Menu

Basis

Nabij zijn in het pastoraat

Close-up van een oor
De tussenruimte is mij zo kostbaar dat ik slechts intens te luisteren heb. (Beeld: Jun via iStock)

In het meinummer van vorig jaar (nr. 1158) was een artikel te lezen van Philip Troost met als titel ‘Aanraken in het pastorale contact, ja!!’ Een artikel dat te denken gaf en ook reacties opriep. In onderstaande bijdrage schrijft ds. Nico de Lange wat het stuk hém deed. Hij benadrukt dat er in het pastorale contact juist distantie hoort te zijn, een tussenruimte of ‘ademruimte voor de Geest’.

Tussenruimte -ademruimte voor de Geest

Ik stond als beginnend predikant, na een pastoraal gesprek, nog op de stoep van het huis. Ze gaf me een hand. Anderhalve kop kleiner dan ik en net zo oud als mijn oma zou zijn geweest. Toen stroomden ineens de tranen, die ze tijdens het gesprek nog had tegengehouden. En ik? Ik opende mijn lange armen en sloeg ze troostend om haar heen.

Enkele jaren geleden omschreef een pastoraal werkend gemeentelid het woord distantie op de volgende manier: ‘Distantie tussen mij en degene die ik bezoek vormt de ademruimte voor de Heilige Geest’. Had ik die ruimte niet gesmoord, daar op de stoep?

De gedachte over ‘ademruimte voor de Geest’ trof ik nieuw verwoord aan bij Anne-Claire Mulder (Opdat wij bloeien. Bespiegelingen over God en het goede leven, 2024). Zij schrijft over de tussenruimte. Als ik haar goed begrijp is er tussen mensen altijd sprake van een tussenruimte. Zelfs als we neus aan neus staan. Want we vervloeien niet in elkaar. Maar er kan wel een ‘wij’ ontstaan. ‘De tussenruimte tussen ik en jij is de plaats waar de ontmoeting plaatsvindt. […] … het is de ruimte waarin het verschil tussen de één en de ander zich kan manifesteren.’ Het is een gedeelde ruimte én een plek van verschil en verwondering. Een plek met een horizon, ‘… waarin het goddelijke kan verschijnen’.

Jean-Jacques Suurmond (Een gevaarlijk geluk. Over spiritualiteit, 2010) schrijft iets dergelijks over echte dialoog: ‘Hoe kom je in een gesprek nader tot elkaar? Het antwoord is: je komt alleen nader tot elkaar wanneer er tussenruimte is, de ruimte van de mysterieuze Geest.’

Degene die bezoekt heeft de verantwoordelijkheid die heilige ruimte veilig te stellen

Ik kom bij Renée van Riessen (Van zichzelf bevrijd. Levinas over transcendentie en nabijheid, 2019) de gedachte tegen dat de ander mij verstoort in mijn denken. Ik kan wel dénken dat ik de ander begrijp en kan zelfs menen te weten wat goed is voor hun, maar de ander-als-ander verstóórt mij juist daarin.

Ik leer de tussenruimte te waarderen als heilige grond (Exodus 3: 5) en dáárom de distantie in acht te nemen. In een pastoraal gesprek – voor mij is dat elk vertrouwelijk gesprek dat plaatsvindt binnen of namens een kerkgemeenschap – heeft degene die de ander bezoekt de verantwoordelijkheid deze heilige ruimte veilig te stellen. Dat betekent, zo leerde ik in vele gesprekken, dat ik niet invul wat de ander denkt of voelt. Dat ik vragenderwijs uitnodig tot verder gesprek, ook als dat in stilte gebeurt. Dat betekent ook dat ik die ruimte in fysiek opzicht niet invul met andere aanrakingen dan de hand bij begroeting en afscheid. Met non-verbale communicatie en een actieve luisterhouding gebeurt er al meer dan genoeg dat de tussenruimte kan verstoren of beperken. In die ruimte realiseert de bezochte mens (pastorant) door diens vertrouwen mede de mogelijkheid van het ‘wij’ – ook door pijn en verwonding heen.

De tussenruimte: broze ademruimte

Het zal na zo’n halfuur zijn geweest. Het derde of misschien vierde gesprek over het trauma dat ze met zich meedraagt. Langzaam leek haar lichaam uit de gebuktheid zich op te richten. Een zoekende blik. Ik denk pijn op haar gelaat te zien. Ik wil haar steunen, troostvol aanraken, maar blijf op mijn handen zitten. ‘Dus’, zegt ze zoekend, ‘ik heb zelf de kracht in mij om dit te dragen en toch een nieuw leven op te bouwen.’ Ik verstil, getuige van haar wonden en van een wonder. Langzaam knikt ze, een vrouw die zelf opstaat.

Ik leerde gaandeweg de distantie in het pastorale contact positief te waarderen als tussenruimte. Die ruimte is broos. In een vertrouwelijk pastoraal gesprek is er intens contact tussen twee mensen die beide hun eigen verwondingen kennen. Ieder mens loopt in het leven blauwe plekken, deuken en verwondingen op. De mentale wonden werken door in de tussenruimte. Zo zitten twee verwonde mensen bij elkaar. De één pastor, de ander pastorant. Beiden kennen verlangen naar heling – maar de pastor mág die heling niet zoeken in het pastorale gesprek. Als twee vrienden, geliefden of verwanten tegenover elkaar wederzijds hun wonden tonen, kan dat kostbaar en helend zijn.

Wanneer daarentegen in een pastoraal gesprek de pastor diens wonden laat zien, op zoek naar heling bij de pastorant, gaat er iets stuk in de tussenruimte. Door machtsongelijkheid. Dan neemt de pastor teveel van de tussenruimte in, terwijl deze de tussenruimte juist moet bewaken. Iemand in de machtspositie vult harder en sneller. Daar kan de ander niet tegenop.

Machtsongelijkheid begint met de pastor. Als deze voor menigeen een vertrouwenspersoon is en daarvoor aanzien ontvangt, dan is er reeds sprake van machtsverschil bij het binnenkomen bij een pastorant. Het machtsverschil wordt versterkt doordat de pastorant in het gesprek meer over zichzelf vertelt dan de pastor. Daarbij kunnen verschil in geslacht, huidskleur, lichaamslengte, lichaamsbouw en stemvermogen meetellen. De locatie van het gesprek en in hoeverre de pastorant aan bed gebonden is, wegen daarnaast mee.

Machtsverschil hoeft in zichzelf niet negatief te zijn – macht speelt in elke intermenselijke relatie en is op zich neutraal. Machtsverschil kan – ten goede – een veilige tussenruimte mogelijk maken voor de pastorant. De tussenruimte wordt heilige grond, waar de Geestesadem soms nog het enige is dat leven geeft. Shelly Rambo verkent in haar boek (Resurrecting wounds. Living in the aftermath of trauma, 2017) wat er nog levengevend is als de dood je achtervolgt door trauma. Soms is er alleen nog de schreeuw van de wond door het trauma die spreekt. Die kan alleen gehoord worden en spreken in de tussenruimte. In dat spreken, hoor ik Rambo zeggen, in de schreeuw uit de diepte, spreekt de Geestesadem. Een schreeuw die niet mag gesmoord door mijn ‘ik weet het…’. Of door mijn omarming…

Daarom is de tussenruimte mij zo kostbaar geworden, dat ik slechts intens te luisteren heb en die ruimte veilig te laten. Zonder mijn belangen in te brengen in woorden, daden of aanrakingen. Maar slechts in ontzag luisterend naar wat in de tussenruimte gebeurt – ruimte voor de Geestesadem.

Anderzijds kán het daar juist ook grondig misgaan, door datzelfde machtsverschil. Dat gebeurt wanneer ik als pastor de tussenruimte vul met mijn eigen verhalen of mijn eigen belangen. Dan gaat dat ten koste van de pastorant.

Naarmate het machtsverschil en het geschonken vertrouwen toenemen wordt de tussenruimte waardevoller én brozer. Alles gaat op den duur meedoen in het risico dat de pastor de tussenruimte niet láát, maar vult vanuit eigenbelang. Een woord, een blik, een gebaar, een aanraking.

Philip Troost schreef een artikel in ditzelfde blad met de titel ‘Aanraken in het pastorale contact, ja!!’ Pastoraat wordt door hem aan het begin omschreven als ‘het bedienen van Gods liefde en nabijheid…’

In het artikel noemt hij fysieke aanwezigheid van wezenlijk belang. Op de genoemde stevige handdruk volgt bij de auteur dan ook de hand op de schouder en het huggen: een ‘natuurlijke eenheid van lijf en hart, die God in de schepping legt’. In het artikel sanctioneert de auteur aanraking als ‘één van de meest krachtige instrumenten die God geeft…’

Ik merk bij het lezen van dit artikel hoe dit spreken bij mij binnenkomt, me warm maakt. Zelfs verlangen wekt. Onrust ook: heb ik mijn pastoranten iets wezenlijks onthouden?

En dan word ik alert. Wat gebeurt hier eigenlijk – in mij en in het artikel? Theologisch vraag ik mij af wat hier wordt heilig verklaard.

Respect voor de tussenruimte – een gepaste distantie – bevestigt de ander in diens eigenheid

‘De aanraking – liefdevol, zorgvuldig en fijngevoelig – bevestigt iemands bestaan.’ Dat geldt voor een gelijkwaardige relatie. Maar geldt dit dan (dus) ook voor de pastorale relatie?

De pastorale relatie is een andersoortige relatie, waarin de tussenruimte eigen aandacht vraagt van de pastor. Waarin respect voor de tussenruimte – een gepaste distantie – juist de ander bevestigt in diens eigenheid. Opdat deze tot bloei kan komen, onbelemmerd. Een ruimte waarin juist terughoudendheid ten aanzien van aanraking helend werkt. Omdat er dan werkelijk oog is voor de wonden die de pastorant inbrengt. In die terughoudendheid vindt de Geestesadem ruimte en het zélf gaan ‘staan’ van de pastorant.

De tussenruimte: verantwoordelijkheid, risico en keuzes

De man is getroffen door een hersenbloeding. Een boom van een kerel is geveld. Volgens artsen is hij hersendood. De familie zit verslagen om het bed als ik binnenkom. Zacht spreken we met elkaar. We spreken af dat ik zal bidden. En dat we hem dan, om hem heen staand, de zegen zullen meegeven.

Met instemming schuif ik voorzichtig mijn hand ónder zijn hand. Beweegt zijn duim? Ik weet het niet, richt me op het gebed om Gods bijstand. Dan staan we hand in hand om zijn bed. De zoon legt zijn vrije hand zachtjes op het hoofd van zijn vader. ‘… en geve u zijn vrede.’

Bij twijfel is het motto steeds weer: terugtreden, andere afslag bij de laatste T-splitsing

Schrijven over de tussenruimte is ook schrijven over grenzen. Een woord dat vaak klinkt maar lastig te omschrijven is. Wat is ‘de grens’ in ‘grensoverschrijdend gedrag ’? Vaak wordt de grens neergezet waar de pastorant ‘neen’ zegt.

Steeds duidelijker wordt uit onderzoek dat de ruimte om ‘neen’ te zeggen in een ongelijkwaardige relatie heel beperkt is. Afgezien daarvan is ‘neen’ zeggen door de pastorant een ‘late’ grens. Vóór dit moment zijn er al eerder grenzen gepasseerd.

Lang dacht ik na over ‘wat is de grens’? Ik kom tot de gedachte dat er sprake is van een grensgebied. Peter Rutter schrijft over een ‘zone’ (Er zijn grenzen, 1990). Ingrid Candel schrijft over een ‘gebied’, waarin op den duur grenzen steeds meer vervagen. Daarin kom je steeds weer voor keuzes te staan die het karakter hebben van een T-splitsing. Op zulke momenten sta je voor de keuze of je dieper het grensgebied intrekt – waar grenzen steeds meer vervagen – of dat je kiest voor stappen terug, zodat de grenzen meer duidelijk worden.

De pastorale context verdient in het licht van deze omschrijving extra aandacht. Grenzen zijn in deze context onduidelijk en kunnen eenvoudig vervagen. Bij de klinische hulpverlener gaan al alarmbellen af als deze een privénummer deelt met de patiënt, ingaat op een vriendschapsverzoek in de sociale media. De boodschap is: beperk het contact tot het gesprek in de behandelkamer .

In de kerk zijn al deze dingen echter schering en inslag. Ze worden ook nog eens gewaardeerd: de pastor is zo benaderbaar.

In mijn rol als gemeentepredikant heb ik met veel pastoranten ook digitaal contact over allerlei kerkelijke aangelegenheden. Ik kom ze tegen in bestuur en organisatie. Ik sta soms samen met hen in de keuken van de kerk, en begroet ze op straat. Dat wordt niet kritisch belicht, maar juist gewaardeerd. Hoe behoed ik dan de tussenruimte? Dan komt het eens te meer aan op reflectie, zelfbewustzijn, vertragen en keuzes maken. Dat vraagt om gesprekken met collega’s in intervisie, waarin ik mezelf wél kwetsbaar kan opstellen omdat we in een gelijkwaardige leer-relatie verkeren. Een plek waar ik kan onderzoeken welke belangen ik persoonlijk heb bij of in het contact met pastoranten, en hoe die door kunnen werken in de pastorale relatie.

In het pastoraat treden psychologische mechanismen op, die het mij lastig maken om in het moment zelf goed te blijven onderscheiden tussen mijn eigen belangen, mijn oprechte betrokkenheid bij de pastorant, en het proces dat de pastorant zelf aan het gaan is. Bij twijfel is het motto steeds weer: terugtreden, andere afslag bij de laatste T-splitsing. Misschien vele T-splitsingen teruggaan. En bespreekbaar maken in intervisie en supervisie. Soms ook in het contact met de pastorant.

Opdat de tussenruimte weer veilig wordt gesteld, en beschikbaar voor de pastorant en de ontmoeting. Heilige grond.

Nico de Lange is als gemeentepredikant verbonden aan de Gereformeerde Kerk in Nieuwendijk.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken