Menu

None

De ontmoeting met Jezus en innerlijke genezing 

Theologisch drieluik: wat is innerlijke genezing? (deel 2) 

In dit Theologisch drieluik introduceert Henrico ter Beek je in (de dienst van) innerlijke genezing.

Deel 1: triniteit en gemeenschap
Deel 3: Gods heil

Lees ook de reactie van Jan Minderhoud op dit drieluik.

„Zowel rechtvaardiging als heiliging, inclusief ons geloof, zijn een kwestie van participatie in Christus.”

Portret van Henrico ter Beek

Henrico ter Beek

Een tweede antwoord op de vraag ‘Wat is innerlijke genezing?’ luidt: een mens komt – door de Geest! – tot een ontmoeting met de levende en persoonlijke Heer Jezus Christus. We luisteren hiervoor in het bijzonder naar de theologen Andrew Purves en Robert W. Jenson. 

Een werkelijke en aanwezige Jezus 

Leanne Payne, een belangrijke vertegenwoordiger van de dienst van innerlijke genezing, leerde al op jonge leeftijd van haar moeder dat alleen een ‘werkelijke en aanwezige Jezus’ kan redden in situaties van levensnood. Andrew Purves (1946) onderstreept dit. Hij wordt niet moe om te midden van een overwegend liberale praktische theologie de centrale rol van de levende en (dus) handelende persoon van Jezus Christus te benadrukken. Purves verwerkt, via zijn leermeester T.F. Torrance en uiteraard op eigen wijze, vooral de theologie van Karl Barth, waarin de christologie centraal staat. 

In het eerste luik benadrukte ik het belang van de triniteitsleer voor een theologie van innerlijke heelwording. Dat betekent onder andere dat er niet over Gods aanwezigheid en handelen hier en nu kan worden gesproken buiten de persoon van Jezus Christus om. Het is dus terecht dat Purves de schijnwerpers richt op Jezus Christus, en wel als de Levende Heer. 

Jezus Middelaar 

Purves benadrukt dat Gods genade blijkt in de zending van zijn Zoon, Jezus Christus. Dat is het centrum van heil, redding en dus ook van innerlijke genezing. Jezus Christus is middelaar tussen God en mens. Dat betekent dat er niet slechts vergeving van zonden is door het middel van het lijden en sterven van Jezus. Heil is gelegen in de persoon van Jezus Christus en in onze vereniging met Hem. Daarin komen wij tot gemeenschap met God de Vader. Het komt dus aan op de persoonlijke ontmoeting met de levende Heer, Jezus Christus. Dit is ook een centraal gegeven in de dienst van innerlijke genezing.  

De genade van God in Jezus Christus blijkt vooral in de aard van Jezus’ handelen waarop Purves wijst: zijn compassie. 

Het is ook troostrijk – want genadig – dat Jezus Christus ook middelaar is in de beweging van mens tot God. Dat betekent dat ook ons antwoord van geloof en (heilig) leven geborgd is in diezelfde vereniging met Christus. Zowel rechtvaardiging als heiliging, inclusief ons geloof, zijn een kwestie van participatie in Christus. Hij heeft alles volbracht. Daarbinnen – oftewel in Hem – is ons handelen, leven en geloof besloten. 

Vervolgens blijkt de genade van God in Jezus Christus vooral in de aard van Jezus’ handelen waarop Purves wijst: zijn compassie. Jezus is helend aanwezig omdat Hij nabij is, solidair, meelevend. Hij is innerlijk bewogen door het lijden van anderen, Hij lijdt mee, draagt het lijden zelf. Vanuit compassie treedt Hij in relatie met mensen en heeft Hij aandacht voor de gehele mens in diens specifieke levenssituatie en context. De levende Heer, Jezus Christus, is werkelijk God-met-ons en dat geneest het hart. 

Risico aan een sterke christologie 

Er is echter ook een risico aan de exclusieve concentratie van Gods handelen in Jezus Christus. Een te sterke christologie heeft de neiging om te spreken in een taalveld van volkomenheid. Jezus Christus is immers de opgestane die ten hemel gevaren is en regeert aan de rechterhand van God. Hij heeft de volkomenheid van het heil verkregen – reden om over heil te spreken in termen van redding, genezing, heelheid, enz.  
Er lijkt in dit theologische discours echter weinig te kunnen worden gezegd over Gods aanwezigheid en werkzaamheid buiten de ervaring van volkomen genezing. Zo constateert Purves dat we leven in een ambigue tussentijd en spoort hij mensen aan zich te richten op Jezus Christus, maar een mens die Jezus noch zijn heilzame aanwezigheid ervaart, kan zich verloren voelen. 

Ik pleit voor taalgebruik dat pneumatologische procesmatigheid omvat en ruimte geeft aan Gods gebruik van (sacramentele) middelen.  

De Geest en het leven 

Om theologisch plaats te maken voor Gods werk in de geschiedenis, in het concrete leven van gebrokenheid en in geleidelijke processen, is aandacht voor de eigen personaliteit van de Geest nodig. Er is gesuggereerd dat de traditie waarin Purves staat hierin aarzelde mede als reactie op liberale theologie. Men zou vrezen dat dit Jezus Christus uit zijn centrale positie kon verdringen.  

Robert W. Jenson pleit voor de benodigde onderscheiden identiteit van de Geest. Hij stelt dat de drie personaliteiten van God Drie-enig de polen van de tijd bezetten waarbij de Geest de kracht van God is die werkt vanuit en naar de toekomst. Hij is het einde van al Gods wegen en anticipeert in het heden op de toekomst. Dat betekent dat de Geest werkt in de geschiedenis en dus ook in het geschieden.  
De Geest is ruach: adem. Hij leidt de geschiedenis, vooral door het woord van de profetie. De Geest is leven en levendigheid. Hij is Gods leven dat werkt in het geschieden van het menselijke leven.  

Voor de duidelijkheid: het is de Geest van Jezus; Hij bouwt een brug tussen Jezus en de mens, maar Hij doet dat juist in het proces en de onvolkomenheid. Ik meen op te merken dat in evangelische en charismatische kringen overwegend in christologische termen van volkomenheid wordt gesproken en pleit voor taalgebruik dat pneumatologische procesmatigheid omvat en – behorend bij de aard van de Geest – ruimte geeft aan Gods gebruik van (sacramentele) middelen.  

Een mens valt niet uit Gods hand. 

Hier mag de stem van J.P. Versteeg klinken. Hij stelde terecht dat er sprake is van één eschaton dat gerealiseerd is in de verhoogde Christus als kyrios en gerealiseerd wordt door de Geest in de gemeente. Dit creëert ruimte voor het ontdekken van Gods werkzaamheid niet alleen in heil en genezing, maar ook te midden van de concrete gebrokenheid van het bestaan en de onvolkomenheid van een voortgaand proces. Een mens valt niet uit Gods hand. 

Jezus en de Geest 

Ten slotte, ook in een focus op de christologie kan een opening liggen naar de pneumatologie als Jezus Christus als levende en daarom dynamische persoonlijkheid wordt beschouwd. Hij is geen idee of principe, maar in zijn leven licht de Geest op. Ook al is het van belang om Christus en Geest theologisch te onderscheiden, aandacht voor de verbondenheid is noodzakelijk. 

Met een basis in deze eerste twee delen van dit drieluik, waarin we de communicatieve gemeenschap met God en de ontmoeting met Jezus als kern van innerlijke genezing hebben gesignaleerd, voltooien we dit drieluik in het volgende deel met een blik op de ervaring van Gods heil. 

Henrico ter Beek is theoloog en predikant. Hij studeerde theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en Vrije Universiteit Amsterdam, en promoveerde op innerlijke genezing en theologie.  

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken