Die Here is en levend maakt
In het themanummer over de Geest beginnen we bij de Bijbel – hoe spreekt de Bijbel over de Geest? waar lezen we van die Geest? wat brengt die Geest ons, de mensen?
Een veelvoorkomend misverstand is dat de Heilige Geest pas met Pinksteren op het toneel verschijnt. Niets is minder waar. In vogelvlucht daarom het volgende overzicht.
1. De Geest als schepper en gever van leven
De Geest doet leven. De brede achtergrond van het begrip geest ligt in de verbinding met leven en adem (‘ruach’ en ‘pneuma’). De oorspronkelijk betekenis van adem is nooit geheel verloren gegaan. Geest is dat waardoor iets of iemand levend is. De Geest komt in het Oude Testament voor als de Geest van God, die tot leven brengt (Genesis 2:7). Het is datgene waardoor een wezen beweegt, ademt, tot leven komt. De Geest van de Heer is daarmee de kracht die van buitenaf op mensen valt en ze aangrijpt.
Een mooi voorbeeld wordt gegeven in Psalm 104: 29-30. De Geest van God wordt benoemd als het geheim, dat de natuur tot leven brengt en waardoor jong groen uitspruit. Het is wat later door Calvijn breder werd uitgewerkt, wanneer hij spreekt over de ‘geheime werking’ van de Geest in de natuur.
Het geheim, dat de natuur tot leven brengt en jong groen doet uitspruiten
Deze Geest werkt niet alleen in de schepping, ze werkt ook in wat wij geschiedenis noemen. De Geest wekt tot leven, maar verstrooit ook. Een aansprekend voorbeeld van deze werking vinden we in Exodus 15: 8-10, waar de verlossing van het volk Israël en de ondergang van de achtervolgende Egyptenaren in de kolkende zee wordt verbonden met Gods adem.
2. De Geest als kracht tot bevrijding
Dat brengt ons bij een tweede karakteristiek van het werk van de Geest: een kracht tot bevrijding. Van enkele van de richters of rechters lezen we dat de Geest des Heren op hen viel. (Richteren 3:10; 6:34, 11:29.) De Geest is een kracht die in staat stelt tot wat wij in onze tijd zouden betitelen als charismatisch leiderschap. Charismatisch suggereert tegenwoordig dat er sprake is van een persoonseigenschap, maar die gedachte is volkomen vreemd aan de gehele Bijbel. De Geest van God is geen vast bezit van mensen.
De Geest kan ook weer wijken. Over Simson lezen we dat de Here van hem was geweken (Richteren 16:20). Verder is er sprake van een directe verbinding tussen die bevrijdende werking van de Geest en het verschijnsel profetie. De Geest is de Geest van de profetie (Numeri 11:17-30). Als de Geest van de Heer Saul aangrijpt, begint hij te profeteren (1 Samuël 10:10-11 en 1 Samuël 19: 23-24). Daarbij valt op dat de verschijning van de Geest buiten de oevers kan treden van het gebruikelijke en betamelijke. Van Saul lezen we dat hij in geestvervoering raakt en een hele dag en nacht naakt neerligt (1 Samuël 19:24). De Geest heeft iets wilds, drijft over grenzen heen. Kennelijk is dat soms nodig. In het geval van Saul rust het hem toe om met kracht en lef op te treden. Als de Geest mensen aanraakt, begint er wat te tintelen. De persoonlijke bekrachtiging (‘empowerment’) is het middel, en het heeft een effect voor de gemeenschap, de buurt, de politiek.
3. De Geest zet vrij en maakt tot persoon
De Geest zet vrij en geeft ruimte. In de daad van zijn scheppen doet God meer dan dat hij simpelweg een uitbreiding geeft aan wat in Hem zelf aanwezig is. Er wordt een andere werkelijkheid opgeroepen, niet als uitvloeiing van God, maar als een daad van zijn wil. Dat wordt in de Bijbel gemarkeerd door de uitdrukking: ‘En God zei’. Het is het refrein in Genesis 1, de terugkerende gongslag die ons indachtig wil maken dat hier iets nieuws gebeurt. Vrij en frank staat die schepping nu vóór Hem.
Als God schept, ontstaat er iets dat niet-God is. Dat geldt ook in de verlossing. Als God door zijn Geest een mens tot geloof in Christus brengt, dan worden we niet een beetje God, geen verlengstuk van God. Het is wel een vorm van samen-zijn met Christus, of zo men wil een aanraking door Christus. Het is een nabijheid en betrokkenheid die bepalend wordt. De nabijheid heft de andersheid niet op. Van symbiose of inkapseling is geen sprake.
Als de Geest mensen aanraakt, begint er wat te tintelen
De Geest zet vrij. Dat gebeurt al met de schepping. Scheppen is een ruimte maken, en in die ruimte de dingen tot aanzijn roepen en daarmee vrij zetten. ‘En God zag dat het goed was’. Dat is in taal gesproken een groot ‘ja’, een beaming van het gemaakte. Dat vrij zetten en tot eigenheid oproepen vindt een hoogtepunt in de schepping van de mens. Het vrijzetten betekent ten aanzien van de mens dat God ons aanroept in de verwachting van een antwoord. Dat is het begin van ons persoon zijn. Die personaliteit begint ermee dat wij zelf ‘ja’ zeggen tegen God.
4. Jezus als drager van Gods Geest
De Bijbel vertelt ook dat het leven dat God schonk, geschonden is. De schending ligt in het wantrouwen dat de mens heeft binnengelaten. Dat is de breuk, de vertrouwensbreuk die in de zending van Jezus te lijf wordt gegaan. Het is niet zonder reden dat de apostel Paulus heel de verschijning en geschiedenis van Jezus Christus kan samenvatten onder dat ene woord ‘ja’ (2 Korintiërs 1:19). Het verhaal van Oude en Nieuwe Testament is dat God zijn ‘ja’ doorzet.
Aan de oorsprong van het leven van Jezus staat dit goddelijk initiatief. Het is een nieuwe, unieke daad van Gods leven brengende Geest. En het is die Geest die op Jezus rust en die hem leidt, ook door de diepten heen, tot op het kruis. De verzoekingen in de woestijn (Marcus 1:12-13; Lucas 4:1-13) laten zich uitleggen als een weg, parallel aan die van de eerste Adam, maar met een andere uitkomst.
De komst van Jezus is een nieuwe, unieke daad van Gods leven brengende Geest
Daarin blijkt Jezus de ware Zoon te zijn. Zijn weg is er één van volgehouden aanhankelijkheid en vertrouwen. In het Nieuwe Testament wordt dat ‘ja’ van Jezus jegens God mede expliciet in verband gebracht met het werk van de Geest in Hem. Jezus wordt in de evangeliën beschreven als de geestdrager bij uitstek. In de kracht van die Geest gaat hij het land door, brengt de boodschap van een nieuwe heilrijke ordening, die op doorbreken staat.
Wat we bij Marcus aantreffen, zien we ook bij Matteüs en Lucas. Jezus doet tekenen die verwijzen naar het koninkrijk van God, ofwel een bestaan waar het heil van God doorbreekt, dat de mensen weer terugbrengt naar liefde en aandacht voor Gods gebod. Zo wordt het leven gediend en God geprezen.
Tegelijkertijd moeten we ook hier zeggen dat die beweging ten goede, naar het leven toe, allerlei tegenkracht oproept. De macht van Gods tegenstander, de Satan, wordt weliswaar teruggedrongen, maar roert zich nog geducht. Als God werkt, roept dat protest op, van machten, afgoden en idolen. Die willen ons voor zich zelf hebben en laten ons tenslotte leeg achter.
5. De Geest verbindt met Christus
De Geest betrekt de mensen op de Vader en de Zoon. We kunnen zeggen: dat is zijn toebrengend werk. De Geest vraagt geen aandacht voor zichzelf, maar leidt ons naar Jezus Christus en de Vader van Jezus Christus. In het evangelie van Johannes is dat verder uitgewerkt in de figuur van de voorspreker (parakleet), meestal de trooster genoemd. Parakleet wil zeggen: de erbij geroepene – het kan een advocaat zijn, die een pleidooi voert, die het woord neemt ten gunste van een beklaagde. En in die functie van iemand die voor je in het krijt treedt, kan ook de vertaling van trooster gebruikt worden. De Geest is de trooster die actief het werk van de Zoon toepast en uitwerkt voor degenen die in de wereld zijn. De Geest is de macht die nu in de geschiedenis mensen leidt, terecht wijst, ze tot inzicht brengt.
6. De Geest als kracht tot vernieuwing
De Geest maakt wat in Christus gegeven is, beschikbaar voor ons, zodat het in ons leven effect heeft. We kunnen ook zeggen, dat Christus zelf de genadegave is (1 Korintiërs 1:30; 1 Petrus 4:10), die in het werk van de Geest wordt geschonken. In een veelvoud van werkingen, krachten en gaven komt wat er in Gods erbarmen besloten ligt, nu al open te liggen. De Geest legt de relatie of de brug tussen Christus en ons.
De Geest is de macht die nu in de geschiedenis mensen leidt
Dat betekent dat er kracht en leven vrij komt voor verandering ten goede. In onze relaties naar andere mensen, in de blik die we op onze wereld hebben, de politiek, in de manier waarop we omgaan met bezit, met eten, met dieren, met Gods goede schepping en ons lichaam. Hij wil er wonen. In feite is dat charismatische vernieuwing. Charismatische vernieuwing is alles wat met doorwerking van de leven gevende Geest van Christus te maken heeft: doorgang geven aan wat Christus geschonken heeft, tot op de bodem van het bestaan. Dat gaat niet zonder strijd.
In de eerste brief van Paulus aan de gemeente te Korinte (1 Korintiërs 1-6) vinden we daarvan een mooi voorbeeld. In die gemeente bestond tweedracht en zelfs conflict. Niet alles was er pluis. En toch zegt Paulus: ‘Weten jullie dan niet dat de Geest in jullie als gemeente woont? Jullie zijn lichaam van Christus. Handel er dan ook naar!’
Kees van der Kooi is emeritus-hoogleraar Systematische Theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij werkt nu op het grensvlak van theologie en economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.