Gabriëlle
Een kerstverhaal
Ze slaakt een diepe zucht en kijkt zichzelf aan in de spiegel. Het valt niet mee om te zingen en tegelijkertijd in de spiegel te kijken of het wel goed gaat. ‘Rechtop zweven, de vleugels langzaam bewegen en stralen, stralen, stralen!’ had dirigent Michaël gezegd. Nog een keer probeert ze het: ♪♪ Glo-o-o-o-ria, vrede op aarde voor alle mensen van goede wil ♪♪.
Ze hebben de laatste weken veel geoefend met het koor. Niemand weet precies wanneer het zover is, maar het kan niet lang meer duren of ze zullen in het diepst van de nacht vanuit de hemel afdalen. Al zwevend in het donker zullen ze met elkaar zingen, in de nacht dat het Kind van God geboren wordt en hemel en aarde elkaar zullen raken.
Voor Gabriëlle is het de allereerste keer dat ze mee zal zingen met het engelenkoor. Ze kan niet wachten, zóveel zin heeft ze er in, maar ze vindt het ook vreselijk spannend! Haar vleugels klapperen heen en weer als ze eraan denkt! Samen met Angela en Engeline zal ze vooraan zweven. Elke dag oefent ze voor de spiegel en als ze repetitie hebben met het grote koor, knikt Michaël haar aanmoedigend toe. Het zal vast goed gaan!
En dan, op een nacht, is het zo ver. Ze wordt wakker gemaakt door een van de andere engelen: ‘Kom Gabriëlle, vannacht is het kindje geboren! Zijn ster staat al hoog aan de hemel, we moeten gaan!’ Vlug komt Gabriëlle haar bed uit, doet haar gouden schoentjes aan, kamt haar lange engelenharen en haast zich naar het koor. Angela en Engeline staan al klaar. Voor ze er erg in heeft, zweven ze de lichte hemel uit, de koude donkere nacht in. Gabriëlle tuurt om zich heen, waar zouden ze naartoe gaan? Ineens geeft Michaël het teken dat ze moeten blijven waar ze zijn. Gabriëlle ziet niets, alleen het licht van alle engelen om zich heen, maar op aarde is het aardedonker. Dan komt de oude Gabriël naar voren en daalt verder af. Daar begint hij te spreken: ‘Ik breng u grote blijdschap, de Zoon van God is geboren. Jullie zullen hem vinden, gewikkeld in doeken en hij ligt in een kribbe’.
Hij is nog niet uitgesproken of Michaël geeft een teken: nu! Gabriëlle zingt uit volle borst: ♪♪ Ere zij God in de hoge en vrede op aarde….. glo-o-o-o-o-o-o-o-ria ♪♪.
Als het lied bijna uit is, tuurt Gabriëlle nog eens naar beneden. Waar zijn ze nu toch? Voor wie zijn ze eigenlijk aan het zingen? Ze zweeft wat naar beneden en tuurt en tuurt en … zonder er verder over na te denken, springt ze naar voren en komt met een plof op de aarde terecht. Ze schrikt ervan hoe hard en koud het hier is. Ze vouwt haar vleugels tegen zich aan en kijkt omhoog. Ze ziet juist hoe het engelenkoor uitgezongen is en weer naar boven zweeft, de hemel in.
Dan kijkt ze om zich heen. Vlak voor haar staat een schaap, dat haar nieuwsgierig aankijkt en begint te blaten. En ineens staan er een heleboel schapen om haar heen. Ze steken allemaal hun kop naar voren, alsof ze willen vragen: ‘Wie ben jij?’ ‘Nou,’ zegt ze, ‘ik ben Gabriëlle’. ‘Hoi Gabriëlle,’ hoort ze dan, ‘ik ben Jonas, de schaapherder.’ Er stapt een jongen naar voren. ‘Heb je gehoord wat die engel net zei?’ praat Jonas verder. ‘Het Kind van God is geboren! Ik ga naar hem op zoek, ga je mee?’ Even aarzelt Gabriëlle. ‘Krijg nou wat’, hoort ze Jonas uitroepen, ‘ben jij ook een engel? Het moet niet gekker worden. ik heb nooit eerder een engel gezien, en nu zie ik op één avond ineens een heel koor en sta ik ook nog met eentje te praten!’
Terwijl Jonas dat zegt, schiet haar een wijze les van de engel Gabriël te binnen. Hij vertelde over de mensen op aarde. Dat die niet gewend zijn aan engelen. Hij had uitgelegd dat de mensen zoveel hemels licht niet goed kunnen verdragen. Dus alle engelen die weleens naar de aarde gaan, gaan daar maar heel even naartoe om een boodschap van God te brengen, óf ze zorgen ervoor dat ze niet herkend worden en doen hun werk onzichtbaar. Lang hoeft ze er niet over na te denken. Ze houdt haar wijsvinger voor haar lippen, wenkt Jonas en fluistert: ‘lk ga met je mee, maar tegen niemand zeggen dat je mij gezien hebt.
Je zult me niet meer zien, maar je kunt me wel horen.’ Voor Jonas iets kan zeggen, is Gabriëlle verdwenen. ‘Waar… waar ben je?’ stamelt hij. ‘Hier!’ hoort hij, ‘Ik ben bij je’. Waar komt haar stem vandaan? Klinkt die zachtjes in zijn oor of hoort hij haar stem in zijn hart?
Hij heeft niet lang de tijd om daar bij stil te staan. Hij ziet dat de andere herders al vertrokken zijn. ‘Wacht op mij!’ roept hij. Maar ze zijn al te ver weg en horen hem niet. Er schieten tranen in zijn ogen. Wat als hij te laat is? Hij weet niet waar hij naartoe moet! ‘Rustig maar,’ hoort hij de stem van Gabriëlle, ‘ik wijs je de weg. Zie je die grote ster aan de hemel? Volg die maar, dan kom je vanzelf bij het kind dat Jezus heet.’
Niet veel later staat Jonas aarzelend bij de ingang van een stal. Hij ziet de vader en moeder van het kindje. De andere herders zitten op hun knieën bij de kribbe waarin het kindje ligt. Voorzichtig gaat hij bij ze zitten, diep onder de indruk. ‘God is bij ons’, hoort hij in zijn hart. En heel even, hij weet het niet zeker, denkt hij Gabriëlle te zien boven in de stal, onder het dak, een stralende figuur. En heel zachtjes hoort hij, ‘Glo-o-o-o-o-ria’. Er komen nog meer mensen de stal in, drie wijze mannen in mooie gewaden. Ook zij willen knielen bij het kindje. De herders maken plaats en gaan weer naar buiten. Als Jonas bij de deur nog één keer omkijkt ziet hij in een flits hoe Gabriëlle naar de schouder van een van de drie mannen zweeft. Ze fluistert hem iets in.
Jonas kan het niet horen, maar de wijze man wel. ‘Wees niet bang voor koning Herodes’, klinkt het, ‘maar ga niet naar hem terug zoals je beloofd hebt, want hij is gevaarlijk. Neem een omweg als je weer naar huis gaat, dan is Jezus veilig’. En verder zweeft Gabriëlle, nu naar vader Jozef, ook hem vertelt ze dat hij weg moet gaan, met zijn vrouw Maria en het kind Jezus.
Sinds die dag zweeft Gabriëlle van schouder naar schouder. Om mensen te bemoedigen, te troosten en ze te helpen de weg te vinden als ze verdwaald zijn. En ieder jaar als het kerst is gaat ze samen met Jonas terug naar de stal. Dan praten ze met elkaar over die bijzondere nacht waarin het kind van God geboren is en hemel en aarde elkaar raakten. Als ze uitgepraat zijn, zweeft Gabriëlle naar het dak van de stal en zingt daar voor even de sterren van de hemel: ♪♪ Glo-o-o-o-ria, vrede op aarde voor alle mensen van goede wil ♪♪.
Als je deze kerst een kerststalletje ziet, en je ziet daar een herdersjongen, dan weet je dat dat Jonas is. Zie je er een engeltje, dan weet je dat dat Gabriëlle is. En als je zelf eens in het donker loopt en verdwaald bent, als de tranen je in de ogen schieten omdat je alleen bent of omdat je bang bent: luister dan goed. Want misschien zit ze op je schouder, die kleine engel, en fluistert ze je in: ‘Wees niet bang, ik ben bij je.’
Tanja Viveen-Molenaar is geestelijk verzorger bij Vivium zorggroep, verhalenverteller en redactielid van Open deur.
Lybrich Wieringa is illustrator en ontwerper.