Inspiratie: God als onuitputtelijke bron voor ieder mens
Dankzij Gods inspirerende kracht is er een relatie ontstaan tussen God en mensen en staan wij open voor het mysterie van de transcendente God, die ons kan aanraken en aanspreken. Geestelijke schrijvers hebben verwoord hoe God en mensen wezenlijk verbonden zijn door Gods inspiratie.
Inspiratie is voor ons mensen iets vreemds en ongrijpbaars. Het is onzichtbaar en we kunnen er niet eigenmachtig mee omgaan. Inspiratie is iets wat je gegeven wordt en wat je deelt met anderen. We kunnen op verschillende manieren geïnspireerd raken, bijvoorbeeld door te wandelen in de natuur, muziek te maken of ernaar te luisteren, door het lezen van een boek of te kijken naar een film. Je vindt inspiratie als je er ruimte voor maakt en je ‘ik’ stil wordt. Dan kun je luisteren naar die onuitputtelijke bron die er is en door je heen stroomt. In de woorden van de muzikant en componist Göksel Yilmaz:
‘Speel nu je lied
zonder ook maar één keer te ademen
en zonder dat je hand beweegt.
Weet je wat?
Zet de stilte maar op maximum
en laten we luisteren…’
Deze bijdrage begint met de inspiratie in de Bijbel, met name in de scheppingsverhalen, en vervolgt met de inspiratie van mystici: mensen die God op een bijzondere wijze hebben ervaren.
Inspiratie in de scheppingsrelatie
Het woord ‘inspiratie’ komt van het Latijnse woord inspirare, dat letterlijk betekent ‘inademen’ of ‘inblazen’. Dat wil zeggen: de ziel of de geest inblazen. Volgens Van Dale betekent het woord inspiratie ‘bezieling’. Daarover staat geschreven in de scheppingsverhalen in de Bijbel. Beide scheppingsverhalen in de Bijbel vertellen over de bezieling en inspiratie van de schepping en in het bijzonder van de mens. Volgens het eerste scheppingsverhaal (Genesis 1) is de mens – evenals de dieren – een ‘levende ziel’ (nefesh chajjiem). Doordat de mens een levend wezen is, kan hij – evenals de dieren – honger, kou en pijn lijden. De dieren en de planten zijn volgens dit scheppingsverhaal voortgebracht door de aarde en de wateren ( Genesis 1:11, 20, 24; 2:9). Daarin verschilt de mens met de dieren en planten. Hij werd voortgebracht uit het stof van de aarde, en daarna werd hem een levensgeest (nisjmat chajjiem) ingeblazen:
‘Toen boetseerde God de mens uit de stof die hij van de aarde nam, en hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen.’ (Genesis 2:7)
In de Vulgaat, de Latijnse vertaling van de Bijbel die gemaakt werd door Hieronymus (347-420), komen we voor het eerst het begrip inspiratie tegen:
‘(…) en God blies (inspiravit) levensadem (spiraculum vitae) in zijn gelaat, en zo werd de mens een levende ziel (animam viventum).’
In de Latijnse tekst zien we een samenspel tussen de goddelijke inspiratie en de mens die bezield werd met levensadem. Dankzij Gods inspirerende kracht is er een relatie ontstaan tussen God en mensen. Wij zijn door de Schepper in het bestaan geroepen. Dankzij Gods inspiratie staan wij open voor het mysterie van de transcendente God, die ons kan aanraken en aanspreken.
De mens kreeg een levensgeest ingeblazen
De vertaling van dit vers (Genesis 2:7) in de Vulgaat heeft geestelijke schrijvers in de geschiedenis van het christendom beïnvloed. Zij hebben verwoord hoe God en mensen wezenlijk verbonden zijn door Gods inspiratie. Dit laat ik zien aan de hand van teksten van drie geestelijke schrijvers: Hildegard van Bingen, Meister Eckhart en Johannes van het Kruis.
Hildegard van Bingen
In een lied beschrijft Hildegard van Bingen (1098-1079), dat God de mens tot leven wekte door in zijn gelaat te kijken:
‘O, hoe wonderbaar is de voorkennis van het goddelijke hart,
dat heel de schepping vooraf kende.
Want God keek naar het gelaat van de mens die hij vormde,
en in diezelfde menselijke gestalte zag Hij zijn werken, geheel en al.
O, hoe wonderbaar is de adem die de mens zo tot leven wekte.’
Dit lied benadrukt de oorspronkelijke eenheid tussen God en de schepselen. In het scheppingsgebeuren bekleedt de mens een uitzonderingspositie, omdat hij geïnspireerd werd door Gods adem die hem en haar tot leven wekte. Op deze wijze werden wij, mensen, tot leven geroepen.
Meister Eckhart
Meister Eckhart (1260-1327) beschrijft de levensadem als een kracht in de ziel die van goddelijke oorsprong is. We hebben deze kracht verkregen dankzij Gods inspiratie:
‘Ik heb een kracht in mijn ziel, die geheel ontvankelijk is voor God. Ik ben er zo zeker van als ik leef, dat niets mij zo nabij is als God. Mijn zijn hangt eraan, dat God in mij tegenwoordig is. Hij is dat ook voor een steen en een stuk hout, alleen weten die er niets van.’
De kracht in onze ziel maakt dat wij ontvankelijk zijn voor het mysterie van God, die ons kan aanspreken. Deze openheid maakt, dat wij ons zelf kunnen overstijgen in de richting van God. Dankzij deze kracht is God ons naderbij dan wij aan onszelf zijn. Ons zijn hangt af van God. Dat geldt voor alles wat leeft. Maar hout en steen weten daar niets van af. Mensen echter ontvingen de grote gave zich daarvan bewust te worden. Daardoor zijn zij het bewustzijn van de aarde. Hoe meer wij ons daarvan bewust zijn, hoe meer wij mens zijn.
Johannes van het Kruis
De geestelijke schrijver Johannes van het Kruis (1542-1591) beschrijft de goddelijke inspiratie die de mens bezielde als een wezenlijke aanwezigheid van God in de mens. Gods aanwezigheid is echter niet beperkt tot de mens, maar strekt zich uit tot de hele schepping. Alle schepselen bestaan in de tegenwoordigheid van God. Maar de bewustwording van deze wezenlijke aanwezigheid voltrekt zich alleen in de mens:
‘Op deze manier is hij niet alleen in de betere en meer heilige zielen, maar evenzeer in de slechte en zondige en in alle andere schepselen. Want met deze aanwezigheid geeft hij hun leven en zijn, en als deze wezenlijke aanwezigheid hun zou ontbreken, zouden zij allen te niet gaan en ophouden te zijn. Deze aanwezigheid ontbreekt nooit in de ziel.’
De goddelijke inspiratie die de mens bezielt, is een wezenlijke aanwezigheid van God
Als mensen zich bewust worden van het feit dat zij leven, beseffen zij dat zij zichzelf niet tot leven hebben geroepen. Zij zijn echter niet in staat om dit leven op eigen kracht in stand te houden. Dit leven is geschonken, ‘om niet’. Wij kunnen ons wel bewust worden van deze gave van leven. Op deze wijze erkennen wij in onszelf de aanwezigheid van de scheppende God. Het bewustzijn van deze aanwezigheid is toegankelijk voor alle mensen. Deze aanwezigheid kan wel verduisterd worden door onze misstappen (de zonde) of onderdrukt worden, maar niet definitief verdwijnen of vernietigd worden.
Onder de aanblazing van de goddelijke inspiratie worden we bewogen in de richting van de transcendente God, die ons leven en zijn geeft.
Persoonlijke inspiratie
De goddelijke Geest inspireerde niet alleen aan het begin van de schepping, maar blijft mensen inspireren. God komt naar ons toe als een persoonlijke God en zet ons in beweging. Dit zal ik laten zien aan de hand van passages uit de Bijbel en van teksten van mystieke schrijvers uit de christelijke traditie.
Inspiratie van profeten
In de Bijbel worden mannen en vrouwen geroepen om een profetische opdracht te vervullen. Typerend is dat er dan wordt gezegd, dat de Geest die een profeet inspireert op hem rust:
‘De geest van de Heer, JHWH, rust op mij, want JHWH heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft Hij mij gezonden.’ (Jesaja 61:1)
De profeet Ezechiël ontving een profetische opdracht, waarbij de goddelijke Geest hem inspireerde. Ezechiël verbleef bij de ballingen in Babylon, vanwaaruit hij de politiek in Jeruzalem probeerde te beïnvloeden. Het boek Ezechiël opent met een visioen, waarin een mensengestalte op een hemelse troon wordt getoond. De tegenwoordigheid van deze gestalte deed Ezechiël uit eerbied buigen. In de zending die volgde kreeg de profeet de opdracht om Gods boodschap bekend te maken aan de Israëlieten. Daartoe tilde de goddelijke geest Ezechiël op. Vanuit deze beweging opent hij zich voor de weg die God met hem wil gaan:
‘Dan tilt de geestesadem mij op en hoor ik achter mij het geluid van een grote beving: gezegend de glorie van de Eeuwige, vanuit zijn heil oord! (…) De geestesadem heeft mij opgetild en neemt mij mee; bitter in de gloed van mijn geest, en de hand van de Eeuwige strak over mij.’ (Ezechiël 3:12, 14)
Inspiratie voor de hele mensheid
Niet alleen zijn profeten een instrument van de goddelijke Geest, maar ook het volk. Daarmee worden vanuit het perspectief van de profeet Joël alle Israëlieten bedoeld:
‘Daarna zal dit voltrekken: Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft. Uw zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen dromen, en jongeren zullen visioenen zien. Zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.’ (Joël 3:1-2)
‘Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft’
Over het hele volk zal de Geest worden uitgestort. Gods aanwezigheid betekent voor heel het volk een boodschap van bevrijding en heil. Deze tekst is overgenomen in het Nieuwe Testament, waardoor Gods handelen zich niet alleen beperkt tot Israël, maar heel de wereld omvat.
De inspiratie van mystici
Mystici uit de christelijke traditie hebben geschreven over hun inspiratie. Ze schrijven over de uitnodiging die de Levende God onontwijkbaar tot hen richt. Zij worden geïnspireerd door het appèl dat de Eeuwige op hen doet, en geven er antwoord op door erop in te gaan en er gestalte aan te geven in hun doen en laten. In de woorden van Marieke van Baest, een theologe met veel aandacht voor mystiek:
‘Zij werden een nabijheid van een ik-weet-niet-wat gewaar. Onweerstaanbaar, met een oerkracht die verbijstert, viel hen een aanwezigheid toe, als vrije gave, als geschenk om niet. Een onomkeerbare oerkracht, niet tegen te houden en voorgoed. Aan den lijve ondervonden ze dat een liefdevolle Ander hen naderde.’
Deze ontmoeting is onuitspreekbaar en kan niet in de beslotenheid van zichzelf blijven. We kunnen niet anders dan uiting geven aan deze ontmoeting in taal, geschrift, dans, poëzie, handelen. Voorbeelden van deze ontmoeting zijn er in overvloed.
Een voorbeeld is Dag Hammerskjöld (1905-1961). Hij was van 1955 tot 1961 secretaris van de Verenigde Naties. Hij gaf gestalte aan de ontmoeting met de Eeuwige in zijn dagboek Merkstenen. Zijn dagboek werd na zijn dood gevonden in zijn woning in New York. Hij opent zijn dagboek met een tekst over een aanraking die hem inspireerde:
Aangeraakt
Verder word ik gedreven
een onbekend land in.
De grond wordt harder,
de lucht prikkelender, kouder.
Aangeraakt door de wind
vanuit mijn onbekende einder
trillen de snaren
in afwachting.
Aldoor vragend
zal ik aankomen,
daar waar het leven weg klinkt –
een klare zuivere toon
in de stilte.
(1925)
De geestelijke weg van Dag Hammerskjöld is begonnen met een aanraking. Iets heeft hem vanachter de horizon van het bekende aangeraakt en verlangen in hem gewekt. Deze aanraking trekt een spoor door zijn leven. De werking die ervan is uitgegaan, leidde hem een onbekend land binnen. Iets bewoog hem in de richting van zijn bestemming.
Mystieke ervaring als beginsel van de geestelijke weg
De mystieke ervaring is het begin van een weg waarin de omgang met de Eeuwige in het centrum komt te staan. De omgang met de Eeuwige is verborgen en nooit in onze greep te krijgen, is niet vast te leggen en niet te begrijpen. Deze omgang is een toewijding aan de levende God die de bron is van dit samenzijn.
De omgang met de levende God vraagt een zekere concentratie maar mag niet vereenzelvigd worden met je eigen ik, waardoor je onbereikbaar bent voor anderen. Het tegendeel is waar. Hun inkeer is tegelijkertijd ook een uitkeer. Mystici geven handen en voeten aan de inspiratie waardoor ze bewogen worden en in beweging worden gezet. Ze zetten zich juist in om de uitnodiging die hen inspireert tot een levende werkelijkheid te laten worden.
De mystieke ervaring wordt tot beginsel van een geestelijke weg. Op deze weg laten mensen zich inspireren door de goddelijke Geest die hen bevrijdt uit hun ik-zuchtige levensbeweging en doet hen tegelijkertijd op de ander/Ander richten. Op deze weg is er een spanning tussen ‘reeds’ en ‘nog niet’, een weg waarop mensen ingaan op wat ze al zijn: beeld van God en nog moeten worden wie zij ten diepste zijn: mensen die door de Eeuwige bemind worden om hun gelijkenis met God te belichamen.
Inspiratie voor alle mensen
Uit deze beschrijving moge duidelijk worden dat inspiratie toegankelijk is voor alle mensen en het omvat het hele bestaan in zijn hoogte, diepte en breedte.
Kitty Bouwman is geestelijk begeleider en werkt aan een onderzoek naar de kernbegrippen caritas (goddelijke liefde) en sapientia (wijsheid) bij Hildegard van Bingen. Ze is hoofdredacteur van Herademing. Haar website: www.matersapientia
Literatuur
Marieke van Baest, Amoroso. Tilburg, Ademtocht, 2002.
Dag Hammerskjöld, Merkstenen. Nijmegen, 1983, 17e druk (2007) Kampen.
Hildegard van Bingen, Symphonia. Gezangen. Vertaling Patrick Lateur. Antwerpen, 2022.
Johannes van het Kruis, Mystieke werken. Vertaling Jan Peters en Jan Jacobs. Gent, 1980.
Frans Maas, Van God houden als van niemand, Preken van Meister Eckhart. Kampen, 1997.