Kerst, suïcidaliteit en Bachs ‘Weihnachtsoratorium’
God deelt in onze ontluistering
Maandag: tijd voor een Theologencolumn – ook op Eerste Kerstdag. Deze kerst staat Hanneke Schaap stil bij Bachs Weihnachtsoratorium en suïcide.
„Armoede, kwetsbaarheid, machteloosheid, lijden, afgewezen en buitengesloten worden: het is allemaal onlosmakelijk met Kerst verbonden.”
Hanneke Schaap-Jonker
Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage, rühmet, was heute der Höchste getan! Kerst begint voor mij altijd met het openingskoor van het Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach. Liefst met de volumeknop iets verder open dan normaal, zodat je nog beter ervaart hoe alles in de muziek je probeert mee te nemen, op te tillen, en duidelijk wordt dat er écht iets is gebeurd dat alles anders maakt. Maar wat nu als het niet lukt om daar in mee te komen?
Het voelt vreemd om een column te schrijven die op Eerste Kerstdag online gaat. Deze week liep ik de redacteur tegen het lijf. ‘Alsof ik een kerstpreek moet leveren,’ zei ik. Maar nee, het was toch echt de bedoeling dat het een column werd, en liefst een beetje schurend en zo.
Als je op Kerstmorgen naar de kerk bent geweest, kan het niet anders dan dat er om je heen mensen zaten die op de een of andere manier bij de keel gegrepen worden door beklemming, uitzichtloosheid, wanhoop en dood.
Eigenlijk wilde ik het over suïcidaliteit in de kerk hebben. Dat thema raakt meer mensen dan je misschien zou denken – ook met Kerst. Voor een heel aantal jongeren en ouderen, aan wie je aan de buitenkant vaak niks bijzonders ziet, is het leven een loden last. De verdrietige realiteit is dat ze het liefst dood willen en soms uren per dag aan zelfdoding denken. Alleen al van de jongeren tussen 12 en 25 jaar heeft 17% serieuze gedachten aan zelfdoding. Soms weet niemand het en wordt de strijd in eenzaamheid gevoerd.
Een deel van hen doet een poging om een eind aan het leven te maken. Ieder jaar geldt dat voor 1 op de 1000 mensen. Bedenk even hoeveel dat er in uw woonplaats zijn, en om hoeveel Nederlanders dat in totaal gaat. Tien op de 100.000 inwoners plegen jaarlijks daadwerkelijk suïcide. Dat zijn in ons land dus zo’n 2000 personen, waarvan 240 jongvolwassenen. Om al deze groepen heen staat in veel gevallen een kring van naasten die mee-lijdt, mee-worstelt of rouwt.
Dus als je op Kerstmorgen naar de kerk bent geweest of de preekstoel opgegaan bent – ik heb niet de illusie dat je dit leest aan het kerstontbijt, vandaar de voltooide tijd –, dan kan het niet anders of er zaten mensen om je heen of voor je die op een of andere manier bij de keel gegrepen worden door beklemming, uitzichtloosheid, wanhoop en dood. Of misschien was u het zelf wel. Nogal een contrast met het Jauchzen en de Fröhlichkeit waartoe Bach oproept.
Advent lijkt beter te passen. De afgehouwen tronk uit Jesaja 11, het volk dat in duisternis ronddoolt en de mensen die wonen in het donker (Jesaja 9: 1) – dat zijn beelden die kunnen raken als je nergens een lichtpuntje meer kunt ontdekken. Die ervaringen van doodsheid en machteloosheid zijn niet opeens weg als de kalender 25 december aangeeft. Ook niet als Bach oproept: Lasset das Zagen, verbannet die Klage.
Hier haak ik trouwens even af bij het Weihnachtsoratorium. Ik snap het punt, maar zou de angst en de klacht graag laten staan. Dat hoeft niet weggepoetst. Het Evangelie is immers geen goedkoop verhaaltje dat de confrontatie met de rauwheid van het bestaan niet aankan. En dat weet Bach ook wel. Er ist auf Erden kommen arm daß er unser sich erbarm (‘Hij is arm op aarde gekomen, om zich over ons te ontfermen’), wordt verderop gezongen. Wer will die Liebe recht erhöhn, die unser Heiland vor uns hegt? Ja, wer vermag es einzusehen, wie ihn der Menschen Leid bewegt? (‘Wie kan genoeg de liefde prijzen, die onze Heiland voor ons koestert? Ja, wie kan begrijpen hoe het leed van de mensen hem raakt?’).
Hij identificeert zich volledig met alles wat kraakt, knarst en kapot is in het menselijk bestaan. En juist dat is goed nieuws.
Armoede, kwetsbaarheid, machteloosheid, lijden, afgewezen en buitengesloten worden – geen plek, we zitten hier niet op jou te wachten: het is allemaal onlosmakelijk met Kerst verbonden. De engel komt in de kerstnacht het nieuws brengen bij de gemarginaliseerden buiten, niet bij diegenen die binnen de kalkoen op tafel hebben staan. God wordt mens en deelt in de ontluistering die menszijn kenmerkt – al zie je die ontluistering bij de een heftiger dan bij de ander. Hij identificeert zich volledig met alles wat kraakt, knarst en kapot is in het menselijk bestaan. En juist dat is goed nieuws. Bestaansbevestiging in nood en dood, transformatie van binnenuit, zonder dat de hopeloosheid eerst weggepoetst hoeft te worden of verzwegen hoeft te worden.
In die zin hoop ik dat dit de grondtonen zijn die diensten en vieringen kenmerken, niet alleen met Kerst, maar het hele jaar door. Niet alleen omdat dit bijdraagt aan erkenning van en verbinding met mensen die met de dood in hun hart zitten, die zich op het randje bevinden en zich voortdurend ophouden bij de nooduitgang van het leven. Maar ook omdat donkere grondtonen altijd de enige manier vormen waarop voorkomen wordt dat de melodie van hoop en licht gaat zweven, de enige manier ook waarop de uitbundige vrolijkheid om Gods oneindige liefde en genadige ontferming helder klinkt.
Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God
zal het stralende licht uit de hemel zich over ons ontfermen
en schijnen over allen die in duisternis verkeren,
in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.
(Lukas 1:78-79, NBV21)
Hanneke Schaap is psycholoog en theoloog. Ze werkt als rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Eleos/De Hoop ggz) en is bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.