Liefde op zolder – theologie voor beginners
Het was midden jaren vijftig dat twee jonge vrouwen in Amsterdam met kinderevangelisatie begonnen. Zes jaar oud beklom ik de trappen naar de bovenste etage aan de Heerengracht.
Mijn buurmeisje had mij eerst meegenomen naar ‘zondagsschool’, uitgaande van kerk. Dat beviel niet: een strenge juf, stil zitten in de schoolbank en onbekende liedjes. Wat een verschil met deze Bijbelclub, op Amerikaanse leest geschoeid!
‘Interkerkelijk’, zeiden de dames tegen mijn moeder. Wat betekende dat er weinig liefde van en tot de institutionele kerken was. ‘Het koord van Rachab dat van het bloed van Jezus vertelt. Piëtisme!’, zei jaren later mijn wijkpredikant toen ik hem vertelde waar mijn geloofswieg had gestaan. Maar dominee Callenbach in Ermelo, bij wie ik een meer kerkelijke geloofsweg vond, zei: ‘Mijnheer Van Essen, er gaat niets boven een warm, piëtistisch klimaat!’
Een hartelijk welkom door één van de tantes, vrolijke liedjes begeleid door piano of vibrafoon. Liedjes met gebaren!
‘Hoog, hoog, hoog als de lucht, wijd wijd wijd als het water blauw, is Jezus’ liefde voor jou …’
We deden samen een spel waarin je je energie kwijt kon. En tante Annie vertelde met het flanelbord een prachtig verhaal. Ook hadden de dames grote boeken gemaakt, plaatjes uit tijdschriften, waarin de liederen met grote letters stonden. Toen mijn stiefvader overleden was, troostte mij steeds het plaatje van een bedroefd jongetje bij een graf, met daarbij de tekst:
‘Als soms vrienden ons verlaten, gaan wij biddend tot de Heer.’
In de zomer, als er geen club was, organiseerden de dames trefbalwedstrijden in een steeg tussen de pakhuizen. En natuurlijk was er, vanaf je achtste jaar, het zomerkamp! ’s Morgens ‘Stille tijd’ met je groep, daarna het vlaggenlied, ochtendgym, Bijbelverhalen volgens een weekthema en sport, veel sport!
Wat valt er nu, waar ik zo’n twintig jaar betrokken was bij de Bijbelclub en de kinderkampen van ‘In de Ruimte’, over de theologie te zeggen? Weinig. Eenmaal in de pubertijd merkte ik dat er voor mij weinig ruimte was voor vragen of tegenspraak. Geloof was ‘Jezus aannemen’ en de Bijbel van kaft tot kaft, inclusief de wereldmijdende moraal en wantrouwen in de wetenschap. Liever geen theologie studeren in Nederland, maar naar Bible College in Canada of Verenigde Staten. Geen bioscoop, niet dansen, niet roken, meisjes geen bikini, jongens niet in blote bast. Amerikaans fundamentalisme in een kindvriendelijke verpakking.
Toen ik de militaire dienstplicht weigerde, meenden zowel mijn buitenkerkelijke familie als de ‘tantes’ dat ik door het communisme begoocheld was. Ik merkte dat mijn ‘wedergeboorte’ ernstig betwijfeld werd. Een 19e-eeuwse theologie, wereldvreemd en puriteins, was toch niet het hele Verhaal.
Schatten van mensen die mij bij name kenden, spelletjes, vertrouwelijke omgang met de Heer, een kaart op je verjaardag, meeleven met de minder vrolijke situatie thuis. Een theoloog zei eens dat de incarnatie om de voortgezette ‘vleeswording van de Geest’ vraagt.
Op de Heerengracht waaide de Geest en het was de kraamkamer van mijn geloof. Veel moest ik loslaten en afleren, maar Jezus kon daar tegen. Kindertheologie? Gewoon inzetten bij de liefde.
Rob van Essen is missioloog en lid van de redactie van TussenRuimte.