Hart
De volken van het oude Nabije Oosten beschouwden het hart bovenal als het centrum van inzicht en oriëntatie, terwijl zij het centrum van gevoelens meer in buik en ingewanden lokaliseerden. Voor de moderne mens ligt de bron van inzicht en oriëntatie in de hersenen en hij verbindt het hart vooral met emoties en gevoelens. We zien dat terug in de hedendaagse poëzie. De symboliek die de bijbelse mens aan het hart ontleent, spoort daarom slechts ten dele met de symboliek die wij vandaag aan dit orgaan ontlenen.
Voor een goede communicatie tussen de bijbelse verhalen en hedendaagse verhalen is het van groot belang dat we die verschillen op het spoor komen en onderkennen.
Grondtekst
Het Hebreeuws kent twee verwante woorden voor ‘hart’: lev en levav (samen ca. 850x); tussen beide woorden valt geen verschil aan te wijzen. De vertalingen geven deze woorden niet altijd met ‘hart’ weer. We komen bijvoorbeeld ook wel ‘innerlijk’, ‘kracht’, ‘neiging’, ‘moed’, ‘zin’ en ‘borst’ tegen, wat erop wijst dat het bijbelse ‘hart’ (lev, levav) een breed begrip is. We lezenover het hart van de mens (Ps. 7:10; 38:11), het dier (2 Sam. 17:10; Job 41:16[15]) en van God (Jes. 63:4; Jer. 3:15). Ook komt het voor dat een collectivum subject is, zoals dat van Egypte (Jes. 19:11), Jeruzalem (40:2) en Israël (Ez. 14:5). Het nieuwtestamentische kardia, ‘hart’, komt grofweg met lev, levav overeen. We treffen het niet minder dan ongeveer 250x aan; van de mens (Hand. 5:4; 2 Kor, 5:12), van God (Hand.13:22), van het collectivum (Mat. 13:15). Verder is er splagchnon, ‘inwendig orgaan’, dat soms ‘hart’ betekent (2 Kor. 7:15; 6:12; 1 Joh. 3:7; Filem. 20), een enkele keer als deel van het begrip mededogen en barmhartigheid (Luc. 1:78; Kol. 3:12). Zie ook sklèrokardia, ‘hard van hart’, een negatieve aanduiding (Mat. 19:8; Mar. 10:15; 16:14; vgl. Rom. 2:5).
Letterlijk en concreet
a.Als puur lichamelijk orgaan komt het hart in de bijbel zelden voor. We horen over het sneller kloppen van het hart door heftige opwinding (Ps. 39:11), over het ophouden van de hartslag met de dood tot gevolg (1 Sam. 25:37) en over het gewelddadig doorboren van het hart (2 Sam. 18:14; 2 Kon. 9:24). Dit laatste zal eerder op de borststreek duiden dan op het hart als orgaan. De bijbel geeft geen nauwkeurige definities van inwendige organen; soms zijn er overlappingen tussen de organen. Zo ook het hart dat evenzeer de hart- en borststreek impliceert (Ps. 37:15; Hos. 13:8). Ook van het hart van dieren wordt gesproken: de leeuw met zijn hart van moed (2 Sam. 17:10) en het stenen hart van de krokodil (Job 41:16[15]). Ook dingen kunnen een hart hebben, zoals de zee (Ex. 15:8; Ez. 27:4) of de hemel (Deut. 4:11); vaak vertalen we dat door ‘midden’.
b.Het hart is de bron van de fysieke levenskracht van de mens. Om die levenskracht op peil te houden heeft hij eten en drinken nodig (Gen. 18:5). Op het menselijk hart heeft God invloed, Hij kan het verharden en vernieuwen, openen en afsluiten. Maar met deze opmerking overstijgen we de letterlijke betekenis.
Beeldspraak en symboliek
a.Het hart staat in de bijbel bovenal voor het oriëntatiecentrum van de mens. Het hart vertelt en onthult op wat en wie de drager ervan georiënteerd is. Daartoe behoren het inzicht, de wil, het denken en het doen. Vooral ook dat laatste; uit het doen kunnen we aflezen waar het innerlijk van de mens zich op richt. In het hart liggen ook emoties opgeslagen, weliswaar steeds gerelateerd aan de oriëntatie. De Midrasj toont de breedte van het hart als beeld met een lange opsomming van activiteiten van het hart: het spreekt, ziet, wandelt, staat, groet enzovoort (Midrasj Rabbah, Pred. I,16,1). Theologisch gezien zijn er ruwweg twee soorten harten: hethart dat is georiënteerd op God en zijn openbaring èn het hart dat zich op iets anders oriënteert en daarom gedesoriënteerd raakt. Het eerste hart brengt leven, het tweede de dood. We kunnen het nog anders zeggen: de weg die iemand gaat, laat goeddeels de oriëntatie van hem of haar zien; en andersom. In het verhaal van de Emmaüsgangers gaat het over de verbinding tussen hart en weg. Zij zijn aanvankelijk hun oriëntatie kwijt, onderweg vinden ze die weer (Luc. 24:25, 32; vgl. Ps. 139:23-24). De bijbelse mens ziet in het hart alle dimensies van het menselijk leven. Vaak wijst het hart dan ook op de persoon als totaliteit. Als het hart wankelt, wankelt de persoon; als het hart beeft van angst, beeft de persoon van angst; als het hart vol vreugde is, is de persoon vol vreugde; enzovoort. Niet alleen heeft het individu een hart, eveneens horen we over het hart van het collectivum. Voor een groep of volk geldt hetzelfde als voor het individu.
b.Het hart als oriëntatie- en levenscentrum kunnen we ook omschrijven met het beeld van een woning. Degene die of hetgeen dat in het centrum vertoeft, bepaalt in grote mate de weg die mensen gaan. Het is daarom van levens- en geloofsbelang dat de mens zich bewust is van de ‘bewoners’ van zijn hart. De bijbel vertelt dat God met alles wat Hem ter beschikking staat aanklopt aan de deur van het menselijk hart. In de mond en het hart van Israël bevindt zich het woord of gebod dat op de Sinai aan Mozes is geopenbaard. Van het opnemen en bewaren van het gebod dient het te komen tot het doen ervan (Deut. 30:14). Paulus denkt later terug aan dit vers (Rom. 10:8). Bij hem is het woord in mond en hart Christus, wiens naam gelovigen belijden en aanvaarden als de levende Heer. In een andere brief lezen we dat God het licht in onze harten doet schijnen (2 Kor. 4:6). In dit licht weerspiegelt zich het licht van God wat zichtbaar is op het gelaat van Christus. Jeremia vertelt van het verbond dat in het hart van mensen geschreven is (31:33), de psalmist spreekt over de Tora die huist in het hart van de rechtvaardige (Ps. 37:31) en een andere dichter bezingt Gods spreken dat in zijn hart verborgen is (119:11). Christus wil wonen in het hart van de gelovigen, maar daarvoor is geloof nodig; of Christus in het binnenste van de mens aanwezig is, hangt mede af van het geloof van die mens (Ef. 3:17). Christus’ aanwezigheid is geen vanzelfsprekendheid en komt tot stand door het bondgenootschap tussen Hem en de mens. De liefde van God is door de Geest van Christus uitgegoten in het mensenhart (Rom. 5:5) en God heeft diezelfde Geest uitgezonden in onze harten (Gal. 4:6). Woord, gebod, liefde, licht, Tora, Geest, Christus – ons hart kan er vervuld van zijn. Aan dat wonen van God en zijn instrumenten in het hart ligt ten grondslag dat de mens zich ontledigt en tot overgave komt. Het openen van het hart voor behuizing is een metafoor voor zich laten leiden door, zich richten op en laten gezeggen door.
c.Verscheidene keren ontmoeten we de metafoor ‘besnijden van het hart’, vooral in Deuteronomium en bij de profeet Jeremia. Waarnaar verwijst deze metafoor? De letterlijke, lichamelijke besnijdenis heeft twee functies. Zij wordt toegepast om redenen van hygiëne en reinheid èn zij is een teken van het verbond tussen God en Israël. De overdrachtelijke zin van de besnijdenis – besnijdenis van het hart – kunnen we vanuit die twee functies verstaan. Zij verwijst naar de reinheid van de mens en naar de trouw aan de Heer. Het hart, zo zagen we, is de zetel van inzicht, begrijpen en willen. Het hart besnijden houdt de overgave aan de wil van de Heer in, zijn woord verstaan en ernaar handelen, zijn liefde toelaten, gericht zijn op zijn openbaring. De oproep om het hart te laten besnijden is een oproep zich te openen voor Gods programma met mens en wereld. Tegelijkertijd is het een appel om alle obstakels in het hart die dat tegenhouden, op te ruimen (Deut. 10:16; Jer. 4:4; 9:25). Deze besnijdenis kan een gave van God zijn. In dat geval werkt God vernieuwend in het leven van zijn volk (Deut. 30:6). Als de besnijdenis van de voorhuid niet uitloopt op die van het hart, worden de ver-bondsafspraken genegeerd. Besnedenen van de voorhuid kunnen onbesnedenen van hart zijn. Dat wil zeggen, zij leven dan niet uit en naar het gebod van de liefde omdat zij niet georiënteerd zijn op de goddelijke openbaring (Lev. 26:41; Ez. 44:7,9). Zij werken ondanks hun godsdienstigheid de Geest tegen (Hand. 7:51; Rom. 2:29). Alleen ommekeer tot Gods programma leidt tot een toegewijd hart.
d.Nauw verwant aan het onbesneden hart is het verstokte of harde hart. Soms ook wel hart van steen of vet hart genoemd. Het verstokte hart is in de taal van de bijbel metafoor voor de mensdie zich niet wenst te oriënteren op het woord van de Heer. Het verharde hart schetst de mens of het volk in zijn eigenwijsheid en eigenzinnigheid; zijn gedrag spoort niet met hetgeen God wil (Ps. 95:8; Jer. 3:17; 7:24). De werkwoorden die aan de hardheid ten grondslag liggen, duiden de aspecten van verzwaren en versterken. Het verstokte hart graaft zich bij wijze van spreken in, ontoegankelijk voor het andere en de ander. In de vertelling van Mozes’ strijd en onderhandeling met farao voor de vrijlating van Israël is het verstokte hart van de Egyptische koning een kernbegrip (Ex. 4:21-14:17). De ene keer zegt de verteller dat de farao zelf zijn hart verhardt, de andere keer laat hij weten dat de Heer farao’s hart hard maakt. Vaker horen we dat God het hart van mensen en volken verhardt (Deut. 2:30; Joz. 11:20; Jes. 6:9-10; 63:17; 2 Kron. 36:13). Wat bedoelen de auteurs met dit verstokkingsmotief? Niet dat de dragers van zo’n verstokt hart daarvoor zelf niet verantwoordelijk zijn. Het hart zit al dicht, alleen nu nog sterker. God beweegt het hart dusdanig dat de desoriëntatie nog sterker is. Achter deze beïnvloeding door God schuilt de primaire keuze van de betrokkene zich verre te houden van de oriëntatie op God en zijn geboden. Telkens als we lezen over de verharding van het hart door de Heer, volgt het woordje ‘zodat’ of ‘opdat’. Dat wil zeggen, deze handeling staat in een bepaald perspectief, namelijk het perspectief van Gods heerschappij en van daaruit het perspectief van recht en gerechtigheid. Soms moeten gedragingen eerst versterkt worden om tot een omwenteling te kunnen komen. Ook Jezus loopt aan tegen het harde hart van mensen. De kern van de metafoor is weer desoriëntatie. Deze desoriëntatie laat verschillende accenten zien, bijvoorbeeld het accent van het niet willen horen en aanvaarden van Jezus’ boodschap door de farizeeën (Mar. 3:5), of dat van ongeloof van de leerlingen rondom de verrijzenis (16:14).
e.Het tegenbeeld van een onbesneden en verstokt hart (en soortgelijke duidingen van ontrouw en ongehoorzaamheid) is de gave van een nieuw hart. Een nieuw hart wijst op de mens die zich overgeeft in zijn denken, begrijpen, willen en doen van Gods wil. De gever van het nieuwe hart is God. Zo ontvangt Saul een ander hart na zijn verkiezing tot koning (1 Sam. 10:9; vgl. 9:19-20). Vanaf nu zal hij op andere dingen gericht zijn. Als iemand een nieuwe opdracht krijgt of een nieuwe weg inslaat, ontvangt hij ook een nieuw hart. Anders gezegd, hij neemt een nieuwe levenshouding aan die nodig is om de opdracht te vervullen of om het vol te houden op de nieuwe weg. Ezechiël mag de belofte overbrengen dat het door ontrouw weggevoerde volk Israël, terug zal keren. Daarbij zal het hart van steen door God herschapen worden tot een hart van vlees (11:19; 36:26). De terugkeer krijgt diepte door de vernieuwing die eraan vastzit. De dichter, zich van zijn schuldig bestaan bewust, bidt tot God om een rein en nieuw hart (Ps. 51:12). Uiteraard draagt de mens zelf de verantwoordelijkheid voor de inhoud van zijn binnenste. Tot hem klinkt dan ook de oproep zijn hart en geest te vernieuwen als deze op het verkeerde zijn gericht (Ez. 18:31). Rein van hart is de mens die zuiver en puur zich richt op Gods bedoelingen met zijn leven. Jezus zegt van hen dat zulke mensen welzalig zijn, ja zij zullen zelfs God zien (Mat. 5:8).
f.Het hart als oriëntatiegebied komt sterk naar voren in de uitdrukking ‘één van hart’ toegepast op een collectivum. De profeet Ezechiël spreekt namens God woorden van hoop tot de ballingen in Babel. Zij zullen terugkeren en de nieuwe intocht zal gepaard gaan met de goddelijke gave van een nieuw hart en met de gave van één hart als gemeenschap (11:19; 36:26). Met andere woorden, het volk zal zich als totaliteit richten op de ene God en zal zich aan Hem toevertrouwen. Niet langer zal het hart van het volk verdeeld zijn tussen de dienst aan de Heer en de dienst aan de goden. Als geheel zal het volk trouw zijn aan zijn Bevrijder. De mannen van Israël rondom de nieuwe koning David zijn één van hart (1 Kron. 12:39[38]). Allen zijn met instemming en toewijding georiënteerd op dit koningschap. De eenheid wordt met een maaltijd – symbool van saamhorigheid en gemeenschap -bekrachtigd. Eén van hart is volgens de berichtgeving van Handelingen hét kenmerk van de eerste christelijke gemeente (4:32). De gelovigen zijn één van hart en ziel. Dat doelt er niet op dat iedereen gelijk is en hetzelfde denkt. Nee, zij hebben hun vizier op hetzelfde punt gericht. Zij hebben allemaal hun oriëntatie gevonden in de gekruisigde en verrezen Heer. Daar vloeit uit voort dat zij veel gemeenschappelijk hebben en doen.
g.Een mens kan zoveel leed en tegenslag meemaken, dat hij totaal ontredderd raakt. Hij raaktgedesoriënteerd. De bijbel gebruikt daarvoor de beeldende uitdrukking ‘gebroken van hart’. De oorzaak van gebrokenheid kan verschillend zijn. Jeremia is diep geschokt nadat God hem heeft bekendgemaakt dat er zoveel verval is onder het volk, vooral onder de leiders (23:9). De psalmist is zijn oriëntatie kwijt nadat hij inzicht heeft gekregen in zijn donker bestaan (51:19) en een andere zanger is het spoor bijster vanwege vijandelijke smaad (69:21). Evenzeer is er de ervaring dat God de gebrokenen van hart geneest, heelt en verbindt; ja, die ervaring wordt door de verkondigers van de nieuwe tijd getransformeerd tot een belofte waaruit de gebrokenen van hart moed putten in een moedeloos bestaan (Ps. 34:19; 147:3; Jes. 61:1).
h.Het hart van God is een antropomorf beeld van Gods innerlijk en dat innerlijk is weer een beeld van zijn verborgenheid. In die verborgenheid vormen zich zijn plannen, gedachten en inzicht (Gen. 8:21; Ps. 33:11; Jer. 30:24). Wat de bijbelse mens aanschouwt in en rondom het mensenhart, projecteert hij grotendeels op God. Gods hart kent smart, is vervuld met liefde en ontferming (Gen. 6:6; 1 Kon. 9:3; Hos. 11:8). Er is echter één groot verschil tussen Gods hart en het mensenhart: Gods hart raakt niet gedesoriënteerd en juist die desoriëntatie is een telkens terugkerend struikelblok voor de mens.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 4; 6; 7; 10; 11; 16; 22; 31; 33; 35-37; 40; 42; 43; 45; 51; 62; 64; 66; 77; 84; 86; 90; 94; 95; 101; 102; 109; 119; 139; 141; 147; Gezang 8; 9; 44; 58; 90; 106; 117; 126; 127; 144; 148; 157; 165; 261-264; 295; 323; 388; 411; 413; 439; 458; 463; Evangelie II: 24; III: 15; 36; Gezangen: 234; Gezegend: 301; Laat ons: 6; 15; Liedboek kinderen: 45; Liturgie: 448 (= Liederen: 2); 472; Taizé: 36; Zingend I-II: 46 (= Gezangen 630); III: 88; IV: 29a; 29b; V: 2; 88; Zolang: 97.
b.Poëzie:
Ankie Peypers, Letters van een naam, Baarn 1985, blz. 36: ‘Verontschuldiging’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 192: ‘Hartbewaking’. Judith Herzberg,Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 226: ‘Hart’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 91: ‘Mijn hart lag uitgespannen’. Anton Korteweg, In handen, Amsterdam 1997,blz. 34: ‘Het hart spreekt’. Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 114: ‘Uw hand op ons hart’. Hans Bouma, Mens in weer en wind, Kampen 1998, blz. 14: ‘Hartslag’.
c.Verwerking:
Om het begrip hart uit te leggen kunnen we starten bij het gebruik van het woord in onze tijd. Herkenbaar voor iedereen is het (rood) getekende hart als symbool van liefde en liefhebben. Overal komen we dit teken tegen: op autoruiten, in advertenties, op ansichtkaarten, in schoolagenda’s enzovoort. Gekoppeld aan iets of iemand duidt het de bijzondere verhouding tot die iemand of dat iets. Ons hart onthult onze gemoedstoestand, de situatie waarin we verkeren, de levensstijl, het karakter, de weg die we gaan. Zie ter illustratie de uitdrukkingen: mijnhart heeft gesproken; het hart op de tong dragen; iemand met een klein hartje; zijn hart is met vrees vervuld; zij heeft een groot hart; haar hart staat in brand; hij is koud van hart. Het bijbelse begrip biedt meerdere thema’s die we kunnen uitwerken: navolging, ongehoorzaamheid, vernieuwing, oriëntatie en desoriëntatie, gebrokenheid en tegenslag, eenheid en gemeenschappelijkheid.
Verwijzing
Er lopen duidelijke lijnen naar de inwendige organen ‘buik‘, ‘nier‘ en ‘gal‘. Zie verder ‘hoofd‘ en ‘lichaam‘ en ‘besnijdenis‘ (vanwege de uitdrukking ‘onbesnedene van hart’).