Gezien door Anne-Meta
De kaars voor Ghana
‘Steken jullie een kaars aan voor een ander land?’ vroeg de toenmalige classis. En zo kwam er, op de eerste zondag van de maand, op onze liturgische tafel een kaars, met daarop de vlag van het land: dit seizoen het rood-geel-groen van Ghana. De afgelopen tijd klonk er steeds een kinderstem naast die kaars. ‘Bij het aansteken van de kaars voor Ghana denken we aan…’ en dan volgde de naam van een mens daar ver weg, een beschrijving van zijn of haar werk en de uitspraak dat we door Kerk in Actie deze medemens steunen. Maar die kinderstem klinkt niet meer, want de kinderen zijn op. Dat wil zeggen: ze zijn gelukkig nog in ruimen getale aanwezig, maar ze weigeren de kaars aan te steken. De teksten zijn niet kindvriendelijk, klonk het. En, zeiden de predikanten, heeft het aansteken van deze kaars eigenlijk nog wel zoveel betekenis? Voelen wij ons er werkelijk door verbonden met die mens ver weg? De betreffende commissie reageerde: ‘Er is wat discussie, maar tot we een besluit genomen hebben, gaan we door. Een volwassene kan de aansteekbeurt overnemen.’ En dus wordt nog steeds iedere maand een kaars aangestoken voor Ghana.
Ach, beroerde elke liturgische handeling de kerkgangers maar zo.