouw’ Jezus’ hoofd ten huize van Simon de Melaatse in Betanië En er wordt gemopperd over de geldverspilling. In Lucas 7:36-50 zalft een ‘zondares’ de voeten van Jezus, ook ten huize van een Simon. Ze kust zijn voeten en wist er haar tranen vanaf met haar haren. Bij Johannes is die vrouw dus Maria die volgens Lucas 10:39 in een heel andere betekenis ‘aan de voeten van Jezus zit’. De verbinding met dat Lucasverhaal lijkt expliciet te worden gelegd met de woorden ‘en Marta bediende’ (Johannes 12:2).

Johannes schrijft het gemopper van de disgenoten helemaal toe aan Judas. Jammer en gevaarlijk, omdat zijn naam zo makkelijk gelezen wordt als ‘de jood’. Hij wordt hier neergezet als een leugenaar en dief, iemand die er met de kas vandoor wil. Wel is het misschien nuttig om die twee personages met elkaar te vergelijken. Maria en Judas – zij vol overgave, zelf-vergeten, vrij van alle oordelen en verwachtingen van haar omgeving, haar handelen helemaal in het nu en recht uit het hart. En hij opgesloten in zichzelf, achter een façade van oordeel over een ander, verstrikt in troebele motieven – hij is de anderen én zichzelf kwijt. Net als bij de ‘hogepriesters’ geldt: houd altijd een spiegel paraat als je hem beschrijft, want dit is wie je bent als je niet in de Maria-rol zit.

Jezus of de armen?

Ook al is Judas volgens Johannes een leugenaar die helemaal niet om de armen geeft, Jezus gaat wel serieus op zijn uitspraak in. De armen heb je altijd bij je, deze vrouw doet iets wat je maar één keer kunt doen. Dat is een thema op zich: het eenmalige tegenover het reguliere, het kostbare tegenover het nuttige, of ook: wat de intuïtie ingeeft tegenover wat de rede gebiedt. Of nog anders: wat alleen de enkeling kan doen tegenover wat een vergadering zou beslissen. Het extravagante waar geen kerkenraad ooit voor zou kiezen tegenover wat elke dag moet gebeuren: de zorg voor de behoeftigen waarvoor alleen met zuinigheid en vlijt de middelen beschikbaar komen. Beide hebben hun eigen recht en redenen en ze kunnen maar beter niet over elkaar oordelen.

Saul en Paulus

De evangelielezing is omkranst met Saul en Paulus, die beiden te maken krijgen met wat niet planbaar is. Saul gaat in vervoering raken en kan dán, als hij alle berekening loslaat, doen wat zijn hart hem ingeeft. De Eeuwige heeft hem volgens 1 Samuel 10:1 gezalfd tot vorst, niet over zijn eigen volk, maar over dat van de Eeuwige. We weten uit het vervolg dat hij uit Gods genade zal vallen als de berekening toeslaat en als hij inmiddels leeft alsof hij over zijn eigen toko regeert, als controle het heeft gewonnen van overgave.

Ook bij Paulus gaat het om overgave. Zijn plannen zijn niet uitgekomen. Hij is niet in Korinte langs geweest, terwijl hij die stad had willen bezoeken op een reis die heel anders is uitgepakt. Hij vraagt begrip. De navolging van Christus is maar heel beperkt planbaar – dat is belangrijke stof tot nadenken voor de Veertigdagentijd, als we ons reinigen voor het feest en dus ook onze controledwang afleggen. Volgens Paulus staat vast dat Christus het ‘ja’ in persoon is en dat hij daarin wil delen. Geen berekening, maar overgave: ja!

Deze exegese is opgesteld door Piet van Veldhuizen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken