Eeuwig leven
De term ‘eeuwig leven’ komt als zodanig niet vaak voor in de Hebreeuwse Bijbel, maar het thema komen we er zeker in tegen. Kort gezegd komt het hierop neer: eeuwig leven is een lang, voorspoedig en heilig leven onder Gods hoede, waarbij van de kant van de mensen ook het nodige gevraagd wordt. Een tekst uit de Torah en een tweetal voorbeelden uit de Profeten mogen volstaan om dit te illustreren. Aan de Geschriften besteden we zoals gezegd wat meer aandacht. Als verantwoording en uitleg van de noodzaak om alle gegeven geboden na te leven, laat God bij monde van Mozes weten: ‘Ga zorgvuldig te werk in alles wat ik u vandaag heb voorgehouden. Daar zullen u en aak voor euwse uw nageslacht tot in lengte van dagen wél bij varen, omdat u dan doet wat goed is in de ogen van de Heer, uw God’ (Deuteronomium 12,28).
Nadat de relatie tussen God en Israël diverse malen is beproefd, beschadigd en weer hersteld, zegt God: ‘Leen mij je oor en kom bij mij, luister, en je zult leven. Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond, als bevestiging van mijn liefde voor David’ (Jesaja 55,3; vergelijk Jesaja 59,21). En nadat in Ezechiël 37 de dorre beenderen van de ballingen weer tot leven zijn gewekt en het volk Israël de belofte van terugkeer naar het land heeft vernomen, zegt God: ‘Ik sluit met hen een vredesverbond, een verbond dat eeuwig zal duren. Ik zal hun een vaste woonplaats geven en hen talrijk maken; mijn heiligdom zal voor altijd in hun midden staan. Bij hen zal ik wonen; ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. En de volken zullen beseffen dat ik, de Heer, Israël heilig doordat mijn heiligdom voor altijd in hun midden is’ (Ezechiël 37,26-28).
In de Psalmen
In de Psalmen komt de gedachte van een eeuwig leven veelvuldig voor, als gegeven en als verlangen. Enkele voorbeelden mogen dit verduidelijken. Psalm 21 spreekt tot God over de koning. Vers 5 luidt: ‘Leven heeft hij gevraagd, u hebt het hem gegeven, lengte van dagen, voor eeuwig en altijd’. In Psalm 48,15 klinkt de oproep om aan het nageslacht de eeuwigdurende leiding van God te vertellen: ‘Zo is God, onze God, nu en altijd, hij is het die ons leidt, voor eeuwig’. De eeuwige trouw van God, die langer duurt dan een mensenleven, komt ook tot uiting in Psalm 103,17-18: ‘Maar de Heer is trouw aan wie hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft.’ De relatie met God is een essentieel element van ‘eeuwig leven’. Wat mensen moeten doen om die relatie te bevestigen en in stand te houden, wordt veelal uitgedrukt in termen van het naleven van de geboden. Psalm 119 is hiervan een krachtig voorbeeld: ‘In eeuwigheid zal ik uw regels niet vergeten, daardoor houdt u mij in leven’ en: ‘Uw richtlijnen zijn mijn eeuwig bezit, ze zijn de vreugde van mijn hart’ (Ps. 119,93.111). Een lang leven waarover God de wacht houdt, dat is de kern van ‘eeuwig leven’: ‘(Ik zal) je overvloed geven van dagen. Ik zal je redding zijn’ (Psalm 91,16); ‘De Heer behoedt je voor alle kwaad, hij waakt over je leven, de Heer houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid’ (Psalm 121,7-8); ‘Daar geeft de Heer zijn zegen: leven voor altijd’ (Psalm 133,3b). Eenvoudig gezegd is eeuwig leven in de Hebreeuwse Bijbel een leven dat met God verbonden is. Deze verbondenheid stopt niet bij de dood, maar duurt voort over de dood heen, zoals uit latere – ook Griekstalige – geschriften blijkt (bijvoorbeeld Daniël 12,2 en 2 Makkabeeën 7,9).
In de synoptische evangeliën
Het Nieuwe Testament gaat in dit spoor verder. Ik moet me hier beperken tot de evangeliën. De synoptische evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas) hebben alle drie met enige variatie de vraag die iemand aan Jezus stelt: ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?’ (Matteüs 19,16; Marcus 10,17; Lucas 10,25 en 18,18). Jezus antwoordt traditiegetrouw met een verwijzing naar de Torah, naar het houden van de geboden. Hij geeft als parallellen van ‘eeuwig leven verwerven’: ‘het leven binnengaan’ (Matteüs 19,17), ‘een schat in de hemel bezitten’ (Marcus 10,21; Lucas 18,22) of eenvoudigweg ‘leven’ (Lucas 10,28). Eeuwig leven is een bepaalde kwaliteit van leven in het hier en nu. Uit het vervolg van de verschillende passages, waarin Jezus aangeeft wat zijn leerlingen kunnen verwachten als ze hem volgen, blijkt dat het eeuwige leven zich uitstrekt tot in de komende wereld, over de dood heen (Matteüs 19,29; Marcus 10,30; Lucas 18,30).
In het Johannesevangelie
In Johannes komt de term ‘eeuwig leven’ maar liefst zeventien keer voor. De verzen Johannes 3,15-16.36 geven de kern van de Johanneïsche theologie weer: Wie in Jezus gelooft als de door God gezondene, gaat niet verloren maar heeft eeuwig leven. Eeuwig leven staat hier tegenover verloren gaan. In Johannes 6 komt de term vijf keer voor. Johannes 6,54 is een lastig vers: ‘Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken’. Het vers staat in de context van Johannes 6,51-58. Voor nu is het voldoende erop te wijzen dat het in de uitdrukking ‘Jezus’ lichaam eten en zijn bloed drinken’ niet gaat om letterlijk ‘eten’ en ‘drinken’. Alleen al literair gezien zijn er aanwijzingen die spreken tegen een letterlijk verstaan van deze werkwoorden. In Johannes 6 als geheel hebben de woorden ‘Jezus’ lichaam eten en zijn bloed drinken’ een soortgelijke betekenis als de uitdrukkingen: ‘naar Jezus toekomen’, ‘geloven’, ‘eeuwig leven hebben’ en ‘in hem blijven’. Dat is te zien aan de volgende parallellen. ‘Naar mij toekomen’ staat naast ‘in mij geloven’ (6,35); ‘geloven’ staat naast ‘eeuwig leven hebben’ (6,40.47); ‘eeuwig leven hebben’ wordt verbonden met het eten en drinken van Jezus’ lichaam en bloed (6,54). Vanuit 6,56 blijkt: wie Jezus’ lichaam eet en zijn bloed drinkt blijft in Jezus en Jezus in hem. In 6,57 staat ‘wie mij eet, die zal leven door mij’. Samenvattend zegt Jezus in 6,58: ‘wie dit brood eet, zal eeuwig leven’. Eeuwig leven betekent met Jezus verbonden zijn en blijven.
Terwijl de Synoptici spreken van het koninkrijk van God of het koninkrijk van de hemel, noemt Johannes het participeren aan de goddelijke, tijdloze dimensie van het bestaan ‘eeuwig leven’. Zoals eerder opgemerkt is in de (geloofs)traditie de kwalificatie ‘eeuwig’ in de verbinding met ‘leven’ veelal in temporele zin verstaan en betrokken op het leven na de dood. De term ‘eeuwig leven’ in Johannes betrekt het leven na de dood weliswaar in zijn betekenisveld (in 6,54 is sprake van ‘uit de dood opwekken op de laatste dag’), maar beperkt zich er niet toe. ‘Eeuwig leven hebben’ is treden in het goddelijke domein waarvan Jezus de vertegenwoordiger is; het is de verbinding ervaren met het goddelijke leven waarvan Jezus vervuld is.
Tot slot
Eeuwig leven heeft inderdaad te maken met de factor ‘tijd’, zoals het spontane antwoord op de vraag naar de betekenis – waarmee ik deze bijdrage begon – al aangeeft. Maar het is niet zozeer een kwestie van kwantiteit, al is een lang leven vaak wel een teken van voorspoed en geluk, zeker in de Hebreeuwse Bijbel. Eeuwig leven heeft vooral een kwalitatieve inhoud. Het is een leven dat het goede voor ogen houdt, een leven dat vrij is, zuiver en gericht op God. In termen van deze tijd zouden we kunnen zeggen dat eeuwig leven een leven is dat niet onderhevig is aan druk: niet aan de druk van de tijd, niet aan werkdruk, niet aan de druk van verwachtingen, noch aan de druk van spanningen en prestaties. Wij hebben het altijd druk, er is voortdurend drukte om ons heen. Eeuwig leven betekent dat we ontheven zijn van die druk, dat we leven in het hier en nu, zonder zorgen voor wat komt. Dat er rust is, ruimte en ontspanning.
Brouns-Wewerinke is exegeet Nieuwe Testament.
Literatuur
• Wim Weren, Dood, en dan? Stemmen uit de Bijbel, echo’s in onze cultuur (Meinema, Zoetermeer 2010).
Lees ook andere artikelen uit het Schrift themanummer:
Nieuwsbrief
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en ontvang het E-book Spiritueel bijbellezen cadeau.
Lees wekelijks de nieuwste artikelen en de meest actuele blogs.