De geestelijke dimensie

Mocht u de kerkorde als ‘droog en saai’ maar liever als een dicht boekje links laten liggen… dan is deze bijdrage bepaald voor u! Het uitgangspunt, de bedoeling van de regels van de kerk worden hier Bijbels en gelovig, en ook praktisch, uit de doeken gedaan. Een zeer lezenswaardig stuk…!
‘Het wezen van de kerk is geestelijk, het wezen van het recht is wereldlijk’. Het zijn gevleugelde woorden geworden van de Duitse kerkrechtdeskundige Rudolph Sohm, die leefde aan het eind van de 19e eeuw. Kennelijk verwoordde hij hiermee iets dat door velen, in zijn tijd en nóg, herkend wordt. Past het eigenlijk wel bij de kerk, bij waar de kerk ten diepste voor staat, dat kerkrecht?
In goede orde
Het is in elk geval verstandig hier terughoudend te zijn, en zeker niet te hoog in te zetten. De kerkorde is Gods Woord niet. In het kerkrecht in de calvinistische traditie wordt maar heel beperkt verwezen naar de Bijbel. Eén tekst springt er snel uit. Dat is 1 Kor. 14:40: ‘Alles moet op gepaste wijze en in goede orde gebeuren’. Dat lijkt dus simpel, en het suggereert veel vrijheid. Kort gezegd: je moet de zaken netjes regelen.
‘Op gepaste wijze’ legt in de taal van Paulus een relatie tussen wat we in de kerk doen en wat in onze cultuur als geaccepteerde normen geldt. Doe het in elk geval zo dat de kerk niet in opspraak komt! Ook ‘in goede orde’ suggereert in het Bijbelse denken het bestaan van een zekere harmonie tussen de geloofsgemeenschap en de wijdere samenleving. Speel in op de context waarin je als kerk functioneert, ook in je regelgeving. Bijvoorbeeld: in een samenleving die erg gevoelig is voor mogelijke discriminatie, ben je extra voorzichtig in de manier waarop je als kerk omgaat met vrouwen of homo’s.
Maar je zult dus in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland geen Bijbelcitaten vinden, waaruit zou moeten blijken welke ambten we dienen te hebben in de kerk, of welke bevoegdheden een kerkenraad of een generale synode precies heeft. Daar gaan we in zekere zin zelf over. Maar wat is dan de geestelijke dimensie van de kerkorde precies? Waarin is de kerkorde anders – meer! – dan het reglement van een vereniging?
Belijdende kerkorde
De kerkorde is niet alleen een verzameling regels om de orde in de kerk te bewaren. De ‘eigenlijke kerkorde’ – ook wel de ‘romeinse artikelen’ genoemd –, een soort grondwet, is een voluit belijdend document. Er is maar weinig juridisch aan.
Speel in op de context waarin je als kerk functioneert, ook in je regelgeving
Dat begint meteen al in artikel I: de Protestantse Kerk is ‘overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke kerk’. Direct daarna staat dat de kerk leeft vanuit Gods genade, en de opdracht heeft het Woord van de Heer te horen en te verkondigen. Weer iets verder: de Protestantse Kerk belijdt haar geloof in ‘gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht’. En zij weet zich ‘onopgeefbaar verbonden met het volk Israël’.
Ook in volgende artikelen van deze kerkorde vinden we dergelijke belijdende uitspraken. ‘De gemeente, daartoe begenadigd door de Geest, is geroepen tot de dienst aan het Woord van God’ (art. IV). Vervolgens worden die zaken beschreven waarin het hart van het gemeente-zijn aan de orde is: de eredienst, de missionaire arbeid, het diaconaat, de herderlijke zorg en de geestelijke vorming.
Twee denklijnen wil ik hier benadrukken. Eén: de kerk belijdt te leven uit Gods genade. En twee: de gemeente is geroepen. Wat betekent dat voor de orde van de kerk?
Dat wordt duidelijk in artikel V: ‘Om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren is van Christuswege het openbare ambt van Woord en Sacrament gegeven’. Het is immers niet vanzelfsprekend dat de gemeente weet waar haar heil, Gods genade, te vinden is. Evenmin beseft de gemeente vanzelf wel waartoe zij geroepen is. Daarvoor is het openbare ambt van Woord en Sacrament gegeven. Dát bepaalt voor alles de orde van de kerk in geestelijke zin: het Woord moet steeds weer klinken, en de sacramenten mogen steeds weer gevierd worden, zodat wij aan den lijve ervaren wat het betekent te leven van genade en met een roeping.
Het is niet vanzelfsprekend dat de gemeente weet waar Gods genade te vinden is
Centraal daarin staat natuurlijk de zondagse eredienst, maar het klinkt als het goed is ook door in allerlei andere activiteiten van de gemeente, in pastoraat, diaconaat, vorming en toerusting, missionair werk en jeugdwerk, enz. Steeds worden we weer uitgedaagd door het Woord.
En verder?
Dit is de harde kern. Maar in de volgende stap komt de vrijheid van de kerk en haar orde alweer meer in beeld. Want hetzelfde artikel V gaat zo verder: ‘Met het oog op deze dienst onderscheidt de kerk het ambt van predikant, het ambt van ouderling, het ambt van diaken alsmede andere diensten in kerk en gemeente’. De kérk onderscheidt deze ambten en diensten. Zo hebben wij het geregeld.
Maar de kerk zou ook bisschoppen kunnen kennen. Misschien is het voor ‘de goede orde’ (Paulus), dat wil zeggen vanwege de associaties die dat vandaag de dag oproept in onze samenleving, echter maar beter dat wij ze liever classispredikanten noemen.
Op dit moment wordt in de synode diep nagedacht over een ambt van pastor naast de predikant. Het is in de vrijheid van de kerk om zo een vierde ambt in te voeren, als dat met het oog op wat vandaag speelt in kerk en samenleving opportuun geacht wordt.
Anti-hiërarchisch
De kerkorde maakt daarna nóg een belangrijke stap, door direct de nadruk te leggen op de manier waarop wij in de kerk met elkaar omgaan. Je zou dat democratisch kunnen noemen, en dat past dan ook weer goed in onze samenleving. Artikel VI zegt namelijk: ‘Opdat niet het ene ambt over het andere, de ene ambtsdrager over de andere, noch de ene gemeente over de andere heerse, maar alles wordt gericht op de gehoorzaamheid aan Christus, het Hoofd van de Kerk, is de leiding in de kerk toevertrouwd aan ambtelijke vergaderingen’. De kerkenraad, de classis en de synode komen in beeld.
Natuurlijk herkennen we hier de ervaringen die mede tot de Reformatie hebben geleid: machtsmisbruik in de kerk. Dat krijg je ervan als één ambtsdrager het voor het zeggen heeft. Dat willen we niet meer, dus we besluiten altijd in ambtelijke vergaderingen. We zijn ‘anti-hiërarchisch’. Samen moeten we proberen te verstaan wat de Geest ons zegt, en wat dus van ons gevraagd wordt, lokaal, regionaal en landelijk.
Dat we zulke vergaderingen altijd openen met gebed is geen garantie, maar het bepaalt ons er wel bij.
Is dat democratie? Ja en nee. De meerderheid beslist (ord. 4-5-1), dus ja; maar daar staat wel iets voor: ‘zo mogelijk’ wordt ‘met eenparige stemmen’ besloten.
Een synode – of een kerkenraad – is geen Tweede Kamer, waar vaak bij voorbaat al duidelijk is wie tegen zullen stemmen, en dat de meerderheid toch wel voor is. Zo gaan we, omwille van het geestelijk karakter van wat we doen, in de kerk niet met elkaar om. We luisteren goed naar elkaar, en proberen het eens te worden.
Samen luisteren
Uiteindelijk gaat het in de kerkorde, want in de kerk, altijd weer om samen luisteren. Dat doen we in de kerkdienst, maar ook in een kerkenraadsvergadering of bijvoorbeeld in een zitting van het classicaal college voor het opzicht, waarin een klacht tegen een ambtsdrager behandeld wordt. Alles is gericht op het leven uit Gods genade, en het verstaan van de roeping van de gemeente.
De kerk zou ook bisschoppen kunnen kennen…
Ik kan me voorstellen dat iemand verzucht: was het maar waar! Als je misschien al tientallen jaren actief en intensief meedraait in het kerkelijk leven, weet je ook heel andere verhalen te vertellen. Over heerszucht in een gemeente. De weigering echt naar elkaar te luisteren. Over procedures die hopeloos en vruchteloos vastlopen. De praktijk van het samenleven – en samen luisteren – in de kerk is weerbarstig, en soms ronduit beschamend.
Juridisch
De kerkorde is ook een juridisch document. Van ons wordt verwacht dat we ons eraan houden. In procedures zoals die voor het opzicht, vastgelegd in ordinantie 10 en generale regeling 11, is dat extra belangrijk. De kerkorde kent ook uitvoerige bepalingen over de behandeling van bezwaren en geschillen.
Als een gemeentelid moeite heeft met een kerkenraadsbesluit, of als bijvoorbeeld een conflict ontstaat tussen de kerkenraad en het college van diakenen, wijzen zulke bepalingen een route, en als het goed is wordt daaraan strikt de hand gehouden. Je moet daar ook als gemeentelid op kunnen rekenen; dat is een kwestie van rechtszekerheid. Bij zulke vormen van kerkelijke rechtspraak luistert het nauw.
Uiteindelijk gaat het in de kerk, én de kerkorde, altijd weer om samen luisteren
Betekent dat dat aan elke bepaling van de kerkorde altijd tot in haar uiterste consequentie moet worden vastgehouden? Dat denk ik eerlijk gezegd niet. Soms kan het – ook geestelijk! – wijs zijn om wat losjes met de kerkorde om te gaan. Bijvoorbeeld: de kerkorde zegt, in ordinantie 4-8, dat de kerkenraad ten minste zesmaal per jaar bijeen moet komen. Het kan natuurlijk best een keer zo uitkomen, dat het bij vijf vergaderingen blijft. Als je zeker weet dat niemand daar moeite mee heeft, is dat geen probleem. In datzelfde artikel staat dat de kerkenraad telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan opstelt.
Maar het kan best een keer gebeuren dat bijvoorbeeld een fusie van twee gemeenten in het verschiet ligt, en dat voor een beleidsplan voor een kortere termijn gekozen wordt. Eén ding moet daarbij echter wel altijd bedacht worden: als iemand klaagt en het een zaak wordt voor de kerkelijke rechtspraak, dan maakt zo iemand grote kans in het gelijk gesteld te worden. Dan gelden nu eenmaal de regels.
Ik wil maar zeggen: ook in de manier waarop wij met de kerkorde omgaan – meer of soms wat minder strikt – gaat het om die geestelijke kern: het leven van Gods genade, en de roeping van de gemeente.
Dr. Leo Koffeman is emeritus-hoogleraar Kerkrecht en Oecumene van de Protestantse Theologische Universiteit