Menu

Basis

Eenheid en verscheidenheid: gaven in de gemeente

Wandelaar met stok op een pad

We lezen het wel eens: van vacature-gericht naar gaven-gericht gaan werken in de gemeente. Nynke Dijkstra legt stap-voor-stap uit wat bedoeld wordt en hoe dat gaat…

Inleiding

We houden in de protestantse kerk van diversiteit. ‘We zijn een open, gastvrije en veelkleurige gemeente’ kun je in veel beleidsplannen of op websites lezen. Bij diversiteit wordt dan vaak vooral gedacht aan diversiteit in geloof en overtuigingen. In dit artikel gaat het over verscheidenheid van gaven. ‘Gaven’ omdat het geschenken zijn van Gods Geest. Wat houdt dat in en hoe ziet dat eruit in de praktijk?

Lichaam van Christus

Paulus schrijft in verschillende van zijn brieven over de gaven van de Geest. Daarbij gebruikt hij het beeld van een lichaam: zoals een lichaam verschillende ledematen en organen kent, zo ook de gemeente. De één is hand, de ander voet, weer een ander oog of oor. Het lichaam functioneert niet als een lichaamsdeel ontbreekt, we hebben elkaar nodig (1 Korintiërs 12) Daar worden ook verschillende gaven opgesomd, zoals verkondiging, geloof, profeteren, het spreken in klanktaal.

Als je de Bijbel napluist kom je nog veel meer gaven tegen. Zo is bijvoorbeeld in Exodus 31 sprake van talenten om te ontwerpen en vervolgens uit te voeren (rond de bouw van de tabernakel), dan gaat het dus om creativiteit en vakmanschap. Er is in de Bijbel sprake van gaven van barmhartigheid, van besturen, van leiding geven, van gaven op het gebied van troosten, van profetische gaven en gaven op het gebied van evangelisatie (zie ook Romeinen 12 en Efeziërs 4).

Verscheidenheid in eenheid

De verscheidenheid van gaven is gegrond in de eenheid die de gemeente vindt in Christus. Paulus begint het hoofdstuk van 1 Korintiërs 12 met de eenheid in de Geest. ‘Niemand kan zeggen “Jezus is Heer” dan door de Geest.’ Vanuit die eenheid waait de Geest uit met gaven, die voor iedereen verschillend zijn. We hebben en kunnen niet alles – en dat maakt ons ook afhankelijk van elkaar, het bevordert de eenheid.

Gaven en vrucht

Naast de gaven van de Geest spreken we in de kerk ook over de vrucht van de Geest (Galaten 5). De vrucht bestaat uit verschillende kwaliteiten, zoals zachtmoedigheid, geduld, liefde en vrede. De vrucht van de Geest is iets wat in ieder gelovige groeit als hij of zij verbonden blijft met Christus zelf. De gaven maken onderscheid: de één dit, de ander dat.

Heb ik een gave? Is het niet aanmatigend om dat van mezelf te zeggen?

De praktijk

Het beeld van verscheidenheid, van een lichaam waarin we elkaar nodig hebben, spreekt aan. Het is niet moeilijk om dat te beamen. Tegelijk blijkt de vertaling naar de praktijk nogal eens ingewikkeld. Als je mensen vraagt: ‘welke gaven zie je, herken je in jouw gemeente?’, of, nog moeilijker: ‘welke gaven heb jij ontvangen om in te zetten?’, valt het vaak stil. Hoezo heb ik een gave? Is het niet aanmatigend om dat van jezelf te zeggen? Het is ook kwetsbaar: je kunt wel denken dat je een gave hebt, maar als anderen dat ontkennen? Of: anderen zijn toch vaak veel beter in iets? Je kunt maar beter bescheiden zijn.

Allemaal heel begrijpelijk. Toch is het jammer als daardoor het gesprek in de gemeente over concrete gaven bij mensen stokt.

Gaven en vacatures

We zijn in de praktijk van het kerkenwerk vaak vacaturegericht, zeker nu het steeds moeilijker wordt om mensen te vinden. De vacatures in de kerkenraad, het jeugdwerk, het pastorale bezoekwerk: ze houden ons bezig. We proberen mensen over te halen zich in te zetten. Soms doen we pogingen de lat zo laag mogelijk te leggen: het kost echt niet zoveel tijd, en nee, je hoeft geen moeilijke dingen te doen, waarvan je denkt dat je die niet kunt…

Kunnen we ook iets minder vacaturegericht zijn en wat meer gavengericht? Welke gaven en mogelijkheden (ook qua tijd) hebben mensen? Waar gaat hun hart naar uit? Waar ligt hun kracht, hun talent, hun van God gegeven gave? Als dat mee mag doen in de gesprekken zou het wel eens kunnen zijn dat er meer ruimte komt.

Gaven en taken

Er zijn gemeenten die werken met een ‘talentenbank’. Er worden lijsten gemaakt van taken en bijbehorende vacatures, grotere en kleinere. Het valt mij op dat het vaak een ‘kluts’ is van taken en gaven. Een taak is nog iets anders dan een gave. Een taak kan bijvoorbeeld zijn: het verzorgen van de bloemen in de kerk. Je kunt daarbij de vraag stellen: welke gave is daarvoor nodig? Als je iedere zondag een (symbolische) bloemschikking wilt, zoek je naar iemand met creatieve gaven, die kan ontwerpen en uitvoeren. Als je iedere zondag wilt dat er een bos bloemen in een vaas wordt gezet en vervolgens weggebracht, dan ben je op zoek naar meer dienende gaven.

Mogen mensen ook meedenken over de taken en de taakomschrijvingen vanuit hun gaven? Bijvoorbeeld ‘Ik zou deze taak wel op me willen nemen, maar dan zou ik het anders willen invullen of sommige delen niet willen doen, omdat dat niet bij mij past…’ Gavengericht werken vraagt om soepelheid in het omgaan met taken en taakomschrijvingen. Goed dat die er zijn, ze geven een beeld van wat een taak inhoudt, maar breng zo’n taakomschrijving in gesprek: is dit wat voor jou, hoe kijk jij er tegenaan, past het bij jou?

Gavengericht werken vraagt om soepelheid in het omgaan met taken

De gaven – inhoudelijk

De Geest van God werkt niet alleen in wat wij ‘bijzondere’ gaven zijn gaan noemen, zoals profetie en het spreken in klanktaal of gaven van genezing. De Geest van God daalt af in het gewone, dagelijkse leven van mensen. Het schenken van koffie na de dienst kan een charisma zijn – van gastvrijheid en vriendelijkheid, een gebaar van liefde op het goede moment.

Het is jammer dat er in de beleving van mensen een tweedeling is ontstaan tussen gewone en bijzondere gaven, waarbij die laatste dan vooral van de Geest zijn en soms zelfs worden aangemerkt als een testcase voor waar geloof (alleen als je in klanktaal spreekt ben je werkelijk gelovig). Het is evengoed jammer dat het lijkt alsof sommige gaven niet aanwezig zijn in de meer gevestigde kerken, maar wel in de Pinkstergemeenten of evangelische gemeenten.

Het lijkt er op dat de verdeeldheid van de kerk in vele kerken ook de gaven van de Geest verdeeld heeft. Wat zou het mooi zijn als alle gaven aan bod kunnen komen in de plaatselijke gemeente en er dus geen enkel lichaamsdeel ontbreekt.

De Geest is scheppergeest en al vanaf ons ontstaan in de moederschoot ontvangen we gaven die we later in het leven gaan ontdekken. Zo waait de Geest ook met zijn/haar gaven in álle mensen, die goedheid, waarheid en schoonheid zoeken, vinden, ontdekken en scheppen.

Zo beschouwd is er geen onderscheid tussen ‘gewone’ (natuurlijke) of ‘bijzondere’ (bovennatuurlijke) gaven. Wel leert de praktijk dat mensen voor bijzondere situaties en nadat ze Christus zijn gaan belijden een gave ontvangen, die ze daarvoor niet hadden. Soms tijdelijk, soms meer permanent.

Zo kunnen mensen in klanktaal gaan spreken of verdiepende en helende gaven ontvangen rond gebed en geloof. Kortom: de variatie en rijkdom is groot.

De Geest geeft gaven aan ‘een ieder’ schrijft Paulus in 1 Korintiërs 12. Geen mens in de gemeente wordt overgeslagen. Niemand kan zeggen ‘ik heb niets’. We zijn een gave voor elkaar, ook als we beperkt zijn of een periode niet in staat om veel actief bij te dragen. Er is ook zoiets als de gave van ontvangen.

Zonder de liefde ontstaat er onheilige concurrentie, verdragen we elkaars zwakheden niet

Bemoediging

Aandacht hebben voor de gaven van de Geest in de gemeente vraagt om een klimaat van bemoediging. In mijn gesprekken in veel lokale gemeenten kwam ik steeds weer tegen dat wij daar niet zo goed in zijn. ‘Feedback geven’ is bij ons vaak ‘kritiek leveren’. Wij (Nederlanders?) laten ons goed horen als we het ergens niet mee eens zijn, als we vinden dat het anders moet of als een ander de mist in is gegaan.

Wanneer bemoedigen we elkaar? Een overwogen compliment, een kaart met een bedankje, maar ook: de gave van iemand benoemen, er woorden aan geven? Natuurlijk, het kan altijd ‘beter’, niemand is volmaakt, ook niet in zijn of haar gave. Juist als je ergens goed in bent, weet je hoeveel beter het nog kan. Andere mensen zien het verschil veel minder. Het vergt dus ook moed om naar voren te stappen en je gave in te zetten. Bemoediging kan je over de brug helpen.

Rol van de kerkenraad

De kerkenraad kan (en moet) het voortouw nemen als het gaat om gavengericht werken. Door aandacht te geven aan de gaven, in prediking en gesprekskringen. Door bij vacatures ánders in gesprek te gaan en te vragen naar gaven en mogelijkheden van mensen. Door het voortouw te nemen in de noodzakelijke bemoediging: opmerken wat anderen kunnen en doen, mensen bedanken en gaven benoemen.

De weg die omhoog voert: de liefde

Paulus eindigt zijn betoog over de gaven met het beroemde hoofdstuk over de liefde (1 Korintiërs 13). Al had ik alle gaven, maar had de liefde niet… het zou leeg zijn, schel en hol. Zonder de liefde gaan mensen prat op hun gaven of trekken ze zich juist terug, omdat ze niet gezien worden. Zonder de liefde ontstaat er onheilige concurrentie. Zonder de liefde verdragen we elkaars zwakheden niet. Zonder de liefde is de gemeente geen gemeenschap meer.

Het woord ‘gave’ nodigt ons uit telkens weer te beseffen dat wat we doen en kunnen en betekenen een geschenk is. We leven met open handen, alles is ons gegeven. Uiteindelijk zijn we voor onze ‘beloning’ of ‘erkenning’ ook niet afhankelijk van mensen en van wat mensen zeggen of denken, maar van God zelf, die ons ziet en liefheeft zoals we zijn. Met onze beperkingen én met onze gaven en mogelijkheden. We mogen in vrijheid liefhebben en dienen met onze gaven.

Nynke Dijkstra-Algra is adviseur bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken