Met de stroom meegaan
‘Vanzelfsprekend’ is in dit artikel het antwoord op de vraag ‘waarom blijf ik?’. Niet dat er dan niets meer te zeggen valt, dat ook andere keuzes te denken zijn, en dat het vanzelfsprekende soms ook aangevochten wordt. En toch, ik blijf!
Vanzelfsprekend
Waarom blijf je? Het is een vraag die ik mezelf eigenlijk nooit gesteld heb. Dat heeft ongetwijfeld met mijn biografie te maken. Ik ben opgegroeid in een gezin waarin kerk en geloof min of meer vanzelfsprekend waren. We gingen wekelijks naar de kerk, aan tafel werd uit de Bijbel gelezen en doordeweeks bezochten we trouw de catechisatie. ‘ Vanzelfsprekend’ klinkt misschien wat gladjes, maar in vergelijking met de tijd waarin we nu leven is dat woord wel op zijn plaats. Geloven en wel of niet naar de kerk gaan is een keuze geworden. Een keuze die concurreert met heel veel andere opties. En in je dagelijks leven word je veel minder bevestigd in geloof en kerkgang.
Maar ‘vanzelfsprekend’ is wat anders dan ‘on-aangevochten’. Er was in ons gezin ruimte om te discussiëren en er mochten vragen gesteld worden. Deze opvoeding en vervolgens mijn keuze om theologie te gaan studeren en dominee te worden, maken dat de vraag eigenlijk niet bij me opkomt. Natuurlijk blijf ik! Het christelijk geloof en de kerk zijn mij lief. Eigenlijk is het geen keuze, omdat ik het ervaar als een gave, een geschenk.
Eigenlijk is het geen keuze, ik ervaar het als een gave, een geschenk
Waarom zou iemand weggaan?
Voordat ik een antwoord geef op de vraag ‘ Waarom blijf je?’ wil ik ingaan op een andere vraag: ‘ Waarom zou iemand weggaan?’ Een programma als Adieu God geeft ons een inkijkje in overwegingen en motieven. Het is belangrijk om daarbij goed te onderscheiden wat we bedoelen met ‘weggaan’. Het verschilt nogal of iemand definitief afscheid neemt van kerk (en geloof ) of overgaat naar een andere gemeente of kerkgenootschap.
Eerst over het meer definitieve afscheid. Soms gaat dat geleidelijk. We kennen allemaal de voorbeelden van mensen die heel actief waren in onze gemeente, maar niet meer komen. Als je vraagt of er wat voorgevallen is, zeggen ze: ‘Nee hoor, ik kijk er goed op terug. Maar kerk zegt me niet zo veel meer. Ik geloof nog wel, hoor. Maar wát precies kan ik niet zeggen. Het is van me afgegleden.’
Mensen kunnen ook hele concrete redenen hebben om de kerk de rug toe te keren. Denk aan alle slachtoffers van seksueel – en/of machtsmisbruik in de kerk. Is het vreemd dat zij geen stap meer over de drempel kunnen of willen zetten? Of denk aan situaties waarin het maar niet lukt de vrede in een gemeente te bewaren of terug te brengen. Er zijn mensen die proberen te bemiddelen, er wordt mediation ingeschakeld, visitatoren doen onderzoek en geven adviezen, maar het is allemaal aan dovemansoren gericht. Door ruzie en tweedracht kan de deur naar de kerk dicht gaan.
Weggaan kan – ten tweede – ook betrekking hebben op de concrete gemeente waaraan je verbonden bent. Dan zeg je de kerk als zodanig niet vaarwel, maar ga je naar een andere gemeente of een ander kerkgenootschap. Ik heb van jongsaf aan meegekregen dat je standvastig moet zijn en trouw moet blijven aan de gemeente waaraan je verbonden bent. Dat heeft zeker zijn waarde, maar is dat altijd de beste weg? Wat als de standpunten in de gemeente niet langer verenigbaar zijn met jouw levenswijze of geaardheid?
Het kan voor mensen reden zijn om te zoeken naar een kerk waar ruimte is om samen met je vriend(in) volledig mee te leven of een zegen te ontvangen. Of een heel ander motief: oecumenische contacten hebben de ogen van veel mensen geopend voor de rijkdom van de christelijke traditie. Je komt erachter dat het protestantisme één van de stromen is die de christelijke traditie rijk is.
Hoe gaan we om met mensen die onze gemeente verlaten en hun heil onder een ander dak zoeken? Is dat per definitie consumentisme, of gaat het hier ook om een diepere laag waarop mensen aangesproken worden? De gang van de liturgie, de liederen en gebruiken… het is niet om het even. Je kunt je de vraag stellen of deze laatste voorbeelden te typeren zijn als ‘weggaan’. Hoe belangrijk het meeleven met je zusters en broeders in de lokale gemeente ook is, hoe pijnlijk het ook is om afscheid te nemen van gemeenteleden die zich laten overschrijven, het is geen écht afscheid. In een eerder artikel hebben Sake Stoppels en ik het vergeleken met een gezin waarvan een van de kinderen uit huis gaat en op zichzelf gaat wonen.
Er komt afstand, je ziet elkaar minder vaak, je leeft onder verschillende daken, maar het betekent niet het einde van het gezin. (Zie artikel ‘Een Geest, veel kerken en grensverkeer’, nr. 1148, juni 2023)
Wat als de standpunten in de gemeente botsen met jouw levenswijze of geaardheid?
Waarom zou je blijven?
Tijdens het schrijven van dit artikel vroeg ik me af: waarom wil ik eerst ingaan op de vraag ‘waarom zou iemand weggaan?’ Ik denk omdat ik wil luisteren naar mensen die een andere keuze maken dan ik. En ook om nog scherper te zien dat het voor mij eigenlijk geen vraag is. Het deel uitmaken van de geloofsgemeenschap – waar Christus in het midden woont – is voor mij geen keuze.
Ik kan best redenen bedenken waarom ik ervoor zou kiezen afscheid te nemen. In deze fase van mijn leven ben ik gelukkig niet eenzaam, ik heb de kerk dus niet per se nodig voor mijn sociale contacten.
Als je uit bent op een comfortabel gevoel of een aai over de bol, kun je de Bijbel beter dichtlaten
Het is ook lang niet altijd relaxed in de kerk. Zodra je samen de Bijbel gaat lezen, krijg je naast troostende woorden ook lastige vragen te verwerken. Als je uit bent op een comfortabel gevoel of een aai over de bol, kun je de Bijbel beter dichtlaten. Het samen gemeente-zijn is soms best een opgave. De mensen in je gemeente kies je niet uit, het is geen vriendschap of gezamenlijke hobby die je aan elkaar bindt.
En toch… toch blijf ik bij de kerk. Waarom? Omdat ik gedoopt ben. Omdat ik geraakt ben door de boodschap van de Bijbel. In al zijn dwarsheid en veelkleurigheid, troost en vermaning. Omdat ik geloof dat Jezus Christus de Levende in ons midden is. Door deel uit te maken van een geloofsgemeenschap sta je in een traditie – een levende stroom – van vele eeuwen. Je trekt samen op met pelgrims van alle tijden en alle plaatsen. Samen met al die ‘broeders’ en ‘zusters’ zing je God de lof. Je wordt genodigd en viert vrede en verzoening tijdens de maaltijd van de Heer. Je hoort de gelijkenissen van Jezus en je vertelt elkaar wat dat betekent voor jou, in jouw leven. Je geniet van de veelkleurigheid aan gaven die de Geest aan de gemeente schenkt. Je bidt gezamenlijk het Onze Vader.
In mijn eentje zou ik het geloof niet volhouden, daar heb ik al die andere stemmen en inzichten voor nodig. Die doorgaande liturgie waarin we samen God prijzen, zijn nabijheid ervaren en onszelf in zijn Licht mogen zien is voor mij de kern van het gemeente-zijn.
Wat hier direct uit voortvloeit is het belangeloze omzien naar elkaar. Tijdens mijn gesprekken in kerkenraden hoor ik weleens de verzuchting dat het niet meer lukt allerlei kerkelijke activiteiten vol te houden. Er zijn niet genoeg mensen meer om het te organiseren of er zijn te weinig mensen die interesse hebben. Dat voelt als verlies. Maar als ik een diaken of een ouderling vervolgens hoor praten over zijn of haar contact met gemeenteleden of mensen uit de buurt, dan zie ik de ogen glimmen. Dan vertellen ze over de bijzondere ontmoetingen die ze hebben rond een ziekbed of bij iemand die in de schuldsanering zit en een steuntje in de rug kan gebruiken. ‘Wat wil je nog meer?’, is dan mijn reactie. ‘Waar gebeurt dat nog, dat er belangeloos naar mensen wordt omgezien?’
Belangeloze, oprechte aandacht. Niet omdat je misschien iets kunt betekenen voor de organisatie of omdat we iets van je nodig hebben. Nee, omdat je een mens bent, geliefd door de Eeuwige. Dat doet me denken aan de verhalen in het Evangelie waar we lezen dat Jezus de mens ziet en met ontferming bewogen is. Zo kijkt Hij naar ons. Zo mogen wij opzien naar Hem en omzien naar elkaar.