Het Koninkrijk van God is nabij
Preekschets Marcus 1:15; Startzondag 2024
De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit evangelie. (Marcus 1:15)
- Bijbelgedeelte: Marcus 1:1-20
- Extra lezing: Jesaja 40: 1-11
- Thema startzondag 2024: ‘Als nieuw! Leven in het licht van Gods Koninkrijk’.
Lees ook de andere preekschetsen voor startzondag 2024. Van Niels de Jong is: Een uitnodiging voor het Koninkrijk en van Hanna Rijken: Zien in het licht van Gods Koninkrijk.
Liturgisch kader
Liedsuggesties uit Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk (2013)
- Lied 967: met in vers 5 de woorden ‘trouw U ter beschikking staan’
- Lied1001: met in vers 2 de woorden ‘deze wereld omgekeerd’
- Lied 756: Laat komen Heer, uw rijk
Introductie
Jezus begint zijn optreden met een krachtig statement: ‘Het Koninkrijk van God is nabij.’ Wat en waar is dat eigenlijk dat Koninkrijk? Wie zijn de onderdanen? Daarom, voorafgaand aan de uitleg enkele stellingen.
- Het Koninkrijk is geen hemels koninkrijk. Matteüs spreekt over het koninkrijk der hemelen omdat hij voor een joods publiek schrijft. Uit eerbied voor de Godsnaam zegt hij hemel.
- In de grondtekst staat basileia en daarom is koningschap een betere vertaling (zo o.a. Naardense Bijbel).
- Aanvankelijk had Israël geen koning, want de Eeuwige is koning.
- Maar Israël wil een koning, net zoals de andere volken, die hen bestuurt, recht over hen spreekt en hen voorgaat in de strijd (1 Samuël 8:20).
- Zo krijgt het volk een koning, maar Israëls koning staat onder de wet, waarin is vastgelegd dat hij niet veel vrouwen, niet veel paarden en geld mag bezitten. Alleen zó kan voorkomen worden dat hij zich zal verheffen boven zijn broeders. Deze koning heeft geen onderdanen, maar broeders! (Deuteronomium 17:14-20)
- Vanaf de instelling van het koningschap in Israël lopen er twee lijnen: de Eeuwige blijft Israëls koning, en er is een aardse koning.
- Het koningschap in Israël is zelden een succesverhaal geworden. Zelfs ‘Salomo in al zijn heerlijkheid’ (Mattheüs 6:29) heeft gefaald: veel paarden, veel vrouwen en veel bezit.
- Vanwege dat mislukte koningschap ontstaat langzaam maar zeker het verlangen naar een messiaanse koning (Jesaja, Jeremia, Ezechiël) die recht doet en vrede brengt, die de armen redt en de onderdrukker neerslaat (Psalm 72).
- Naast het koningschap in Israël staat de belijdenis van Gods koningschap. In Israels liedboek wordt het zowel uitbundig bezongen (Psalm 93,95-99,145-149) als bevraagd (Psalm 44:5,24-25; 74:10-12; 89:19,47).
- Omdat de Eeuwige koning is, zijn alle aardse machthebbers aan hem ondergeschikt (Psalm 2).
- Gods Koninkrijk/koningschap is niet onder een noemer te vangen. Daarom gebruikt Jezus steeds verschillende beelden, verschillende gelijkenissen.
Uitleg
Evangelie
Marcus schrijft zijn evangelie voor de gemeente in Rome. Het woord ‘evangelie’ kennen zij als aanduiding voor boodschappen van de keizer verkondigd door zijn herauten. De aankondiging dat er een nieuwe keizer wordt gekroond is ‘evangelie’: een nieuwe tijd breekt aan, voor heel de wereld is er vrede (Pax Romana). Ook belangrijke militaire overwinningen van het Romeinse leger en belastingmaatregelen worden evangelie genoemd. De keizer wordt vereerd als de beschermende god van de staat en dient te worden aangesproken als Kurios, Heer. Maar voor de christenen in Rome is er maar een Heer: Jezus Christus en alle andere heren zijn aan hem ondergeschikt. Daarmee zagen zij aan de poten van de troon van de keizer en worden ze als staatsgevaarlijk gearresteerd, gevangengezet en gemarteld.
Goed nieuws
Met deze vervolgde gemeente in gedachten schrijft Marcus zijn openingszin: ‘Begin van het evangelie van Jezus Christus zoals geschreven staat bij de profeet Jesaja’ (1:1). Dat laatste hoort erbij: let op, dit is geen evangelie zoals dat van de keizer, bij evangelie moet je denken aan Jesaja die spreekt over een vreugdebode. Dit is echt goed nieuws!
Daarop volgt de beschrijving van Johannes de Doper die als heraut van de Eeuwige andere tijden aankondigt. Na de doop van Jezus en de verzoeking in de woestijn, vertelt de evangelist over het optreden van Jezus. Hij begint ‘nadat Johannes was overgeleverd’ (1:14): meer dan alleen maar een tijdsaanduiding; een bemoediging voor de vervolgde gemeente: al worden mensen vastgezet, het werk van God gaat dóór. Als Johannes is gevangengenomen, gaat Jezus naar Galilea en verkondigt Hij (eveneens als heraut van God!) het evangelie (!). En hoor wat Hij zegt: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit evangelie.’ (1:15).
Omdenken
Ook in de woorden van Jezus is polemiek: tegenover het keizerrijk staat het Koninkrijk van God; tegenover de keizerlijke boodschap het goede nieuws van God. Maar daar zijn twee dingen voor nodig: bekering en geloof. Voor bekering gebruikt Marcus een woord dat met denken te maken heeft: omdenken. Gods Koninkrijk staat haaks op de wereldrijken, gebouwd op macht en geweld. Dat vergt een volstrekt andere manier van denken, andere instelling. Het evangelie van de keizer roept wantrouwen op: wat nu weer? Het evangelie van Jezus roept op tot geloof: vertrouw het nu maar, dit is echt goed nieuws!
Vervolgens roept Jezus vier vissers die Hij ‘vissers van mensen’ wil maken. Marcus zou kunnen volstaan met het noemen van hun namen, maar dat doet hij niet: hij vermeldt met nadruk dat het gaat om twee keer twee broers. Dat doet hij met opzet. Een van de rode draden in Tenach is de lijn van twee broers: Kaïn en Abel, Izak en Ismaël, Jakob en Ezau, Mozes en Aäron. Steeds weer is het heibel tussen die broers. Maar nu breekt een nieuwe tijd aan. Het evangelie van Jezus verkondigt de broederschap – en zusterschap! – van alle mensen.
Paulus ziet het al voor zich: allen aan één tafel, mannen en vrouwen, slaven en heren, Joden en Grieken, allen gelijkwaardig (Galaten 3:29). Het visioen van de messiaanse gemeente tja, de omgekeerde wereld! Hoewel, de omgekeerde wereld? Nee, dit is precies de wereld zoals de Schepper die voor ogen had, in den beginne…
Aanwijzingen voor de prediking
Startzondag
‘Kan een kerk die zó lang op tradities voortbouwt en kun je als predikant die zoveel heeft meegemaakt in de kerk, nog ‘als nieuw’ overnieuw beginnen? Nog hoopvol en onbekommerd het volgend jaar ingaan? Kun je God dienen elke dag of bidden thuis en in de kerk, alsof je je van geen kwaad (in de wereld en in jezelf en in de kerk) bewust bent? Of kun je alleen achter elke geloofsuitspraak of hoop die uitgesproken wordt, een schaduwzin denken en uitspreken?’
Terugblik
Ik moet wel beginnen met een persoonlijk antwoord. Startzondag, wat roept dat woord bij mij op? Herinneringen aan mijn jeugd in (!) Gereformeerd Scheveningen (jaren zestig). Startzondag was toegespitst op het jeugdwerk, vandaar Jeugdzondag. Ik herinner mij preken over de roeping van de jonge Samuël, de twaalfjarige Jezus in de tempel, de eveneens jonge Timotheüs, leerling van Paulus en natuurlijk de rijke jongeling. ’s Avonds om half acht was er in de Prins Willemkerk het jeugdappel voor de jeugd uit alle wijken, met meestal een jeugdkoor. We zongen natuurlijk: ‘God roept ons broeders tot de daad, zijn werk wacht: treedt dan aan.’
In 1979 begon ik als kerkelijk werker in Halle, waar ik een jaar later predikant werd. Inmiddels was de Jeugdzondag ‘Startzondag’ geworden. De diensten werden meestal voorbereid met gemeenteleden. Mijn proefpreek voor de Classis Zutphen was voor de Startzondag 1980, over Lucas 14:25-35 met als thema: ‘De kosten van het discipelschap, de prijs van de navolging.’
Hoe kijk ik terug op 45 jaar startzondag en hoe kijk ik vooruit? Ik heb de startzondagen steeds als waardevol en plezierig ervaren. Na een periode van betrekkelijke rust (vakantietijd, geen catechese, geen vergaderingen) ging alles weer van start. Ik heb nooit gedacht ‘alwéér…’ Ik had er altijd wel zin in: een nieuw seizoen, nieuwe vragen, nieuwe uitdagingen, wat zal het brengen?
Toekomst
Vooruitblik. Die moet natuurlijk verder gaan dan alleen het komend seizoen. We hebben in de PKN in toenemende mate te maken met duizenden leden per jaar die bedanken en met tientallen kerken die sluiten. Hoe hoopvol en onbekommerd kan een mens dan nog zijn – zeker als dat een mens is die altijd met hart en ziel predikant is geweest?
Lang heb ik daarover gedacht in termen van kwantiteit en kwaliteit: het gaat in de bijbel nooit over de macht van de grote getallen, integendeel: het gaat juist om de meerwaarde. Zo ook in de kerk; maar wel een schrale troost. Heb ik het voor mijzelf en mijn gemeenteleden daarmee wel echt serieus genomen? Van Aarnoud van der Deijl heb ik geleerd dat het goed is om te rouwen over de teruggang van de kerken. Met mijn verhaal dat het niet gaat om de kwantiteit maar om de kwaliteit heb ik daar geen ruimte aan gegeven. Rouwen hoort erbij. Waarvan akte!
Het is nooit goed om in de rouw te blijven steken. Wat houdt mij op de been?
Mijn geloof? Nee, regelmatig bid ik: ‘Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.’
Mijn hoop? Meestal wel, soms vroeg me af, waarvoor ik het allemaal deed.
Mijn liefde? Ook niet, want daarin schiet ik nog wel eens tekort.
Ik moet het hebben van Gods geloof in mij: je kunt het!
Zijn hoop op mij: ik heb je nodig!
Zijn liefde voor mij: je mag er zijn!
Relatie kerk en koninkrijk
‘Is de kerk hét instrument dat het Koninkrijk van God in deze wereld vormgeeft of slechts één van de vele tekenen van Gods Koninkrijk in de wereld?’ Die vraag stelt Marleen Blooten in een artikel over haar wijkgemeente (Elthetokerk, Amsterdam-Oost). Met instemming citeer ik haar antwoord: ‘Hoewel het Koninkrijk van God aanwezig is in de wereld, is dit Koninkrijk expliciet zichtbaar in de kerk, in de gemeenschap die wij zelf zijn en die brood en wijn deelt. We hopen niet alleen op Gods Koninkrijk, we bidden er niet alleen om, we maken er ook zelf al deel van uit. Overal waar christenen zich verzamelen gebeurt het Koninkrijk van God.’
De wereld omgekeerd
Als volgelingen van Jezus zijn wij wel ín de wereld, maar niet ván de wereld. Het evangelie van Christus staat immers haaks op dat van de keizer. Onze wereld is vol van ‘evangelisten’ met hun boodschappen: influencers, haatmailschrijvers, goeroes en twitterende politici. Als gemeente hebben wij een andere boodschap: niet heersen, maar dienen; niet het recht van de sterkste, maar van de zwakste; niet uitsluiten, maar opnemen!
Huub Oosterhuis noemt dat ‘deze wereld omgekeerd’: ‘Mensen zullen andere mensen zijn.’ En: ‘Wie denken durft, dat deze droom het houdt, die zal zijn ogen niet geloven’ (lied 1001). Dat visioen inspireert mij, houdt mij staande en gaande.
Bert Aalbers is emeritus PKN-predikant. Hij werkte in Halle, Epe, Maarssen en Breukelen. Van 1999 tot 2007 doceerde hij Nieuwe Testament aan de Hogeschool voor Theologie NBI in Utrecht. In 2001 promoveerde hij op: Judas, Een van de twaalf. Een exegetisch-hermeneutische studie over Judas Iskariot in het Nieuwe Testament met speciale aandacht voor het fenomeen beeldvorming.
Geraadpleegde literatuur
- Marleen Blootens, Hoe verder pionieren in de Amsterdamse Elthetokerk? In: Hoe verder met het Verhaal?, Zwolle 2016, 377-50
- Aarnoud van der Deijl, De toekomst van de kerk, Essay vol rouw en hoop, Middelburg 2023
- Anne van der Meiden. Geloven op jaarbasis, Een ongewoon dagboek, Zoetermeer 2011
- Th.J.M. Naastepad, Menswording, Uitleg van het evangelie naar Marcus, Baarn 2000
- Huub Oosterhuis, Boek van mijn leven, Kampen 2000
- Egbert Rooze, Marcus als tegenevangelie, Antwerpen 2012