Menu

None

‘De vraag zou moeten zijn: waar is Jezus Christus aanwezig?’

Interview met Andrew Root over jongeren en de kerk

Foto Andrew Root
Fotograaf: Leonard Walpot

De HGJB, een jeugdwerkorganisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, lanceert deze maand het nieuwe magazine Drijfveer. Voor het eerste nummer sprak redacteur André Groenendijk met de Amerikaanse theoloog Andrew Root over jongeren, geloof en de kerk. Lees hieronder het interview.

Het jeugdwerk in de kerk staat onder druk. Veel gemeenten worstelen met de vraag hoe ze tieners en jongeren betrokken kunnen houden bij geloof en kerk. Het wekt een gevoel van urgentie. Initiatieven om jonge generaties aan te spreken zijn er dan ook in overvloed. Tegen die achtergrond heeft de Amerikaanse theoloog Andrew Root een tegendraadse boodschap: ‘God is aan het werk in ervaringen van verlies en dood: daar brengt Hij een verandering teweeg. Maar dat leidt niet altijd tot 10% groei.’

Drijfveer

We spreken Andrew Root als hij enkele dagen in Nederland is naar aanleiding van de verschijning van zijn boek Wachten op God. Op het programma staat onder andere een ontmoeting met als thema ‘Jong in de kerk’, waar hij de kracht van verhalen in de kerk zal onderstrepen. Ook in dit gesprek komt hij hierop terug: ‘Verhalen heeft de kerk in overvloed.’

Hoe bent u zelf als jongere opgegroeid in de kerk en welke invloed hebben uw eigen ervaringen op uw werk als theoloog?

‘Ik ben opgegroeid in een conservatieve Lutherse gemeente. Deze gemeente had een klassiek Amerikaans jeugdwerkprogramma, met uiteraard de belijdenisgroep, maar ook een jeugdgroep voor middelbare scholieren en allerlei uitstapjes. Er was een jeugdwerker die heel belangrijk was in mijn leven. We hadden een sterke band, hij toonde interesse in wat mij bezighield en hij speelde een belangrijke rol in de roeping die ik voelde toen ik een jaar of 14 was. Ik was dus een soort nerdy church kid: ik vond het heerlijk om naar de kerk te gaan. Als jongere was ik al actief in het jeugdwerk en ik leidde een bijbelprogramma voor kinderen in de zomervakantie. Voor mij waren die band met de jeugdwerker, het worstelen met grote vragen die ik zelf had en de roep om zelf actief te worden in het jeugdwerk sterk met elkaar verbonden. Dat heeft mijn leven in een bepaalde richting gestuurd.

Ik was dus een soort nerdy church kid: ik vond het heerlijk om naar de kerk te gaan

Tijdens mijn studie werkte ik in Los Angeles voor een kerk die in verbinding wilde komen met de jongeren uit de buurt. Die jongeren kwamen bij de kerk omdat de trappen van de kerk ideaal waren om op te skateboarden. De kerk zag dit als een kans en dus huurden ze mij in om een brug te vormen tussen deze jongeren en hun eigen jeugdwerkprogramma. Uiteraard waren deze jongeren helemaal niet geïnteresseerd in dat programma. Ze waren meer geïnteresseerd in het verkopen van drugs op het terrein van de kerk. Bovendien waren ze onbeleefd en bekladden ze de eigendommen van de kerk. En toen ging de kerk van “God heeft deze jongeren hierheen gestuurd, wij moeten er voor hen zijn” naar “ze hebben geen recht om hier te zijn, ze moeten zich goed gedragen voor ze bij ons mogen horen.”

Dat zette me aan het denken: van wie is deze kerk eigenlijk? Van de jongeren die vanuit de flatgebouwen waar ze wonen de kerk zien staan, of van de mensen die hier helemaal niet in de buurt wonen, maar wel betalen voor de kerk? Er werd van mij verwacht dat ik de coole jeugdwerker was waar de jongeren achteraan zouden lopen, maar daar hadden ze helemaal geen zin in. Wat is dan het doel van mijn relatie met deze jongeren? Waar is God aanwezig in de levens van deze jongeren? Dat zijn de grote vragen die ik in mijn boeken stel.’

Er werd van mij verwacht dat ik de coole jeugdwerker was waar de jongeren achteraan zouden lopen, maar daar hadden ze helemaal geen zin in

Hoe ontdek je dan waar God aanwezig is en wat Hij van ons vraagt?

‘Door de jaren heen vond ik wat ik over deze vraag geleerd had steeds meer tekortschieten. Het werd heel subjectief, gericht op emoties. Of het werd juist heel leerstellig: “ik geloof deze vier dingen, en daarom kan ik het weten.” In mijn werk probeer ik een visie te ontwikkelen op hoe God handelt in ons leven. Ik bouw daarin op het werk van Dietrich Bonhoeffer: Jezus Christus is concreet aanwezig waar mensen elkaar ontmoeten, in de gemeente. En Luthers theologie van het kruis is belangrijk voor mij: God is aanwezig waar wij elkaars lasten dragen.

Natuurlijk dragen mensen elkaars lasten ook buiten de kerk, bij de lokale voetbalvereniging bijvoorbeeld. In het kruis en de evangelieverhalen ontdekken we dat God dichtbij komt in lijden en gebrokenheid. Hij komt dichtbij om in de diepten van ons leven te delen. De kerk heeft de belangrijke taak om te verkondigen dat Christus werkzaam was wanneer je daarvan iets ervaren hebt: iets dat je veranderd heeft, dat verlossend was. Waar dat ook gebeurt. De kerk heeft geen controle over de Geest die deze verlossingsdaad verricht.’

U schetst een prachtig beeld van de kerk als de plaats waar we elkaar lasten dragen, maar de praktijk is vaak weerbarstig. We leven in een individualistische tijd, en mensen voelen zich vaak helemaal niet in de eerste plaats een onderdeel van de gemeente. Ze zijn liever onafhankelijk.

‘Dat klopt. De grote uitdaging is dat ons voorstellingsvermogen zo is gevormd dat de gedachte dat er een levende God is, die ons roept, ons vreemd in de oren klinkt. Het gaat in tegen de manier waarop we leven. Die manier van leven heeft ook invloed op hoe we naar de kerk kijken. We zien onszelf als een individu met bepaalde interesses en belangen, en een in onze ogen goede kerk komt daaraan tegemoet. We moeten de vraag stellen naar het waarom van de kerk. Is de kerk er om de religieuze en spirituele behoeften van mensen te bevredigen, of om elkaars lasten te dragen en elkaar te troosten?

Is de kerk er om de religieuze en spirituele behoeften van mensen te bevredigen, of om elkaars lasten te dragen en elkaar te troosten?

De eerste decennia van de 21ste eeuw zijn behoorlijk triest: mensen zijn verdrietig en eenzaam. Dat komt deels doordat mensen nergens terecht kunnen met hun verlieservaringen. Sociale media zijn vreselijk als je met verlies te maken hebt. Je zegt “mijn vader is overleden”, en je wordt overladen met verdrietige emoji’s en berichtjes, maar er is niemand die echt naast je staat. De kerk kan dan een gemeenschap zijn die om mensen heen staat in hun verdriet. Ik weet alleen vrij zeker dat dit niet gaat leiden tot exponentiële groei. En dat is de uitdaging: hoe leren we af om in termen van “groei” te denken?

Als je naar de levens van mensen kijkt, dan zullen ze niet zo snel geneigd zijn om te zeggen dat God er was toen ze meer kregen. Nee, God was er toen mijn collega voor me klaarstond en mijn gemeente voor me bad toen mijn moeder stierf en ik niet wist wat ik moest doen. God is aan het werk in die ervaringen van verlies en dood: daar brengt Hij een verandering teweeg. Maar dat leidt niet altijd tot 10% groei.’

Veel gemeenten zijn zoekende in het jeugdwerk. Jongeren haken af, en ze willen er alles aan doen om dat te voorkomen. De neiging is dan om heel veel te gaan ondernemen. U zegt juist dat de kerk moet wachten op God. Hoe kom je zo ver om precies het tegenovergestelde te doen van wat je geneigd bent te doen?

‘Mensen haten het om te wachten, zeker in onze tijd. Alles is erop gericht om te krijgen wat we willen zonder te wachten. Wij, en zeker jonge mensen, halen “willen” en “nodig hebben” door elkaar: “ik heb nieuwe schoenen nodig, ik moet naar dat concert.” Ik begrijp dat je dat wil, maar het is niet een behoefte zoals wanneer je bidt om dagelijks brood. Maar als je willen en nodig hebben door elkaar haalt, wordt wachten een probleem. Dit is onderdeel van de consumentencultuur waar we in leven, en Silicon Valley doet er alles aan om het “wachten” uit het “willen” te halen.

Cover van Wachten op God

Mensen zeggen: “het gaat over mijn kinderen. Jij vertelt me dat ik moet wachten terwijl het huis in brand staat en mijn kinderen erin zitten.” Ik begrijp die zorgen, ik heb zelf kinderen van 20 en 17, maar het is goed om ons af te vragen met welke crisis we eigenlijk te maken hebben. Wij denken dat onze crisis is dat we als kerk in een neerwaartse spiraal zitten, en die manifesteert zich het sterkst onder onze jongeren.

Als we zeggen dat het slecht gaat met onze kerk omdat er weinig jongeren zijn, word ik sceptisch. Ik denk dat veel mensen jongeren in de kerk willen omdat dat een teken is van institutionele vitaliteit. We krijgen ineens belangstelling voor jeugdwerk omdat we belang hebben bij een jeugdige kerk. De aanwezigheid van jongeren geeft ons het gevoel dat het wel goed zit met onze kerk. We voelen dan niet echt de noodzaak om er te zijn voor deze jonge mensen. We willen niet de jeugd, maar de jeugdigheid.

We krijgen ineens belangstelling voor jeugdwerk omdat we belang hebben bij een jeugdige kerk

We vergeten vaak dat een mens bepaald wordt door de relaties die zij heeft. Als mensen wezenlijk relationele wezens zijn, dan kan het simpelweg niet zo zijn dat er geen kinderen in de gemeente zijn. Er is een grootmoeder die zich zorgen maakt om haar kleindochter en ze wil dat de gemeente voor haar kleindochter bidt. Ze wil vertellen hoe belangrijk haar kleinkinderen voor haar zijn. In die zin maken haar kleinkinderen deel uit van de gemeente. Er schuilt meer geloof en trouw in het omringen van deze grootmoeder en haar relatie met deze kinderen dan in de gedachte: “hoe kunnen we deze kinderen in de gemeente krijgen en ze opsluiten in een zaaltje waar we een jeugdwerkprogramma draaien dat ons eigenlijk helemaal niets kan schelen.”’

Hoe kunnen we jongeren in deze tijd raken met het evangelie?

‘Er zijn ervaringen waarin we ons aangesproken voelen, waarin we ons diep verbonden voelen met iets wat ons overstijgt. Je wordt geraakt door kunst in een museum, door de natuur in de bossen of de bergen. Deze ervaringen zijn echter diep begraven onder het gesloten wereldbeeld van onze tijd. We kunnen het heel lang volhouden zonder ook maar één keer aan God te denken. Ook mensen die naar de kerk gaan kunnen leven alsof God niet daadwerkelijk aanwezig is. Daarom maken ze zich zo’n zorgen over de kerk: ze denken dat het aan hen is om de kerk te redden.

Ook mensen die naar de kerk gaan kunnen leven alsof God niet daadwerkelijk aanwezig is

Onze tijd is geobsedeerd door het verlangen om gelukkig te zijn. Hoe meer je echter gelukkig probeert te zijn, hoe minder je het bent. Deze manier van denken wordt onderbroken in het lijden, in het kruis. Wanneer je je lijden en zorgen omarmt en erkent dat je op deze manier nooit gelukkig zult zijn, dan zul je in dat lijden een aanwezigheid ontdekken. En die aanwezigheid is de gekruisigde Christus, die leven aan je wil geven.

Dit kun je echter niet alleen: je hebt mensen nodig die met je oplopen. Dit is het hart van de kerk en het hart van jeugdwerk: wanneer de diepte van onze menselijke ervaring geraakt wordt en we verdriet te dragen hebben—en dit overkomt ieder mens—dan is er een manier om dat te benoemen, het te ondergaan en te ontdekken wat we daar vinden. En we zeggen niet tegen jongeren dat alles opgelost wordt wanneer ze dit doen. Maar dit is wel de manier waarop de kerk het doet: het verlies onder ogen komen met de verhalen, de teksten, de liturgie.’

Waarom komen jongeren dan met hun problemen zo vaak niét naar de kerk?

‘Het is vreemd. Mensen zijn druk, moe, burn-out. Je zou denken dat ze snakken naar een kerk die een plaats is van rust, stilte en contemplatie. Gewoon de liturgie ondergaan en een uurtje in de week, temidden van alle drukte, even op adem te komen. Maar het tegenovergestelde is waar. Drukke mensen zoeken een drukke kerk, waar van alles gebeurt en er veel activiteiten zijn. De kerk zou een plek kunnen zijn waar jonge mensen op adem komen, maar op de een of andere manier hebben mensen het gevoel dat als ze zich niet goed voelen, de kerk wel de laatste plek is waar ze zouden moeten zijn.

Wachten op zichzelf is niet goed. We hebben een nieuwe verbeeldingskracht nodig, een nieuw beeld van waar we heen gaan en waar we op wachten. En daar heb je verhalen voor nodig. Met een nieuw verhaal ga je nieuwe dingen zien. En verhalen heeft de kerk in overvloed. In de Bijbel, in de geschiedenis van de kerk, maar ook de verhalen van de mensen in de gemeenschap. Zelfs als er alleen maar twaalf oude mensen zijn, zijn er ontzettend veel boeiende verhalen. En door het horen van die verhalen kunnen we ons leven anders gaan zien.

We moeten creatief zijn om ervoor te zorgen dat jonge mensen deze verhalen horen. Zij hebben getuigenissen nodig. En dan niet de standaardverhalen, de succesverhalen, maar de verhalen van mensen die worstelen met God en met de zin van het leven en met hoe God dan aanwezig is in hun verlieservaringen. Het wachten waar ik op doel is het wachten om elkaars verhalen te horen.     

Het wachten waar ik op doel is het wachten om elkaars verhalen te horen

We moeten in de kerk de ruimte scheppen waar mensen hun verhalen kunnen delen. Voordat jonge mensen zelf hun verhaal kunnen vertellen, zullen ze eerst veel verhalen van anderen moeten horen. Zo krijgen zij de taal aangereikt om hun eigen verhaal te vertellen. Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor ouderen.’

Wanneer er in een gemeente een avond is over jeugdwerk, zijn veel ouderen afwezig. Dat werkt demotiverend voor jeugdwerkleiders, maar er zit vaak een triest verhaal achter. Ouderen zijn eraan gewend geraakt te horen dat hun tijd voorbij is en dat ze er niet meer toe doen.

‘De jeugdwerkleider moet tijd doorbrengen met jongeren, maar net zo veel met ouderen. Luisteren naar hun verhalen en dan zeggen: “Dat is zo mooi, dat moet je aan onze jongeren vertellen!” En dan help je hen om de kloof te overbruggen en hun verhaal te vertellen. Daar moet je de ouderen wel voor leren kennen. Een van de redenen waarom ouderen zich verzetten tegen verandering in de kerk is dat zij het gevoel hebben niet gehoord of erkend te worden. Zij krijgen te horen dat ze niet langer relevant zijn, dat ze niets meer te bieden hebben. Maar zij hebben de kerk net zo goed nodig, en ze denken: “Ik houd hieraan vast, ik heb hier veel gezien, ik ben hier vaak geweest.”

Het luisteren naar de verhalen van mensen is ook een manier om hen daarin te waarderen, te erkennen dat zij van groot belang zijn geweest voor de gemeenschap, en dat ze onderdeel zullen zijn van wat er ook maar komt. En ik wed dat ze dan meer dan bereid zijn om alles wat nodig is op te offeren om ervoor te zorgen dat de gemeente trouw blijft aan haar roeping. Voor je het weet worden ze je grootste pleitbezorger.’    

Andrew Root
fotograaf: Leonard Walpot

Andrew Root (1974) is hoogleraar jeugd- en gezinswerk aan Luther Seminary in St Paul, in de Verenigde Staten. Zijn vrouw is voorganger van een kleine kerk in Minneapolis, samen hebben zij twee kinderen van 20 en 17 jaar. Root schreef een groot aantal boeken over jeugdwerk en kerk in een seculiere tijd. In zijn boeken legt Root de nadruk op de aanwezigheid van Christus in lijden en gebrokenheid. Hij is kritisch op de hedendaagse focus op groei, ook in de kerk. Onlangs verscheen in Nederlandse vertaling zijn boek Wachten op God.

André Groenendijk

André Groenendijk is theoloog en filosoof. Hij werkt als gemeenteadviseur bij de HGJB en als freelance schrijver/redacteur.

Wil je meer lezen uit Drijfveer? Bestel hier een exemplaar.  

Relevante boeken

De inspiratie van ruimzinnig pionieren


Relevante artikelen

Wellicht ook interessant

None

Gender en Geloof. Het is maar wat men een begaanbare weg vindt.

Wanneer een onderwerp om allerlei redenen, moreel, esthetisch, politiek-maatschappelijk, medisch-ethisch, controversieel is moet men rekening (willen) houden met een grote mate van waardendiversiteit. Ik overdrijf niet, denk ik, als ik genderkwesties betitel als zo’n controversieel onderwerp. De meningen, gevoelens, intuïties zijn verdeeld over wat het is, over hoe het ontstaat en of er iets aan gedaan kan/moet/mag worden. Hoe het hele fenomeen beoordeeld moet worden is geen gedane zaak.

Lachende vrouwen
Lachende vrouwen
Basis

Reflecties op CSW69: Samen op weg naar gendergelijkheid en empowerment

In maart 2025 vond in New York de 69e zitting plaats van de VN-Commissie inzake de Status van de Vrouw (CSW69). Deze editie viel samen met een bijzonder jubileum: de dertigste verjaardag van het historische Beijing Declaration and Platform for Action (1995), beter bekend als de Beijing+30. Een mijlpaal die oproept tot reflectie: hoe staat het wereldwijd met gendergelijkheid, en waar stokt de vooruitgang? Theoloog Thandi Soko-de Jong was aanwezig als lid van de referentiegroep Gender Justice van de Wereldraad van Kerken. In dit verslag deelt zij haar indrukken.

Nieuwe boeken