Korte metten: “Troost ligt in het besef dat we met niets komen en toch dankbaar mogen zijn voor wat we ontvangen.”
Lege handen, vol hart

Wat blijft er over als je alles kwijtraakt—je huis, je vrijheid, je stem? In de gangen van het ziekenhuis ontmoette Bernd Hirscheldt mensen die niets meer hadden, behalve hun herinneringen en een paar bezoekjes van vreemden. Eén vrouw raakte hem in het bijzonder.
Toen ik als ziekenhuispastor werkte, sprak ik geregeld met patiënten die al maanden wachtten op plaatsing in een verpleegtehuis. Eigenlijk hoefden ze niet niet meer behandeld te worden in het ziekenhuis. WOP’ers worden ze in de Vlaamse zorgsector ietwat laatdunkend genoemd: ‘Wachtend Op Plaatsing.’ Meestal waren ze hulpbehoevend, dementerend; soms werden ze zelfs wilsonbekwaam verklaard door de rechter, die in het ziekenhuis ter plaatse kwam en een bewindvoerder aanstelde. Vaak werd hun woning verkocht of de huur opgezegd, nog voor ze konden terugkeren. En daar zaten ze dan, met niets meer—geen thuis, zelfs geen zeggenschap over hun eigen leven.
Dementie, verdriet en dankbaarheid
Met één dame had ik extra te doen. Blijkbaar had ze ooit ruzie gehad met haar kinderen; die kwamen in ieder geval nooit meer langs. Alleen toen ze wilsonbekwaam werd verklaard vanwege de dementie, waren ze er, samen met de vrederechter. Verder zat ze daar elke dag, moederziel alleen. Haar dementie verslechterde snel, maar ze was nog goed genoeg om zich van haar situatie bewust te zijn. Ze was verdrietig, soms boos.

Ik ging iedere dag bij haar langs, als een soort vervangvisite, even een praatje maken en peilen hoe het die dag met haar was. Ze had niets met het geloof, maar wist nog wel dat ik de ziekenhuispastor was. Plagend riep ze me toe: ‘Ah, daar komt de raadsman!’ Ze leek ondanks alles wel blij met de bezoekjes. We spraken vaak over gebeurtenissen in haar leven en over de mensen in haar leven waar ze dankbaar voor was geweest. Hoe ze steeds haar best had gedaan om goed te zijn voor anderen, ook al had het leven haar niet beloond. Integendeel—ze had flinke dreunen gekregen. Ze zei vaak dat ze een mooi leven had gehad, maar dat het wel hard was geweest.
De Bijbel als universele bron van wijsheid
Een parallel drong zich op. Ze was weliswaar agnost, maar leek sterk op Job, die ook altijd goed was geweest voor anderen, al werd hem de duvel aangedaan. Daarom zei ik op een ochtend tegen haar: ‘Iemand uit de Bijbel zei ooit (ik parafraseerde wat): Ik ben met lege handen op deze aarde gekomen en ik ga weer met lege handen weg. Toch ben ik dankbaar voor wat ik in het leven heb gekregen.’
Dat sprak haar aan. Ze vond degene die dat had gezegd een ‘hele slimme’. Want ook zij was dankbaar voor al het goede in haar leven, voor de mogelijkheid om voor anderen klaar te staan, ook al bevond ze zich nu in een penibele situatie.
Ik had het gevoel dat ze zich voor het eerst in lange tijd even getroost voelde. Door het universele besef dat we met niets op aarde komen en alles weer zullen afgeven, maar dat we daarbij toch dankbaar mogen zijn voor wat we tijdens ons leven ontvangen. Zo bleek de Bijbel nog altijd actueel. Zelfs voor mensen die niet iedere zondag in de kerk zitten, is de Bijbel – toen en nu – een universele bron van wijsheid en troost.
Bernd Hirschfeldt is filosoof en theoloog. Hij is predikant van de Nederlandse Protestantse Kerk van Luxemburg en werkt als ziekenhuispastor bij het AZ Sint-Lucas in Brugge.