Jezus de Nazarener, de koning der Joden
Bij Johannes 18-19
Passie
We gaan luisteren naar Johannes 18,1 tot en met Johannes 19,42. Maar dat is een schrale, formele aanduiding. Er is nog niets inhoudelijks mee gezegd. De vers- en hoofdstukindeling van het Nieuwe Testament is bovendien een recente uitvinding, net zo vaak verwarrend als verhelderend. Hoe kunnen we deze tekst treffender benoemen? Wat gaan we eigenlijk beluisteren? Welke titel zouden we de tekst kunnen geven?
‘Johannespassie’ is een goede kandidaat. Veel mensen beluisteren de woorden met de muziek van Johann Sebastian Bachs Johannespassion in gedachten. Johannes 18 en 19 vormen een passie. Passie heeft alles te maken met lijdend voorwerp zijn, passief zijn. Lijdend voorwerp ten opzichte van mensen die je mishandelen, maar ook van emoties. Hevig aangedaan zijn. Lijdend voorwerp zijn ten opzichte van een grote liefde, die dan ook je ‘passie’ heet. Vandaar de twee gezichten die het woord ‘passie’ heeft: een positief en een negatief gezicht. Jezus’ passie, zijn grote liefde, zijn innerlijke bewogenheid is het die Hem in de lijdenspassie voert. Er wordt met Hem gedaan. Hij wordt overgeleverd, zeggen vooral de synoptische evangeliën. En daarna gekruisigd en begraven. Met recht een passie.
Actieve passie
De spaarzame kopjes in de NBV getuigen daarvan. Het zijn er twee. Boven Johannes 18,1-19,16 staat: ‘Jezus gevangengenomen en verhoord’. Boven Johannes 9,17-42 staat: ‘Jezus gekruisigd en begraven’. Jezus wordt gevangengenomen, wordt verhoord, wordt gekruisigd en wordt begraven. Een en al passie, een en al passieve vorm daarom. Dat is niet onjuist. Maar het is niet treffend genoeg. Het is ten eerste te journalistiek, te krantenkopperig. Alleen de buitenkant is ermee benoemd, niet het wezen. Het is bovendien te weinig gezegd in de mystieke taal van Johannes zelf, die immers spreekt van ‘verhoging’, ‘heerlijkheid’ (Johannes 17,24), ‘koningschap’ (Johannes 18,37) et cetera – stuk voor stuk paradoxale woorden. En het is te veel gedacht vanuit de andere evangeliën. Die benadrukken inderdaad de lijdende vorm. In het Johannesevangelie is de belichting anders. Hoewel Johannes het passieve niet ontkent, legt hij veel meer nadruk op Jezus’ initiatief, zijn regie, zijn soevereiniteit. Johannesaktion, zou je zijn tekst kunnen noemen.
Jezus is soeverein
Al eerder had Jezus gezegd: ‘Niemand neemt Me mijn leven af, maar Ik leg het af uit Mezelf. Ik heb de volmacht het af te leggen en de volmacht het weer op te nemen’ (Johannes 10,18). Vandaar dat Jezus al bij zijn gevangenneming volstrekt koninklijk voor de dag treedt. Hij stelt hier de vragen. ‘Wie zoeken jullie?’ (Johannes 18,4). ‘Als jullie dan Mij zoeken, laat dezen heengaan,’ gebiedt Hij even later (Johannes 18,8). Jezus is aan zet. Ook tijdens de verhoren blijft dat zo. Wie zit er eigenlijk in het beklaagdenbankje? De ondervraging doet nogal clumsy aan. Jezus’ antwoorden daarentegen zijn zeer zelfbewust. Zonder dat het tot een vonnis gekomen is (de rechtspraak loopt spaak!), wordt Jezus gekruisigd. Eenmaal aan het kruis spreekt Hij driemaal. Hij sticht vanaf het kruis de kerk (Johannes 19,26-27). Hij vervult de Schrift (Johannes 19,28). Hij volbrengt alles en geeft de geest (Johannes 19,30). Uit zijn zijde komt water en bloed, Hij is een levensader. Zijn begrafenis is koninklijk. Het is duidelijk: dit is wat Jezus wilde. Dit is Hem niet overkomen. Zijn passie is op een verborgen manier zijn actie. Johannes onthult het: een ware apocalyps.
God regeert vanaf het hout
Misschien is de beste titel boven Johannes 18-19 wel die titulus (Gr.: titlos) die Pilatus drietalig boven Jezus liet aanbrengen: ‘Jezus de Nazarener, de koning der Joden’ (Johannes 19,19). Wat Johannes te vertellen heeft, is niets minder dan zijn troonsbestijging. Het is zeker geen betreurenswaardig incident voordat Jezus internationaal ‘doorbrak’. Nee, dit is zijn ‘doorbraak’! Je vraagt je bijna af waarom hierna Johannes 20 en 21 nog nodig zijn. God regeert ‘vanaf het hout’ (Gezang 185:4 LbK, dat zo niet meer in het nieuwe Liedboek staat). Dat is de taal en toon van vroegkerkelijke hymnen. Zo is ook de beeldende kunst tot aan de Middeleeuwen. Maar daarna verschuift de aandacht steeds meer naar het menselijke, deerniswekkende lijden. De gelovige lijdt mee. Gibsons The Passion of the Christ is er een late nabloeier van. Vrijzinnig vertaald: wat zien we hier toch het lijden van deze wereld in het gelaat. Onze enige troost is dat de machteloze God in dat alles liefdevol bij ons is.
Johannes’ relaas lijkt weinig geschikt om dit soort emoties op te roepen. Ontnuchterend schrijft Frederick Dale Bruner: ‘A crucifixion cannot be described less dramatically.’ [1] Met een paar woorden is het gedaan. Geen gruwelijke details. Geen aanknopingspunten tot medelijden. Hier gaat de koning naar zijn troon. Hij leidt, terwijl Hij lijdt. Bijna als een koele kikker, onaangedaan. Maar dat is ook weer niet waar (vgl. Johannes 12,27). Zijn leiden en lijden zijn even reëel, onlosmakelijk aan elkaar verbonden als de paradox van zijn twee naturen: onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden.
Bereikbaar
Zijn we nog bereikbaar voor de boodschap van Johannes? Kunnen we de paradox aan? Een God die daadwerkelijk regeert. Niet ondanks het vele dat er volgens ons ‘nog’ mis is aan deze wereld, maar midden in die wereld. Oppermachtig in lijden en dorst. Heersend ‘te midden van zijn vijanden’ (Psalmen 110,2). Er is een apocalyps (openbaring) nodig om het te zien. Maar als je het te zien krijgt: adembenemend en overtuigend! Hij heeft de zijnen lief ‘tot het einde’ (Johannes 13,1). Adembenemend, zoals de liefde hier triomfeert en vanaf nu steeds zal triomferen. Johannes’ verhaal is niet bedoeld om medelijden op te wekken, maar aanbidding. In de aanbidding wordt ons eigen leven aangeraakt door de paradox. Tegen alle schijn in is daar de doxa, de heerlijkheid. Ons leven is onder de macht gesteld van de koning der Joden. Jezus verdedigt en handhaaft deze titel met verve.