Menu

Basis

Een zaak van dood en leven

Bijbelwetenschappen

1e zondag van de Veertigdagentijd (Deuteronomium 5:6-21, Psalm 81, Romeinen 10:8-13 en Lucas 4:1-13)

Als het leven eenvoudig was, dan was de Bijbel een stuk dunner. Maar omdat het leven vol is van vragen – alledaagse, existentiële, en alles daartussenin – is er ook veel meer in de Bijbel te vinden. De teksten van deze zondag snijden met heel alledaagse vragen als ‘Wat ga je eten?’ de meest existentiële vraag aan: Wat is het doel van ons leven?

De evangelielezing uit Lucas zet de toon voor deze eerste zondag van de Veertigdagentijd. Jezus is vervuld van de heilige Geest, die Hem meeneemt de woestijn in. Weg van de Jordaan, uit Galilea, waarnaar Hij straks weer terugkeert, ‘gesterkt door de Geest’ (4:14). In die Jordaan was Jezus kopje-onder gegaan, maar niet verdronken. Het water was er niet om de dood te geven, maar juist om te laten zien dat God, door dit doodswater heen, het leven als doel heeft voor Jezus en al die anderen die gedoopt werden (3:21-22).

In hoofdstuk 4 komt de duivel om de hoek kijken. Hij en Jezus raken verwikkeld in een merkwaardig ‘spel’ van Bijbelcitaten en exegeses. Het is echter geen spel, maar een zaak van dood en leven. Want niet zozeer is belangrijk uit welk bijbelboek wordt geciteerd (voor wie het wil nazoeken: Psalm 91 en Deuteronomium 6 met name), als wel de kern van de teksten.

Brood en geboden

De eerste proeve gaat over brood. Een steen (Gr.: lithos) moet in brood (Gr.: artos) veranderen. En Jezus, die later zichzelf zal breken als Brood voor allen, en die het Levende Water is waarvan we kunnen drinken, gaat ondanks zijn honger (4:2) niet in op de alledaagse kant van de vraag. Hij steekt door naar de existentiële vraag eronder: Wat is het doel van eten, van het tot je nemen van iets? Dat is leven. En leven doe je niet van brood alleen, maar van veel meer, ‘van alles wat de mond van de Heer voortbrengt’ (Deuteronomium 8:3), van het onderhouden van Gods geboden.

Daarom is het mooi om vandaag ook de Tien Woorden te lezen (Deuteronium 5:6-21). Zij zijn niet bedoeld voor de dood, maar juist voor het mogelijk maken van leven in een land, met mensen samen. Het doel van de geboden, van een leven met God, is leven!

Springen of vallen

En precies op dat punt sluit de derde beproeving aan, waar de duivel Jezus meeneemt naar de plek die Hij maar al te goed kent en die in het Lucasevangelie zo belangrijk is: de tempel. Het is de plaats waar het grote goddelijke verhaal in kleinere verhalen tastbaar wordt (bijv. 1:5-23; 21; 24:53). De duivel daagt Jezus uit om te springen omdat Jezus, volgens zijn exegese van Psalm 91, toch wel opgevangen zal worden. En daarmee draait de duivel het precies om. De bedoeling van die woorden, of preciezere, de bedoeling van Gods handelen waarover die woorden spreken, is niet om je uit te dagen om de dood tegemoet te springen. Maar die woorden zeggen dat als het leven eindig is en je valt, God er dan alsnog is om je op te vangen. Het doel is niet de dood, maar het leven.

Woestijn

Dat de beproevingen plaatsvinden in de woestijn is typerend. Normaal gesproken lijkt de woestijn een doodse plaats en lijkt de dood er het enig mogelijke doel van de omgeving. Maar Jezus laat met zijn antwoorden op de duivelse woorden zien dat Hij ook in die doodsheid van de woestijn een ander doel voor ogen houdt: het leven in vertrouwen op God, geleid door zijn Geest.

De tweede beproeving stelt dat op scherp, als de duivel Jezus in het vooruitzicht stelt dat Hij ongelimiteerd kan doen wat Hij belangrijk vindt, enkel door de duivel als macht te erkennen. Jezus geeft door zijn antwoord te kennen dat de duivel geen zeggenschap over de macht heeft die hij Hem aanbiedt. Verder zegt Hij dat het niet gaat om wat je hebt aan macht, maar om van Wie je het te verwachten hebt in het leven.

Jezus is Heer

Romeinen 10:8-13 stelt ook dat vertrouwen en geloof aan de orde. Als je met mond en hart (zie ook Deuteronomium 30:11-14) belijdt dat je het van Jezus de Heer verwacht, dan zul je leven. Deze belijdenis staat uiteraard haaks op wat in het Romeinse Rijk van die tijd gangbaar was, waar de keizer als ‘heer’ verheerlijkt werd en alle kaarten op hem gezet werden. Romeinen 10:11 is het sola fide, geciteerd uit Jesaja 28:16. Maar het voegt er vervolgens iets aan toe wat de blik in deze Romeinenbrief verbreedt: ‘eenieder’. De belofte van heil en leven, wanneer vertrouwen wordt gesteld in de Heer, geldt niet alleen de Joden, maar ook de andere volkeren.

Psalm 81 haalt in de oudtestamentische context dezelfde kern aan. De psalm is een profetisch woord, maar vangt aan met een terugblik op de geschiedenis van het volk Israël en de tijd in Egypte. Ook daar was er beproeving (81:8). Daarna volgt de vermaning dat het volk niet handelt naar Gods wil. Zouden ze dat wel doen, dan zouden de vijanden op afstand blijven en zou er eten zijn. Oftewel: dan is er leven.

Afgedropen

De duivel wint het niet van Jezus daar in de woestijn. Hij druipt af met de spreekwoordelijke staart tussen de benen. Maar niet voor altijd, slechts ‘voor een tijd’ (4:13). Beproevingen komen altijd weer terug als er andere levensmomenten en andere vragen komen. Maar ook als Jezus straks aan het kruis hangt, zal opnieuw blijken dat niet de dood het doel is, maar dat door te vertrouwen op God de vijand van de dood overwonnen wordt en er leven is.

Deze exegese is opgesteld door Marieke den Braber.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken