Menu

Premium

Het nieuwe verbond

Witte Donderdag

Bijbelwetenschappen

Alternatief bij Witte Donderdag (Jeremia 31:31-34, 1 Korintiërs 11:23-20 en Johannes 13:1-15)

Als de kerk op Witte Donderdag viert hoe Jezus met zijn vrienden maaltijd hield, verwacht je toch de desbetreffende lezing uit een van de evangeliën waarin sprake is van dat nieuwe verbond in zijn bloed (Marcus 14:24; Matteüs 26:28; Lucas 22:20). In plaats daarvan horen we het verhaal van de voetwassing uit Johannes, het Evangelie waarin dat woord ‘verbond’ niet voorkomt. Betekent dit een gemis dat wordt goedgemaakt door Jeremia of Paulus (1 Korintiërs 11:25), die het nieuwe verbond wel noemen?

De kleine perikoop over het nieuwe verbond is onderdeel van het ‘troostboek’ van Jeremia, de hoofdstukken 30-33. Het vormt een welkome verademing na vele hoofdstukken met voornamelijk onheilsprofetieën en ter voorbereiding op het vervolg, waarin wordt verteld over de ondergang van Juda. Met hun centrale plaats bieden de heilsprofetieën troost. De trouw van JHWH aan het verbond met zijn volk blijkt groter dan de trouweloosheid waarmee het Zuidrijk Juda de ondergang over zich afroept. Die trouw zal zelfs het herstel van de verloren tien stammen van het Noordrijk Israël inluiden, en zo zullen de twaalf stammen onder een nieuwe koning uit het huis van David zich aaneensluiten.

In de harten gegrift

De centrale zin in deze perikoop is de verbondsuitspraak: ‘Ik ben hun God, zij zijn mijn volk’ (31:33b). Die wordt ingeleid door wat JHWH doet: verbond sluiten, schrijven, griffen (31:33a), en gevolgd door wat het volk niet meer hoeft te doen: elkaar JHWH te laten leren kennen, want dat doet iedereen uit zichzelf al (31:34a). De buitenste ring wordt ten slotte gevormd door de referentie aan het eerdere, verbroken verbond (31:32) en door het niet meer gedenken aan zonden (31:34b). Het nieuwe aan dit verbond is het feit dat het niet meer op schrift gesteld is, maar in de harten van de Israëlieten is gegrift.

Dit betekent geen vergeestelijking van de Tora. Het hart is namelijk de plaats waar een mens beraadslagingen en voornemens maakt, die vervolgens tot concrete daden leiden. Het nieuwe is dat men elkaar niet meer hoeft aan te sporen om JHWH te leren kennen. ‘Kennen’ duidt op een nauwe en soms intieme relatie, een gemeenschap van liefde, solidariteit en kameraadschap die levensruimte schept. Zo kunnen man en vrouw elkaar kennen en aldus zonen en dochters verwekken en baren. Zo kunnen broeders en zusters elkaar kennen en elkaar redden uit toekomstloosheid en nood. In het nieuwe verbond is de mens vanuit liefde gericht op die solidariteit.

Opstaan om te dienen

Zoals vermeld bij de bespreking van de lezingen volgens het Gemeenschappelijk Leesrooster bij deze dag, is de maaltijd die Jezus voorafgaand aan zijn arrestatie met zijn leerlingen hield een teken van de radicale liefde waarmee God zijn Zoon in de wereld heeft gezonden en de Zoon zijn leven geeft voor zijn vrienden. Waar bij de synoptische evangeliën de maaltijd als teken van het nieuwe verbond door Jezus’ zelfovergave wordt geduid, gebeurt dat bij Johannes op een andere manier.

De dienstbaarheid die Hij in de voetwassing toont, geldt na de programmatische inleidende zin (13:1) als teken van Jezus’ liefde (Gr.:) eis telos, ‘tot het uiterste toe’. De volgorde van wat er meegedeeld wordt voordat de actie begint, kan bevreemding opwekken. Je zou verwachten dat een slaaf bij binnenkomst de voeten van de disgenoten wast en niet pas tijdens de maaltijd. Johannes laat ons echter horen dat de maaltijd begonnen is, dat de duivel Judas zijn verraad heeft ingegeven en dat Jezus alles weet wat er gaat gebeuren.

Met het volgende (Gr.:) egeiretai, ‘Hij stond op’ (13:4) begint dan niet alleen de eigenlijke actie in het verhaal, maar wordt ook herinnerd aan het voorgaande verhaal over de ‘opwekking’ (passief) van Lazarus en de daar weer aan voorafgaande ‘opstanding’ (actief) van Maria (beide vormen van egeiroo in 11:29 en 12:1.9.17). De eerstvolgende keer dat er na Jezus’ opstaan van tafel wordt opgestaan, is de afsluiting van de maaltijdscène in 14:31: ‘Staat op, laten wij vanhier gaan’ (NBG’51; NBV 2004: ‘Kom, laten we hier weggaan’). Zoals de synoptici de maaltijd in het kader van Jezus’ dood en verrijzenis plaatsen, zo doet Johannes dat met de voetwassing.

Een nieuw gebod

Tijdens de maaltijd is er bij Johannes geen sprake van een nieuw verbond. Wel nieuw is in het midden van de maaltijdscène het ‘gebod’ dat Jezus zijn leerlingen geeft (13:34). Met dat gebod wordt de link gelegd met het verbond dat JHWH op Sinaï met zijn volk sloot. De Tora die Mozes daar in ontvangst nam, komt als (Gr.:) nomos, ‘wet’, zo’n vijftien keer bij Johannes ter sprake, vrijwel steeds in een polemische context. Als de farizeeën Jezus een genezing verwijten omdat die op een sabbat geschiedt, reageert Jezus met de uitspraak dat zij de wet van Mozes wel hebben gekregen, maar die niet in praktijk brengen. Zo staan ze wel toe dat een jongetje op sabbat besneden wordt, maar nemen ze Jezus een genezing op die dag kwalijk en willen ze Hem daarom doden (7:21-24).

Het is deze interpretatie van de ‘wet’ die ertoe leidt dat Jezus ter dood veroordeeld wordt (18:31; 19:7.7). Naast deze rigide interpretatie van de Tora staat de ‘genade’ (Gr.: charis), die alleen in de openingshymne van het Evangelie drie keer wordt genoemd en – met de waarheid – ‘door Jezus Christus geschiedt’ (1:14.16.17).

Je kunt hier een tegenstelling in zien, maar ook – om anti-judaïstische interpretaties te voorkomen – een radicaliserende nevenschikking. Zoals God uit liefde zijn Zoon in de wereld zond, niet om die wereld te veroordelen, maar om die te redden, zo schaft Jezus de wet niet af, maar brengt Hij die tot zijn radicale bestemming: de sabbat als de dag waarop uit grenzeloze liefde wat gebroken was wordt hersteld.

Deze exegese is opgesteld door Dick Schoon.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken