Joodse bronnen van democratie en gemeenschap

Het Jodendom wijst de mensen op drie bronnen voor een goede wijze van samenleven. Het is niet zo moeilijk – inspirerend zelfs! – om vanuit dié samenleving naar de onze te kijken. Wat is bij ons nodig om werkelijk ‘een gemeenschap van ménsen’ te zijn…?
De derde tafelpoot – een verhaal van Martin Buber
Toen Rabbi Jechezkel Landau naar Praag kwam, sprak hij iedere Sabbat tot zijn gemeente van niets anders dan van de bittere nood van de armen en behoeftigen in de stad. Men had verwacht diepzinnige verklaringen en scherpzinnige analyses uit zijn mond te vernemen. Hij dacht er echter alleen maar aan vermanend te spreken over het lijden dat in deze stegen en buurt zich onbelemmerd en onbekommerd uitbreidde. ‘Biedt hulp, gaat vannacht nog op weg en helpt’, zo riep hij steeds maar weer. De mensen hielden dit echter voor een preek en ergerden zich, dat deze zo zacht en smakeloos was.
Op een drukke marktdag gebeurde nu iets wonderlijks. Midden door het gedrang kwam de rabbi en bleef midden in de drukste samenklontering van mensen staan, alsof hij waren te koop wilde aanbieden en op een geschikt moment wachtte om deze de massa aan te prijzen. Zij die hem herkenden, vertelden dit onbegrijpelijke gebeuren door. Overal vandaan verdrongen zich handelaren en kopers, die hem aanstaarden. Niemand echter waagde het om hem een vraag te stellen. Eindelijk kon één, die dacht met hem vertrouwd te zijn, het over zijn lippen krijgen: ‘Wat doet onze rabbi hier?’
Wat als ook de tweede poot van de tafel afbreekt? Dan moet de derde poot wat korter, om de tafel weer stevig te laten staan
Onmiddellijk begon Rabbi Jechezkel te spreken: ‘Wanneer een tafel drie poten heeft, en van één van de drie poten breekt een stuk af, wat doet men dan in zo’n geval? Men stut, zo goed en zo kwaad het gaat, de tafel met zijn voet en de tafel staat weer. Wanneer echter ook een stuk van de tweede poot van de tafel afbreekt, dan is er geen steunpunt meer. Wat doet men dan? Dan maakt men ook de derde poot wat korter, zodat de tafel weer stevig staat.
Onze wijzen zeggen: “Op drie dingen staat de wereld: op de Tora, op de [Tempel]dienst en op werken van liefdadigheid [barmhartigheid].” Toen het Heiligdom werd verwoest, brak de poot van de dienst af. Toen stutten onze Wijzen deze, waarbij ze spraken: “De dienst van het hart, daarmee is het gebed bedoeld” [en met extra gebeden in plaats van offers hielden zij nu de wereld in evenwicht]. Wanneer nu echter de daden van barmhartigheid verdwenen zijn en ook de tweede poot beschadigd is, hoe moet de wereld dan nog voortbestaan? Daarom heb ik het leerhuis verlaten en ben de markt opgegaan. Wij moeten de poot van de Tora(studie) wat inkorten, zodat de tafel van de wereld weer stevig op zijn grondvesten staat.’ (M. Buber, Nachlese, 85-86).
Zonder rechtsregels zou de ene mens de ander tot wolf worden
Dit verhaal van Martin Buber bevat een belangrijke politieke boodschap en gaat terug op een oeroude uitspraak, toegeschreven aan Simon de Rechtvaardige, een Hogepriester en Tora-geleerde uit de tijd van Alexander de Grote:
»Rabbi Simon de Rechtvaardige behoorde tot de rechtvaardigen van de ‘Grote Vergadering’. Hij sprak: ‘Op drie dingen staat de wereld: op de Tora, op de dienst, en op het doen van liefderijke daden.’« (Spreuken der Vaderen I,2).
Een samenleving verkrijgt en behoudt volgens Rabbi Simon pas evenwicht, als er op gelijkwaardige wijze is voldaan aan drie basisvoorwaarden, zoals bij een driepotige tafel waarvan elk van de poten even lang is.
1 – De eerste poot waarop de tafel van de wereld rust, de Tora, representeert wettelijk vastgelegde bepalingen die de onderlinge verhoudingen tussen mensen regelen. Een soort sociaal contract. Hiertoe behoren gedragscodes die vallen onder het begrip ‘rechtsregels’ (‘misjpatim’). Regels waarvan de praktische functie inzichtelijk is en de sociale noodzaak met het verstand begrijpelijk. Het zijn vastgelegde (nog verder uit te werken) sociale voorschriften die de onderlinge interactie van burgers in goede banen moeten leiden. In ruime zin behoren daartoe ook door juridische autoriteiten vastgestelde rechtsbeschikkingen. Zonder dergelijke beschikkingen zou chaos ontstaan. De ene mens zou de ander tot wolf worden, overeenkomstig het Romeinse gezegde homo homini lupus est.
2 – De tweede poot aan de tafel representeert de verhoudingen tussen individu, gemeenschap en Opperwezen. Een goede onderlinge relatie tussen deze drie – ik, jij en God − vereist dat we ieder medemens benaderen als aan onszelf gelijkwaardig. Want elk mens op aarde is zoals wijzelf geschapen overeenkomstig het beeld van de ene Schepper van het al. Deze universele les in gelijkwaardigheid houdt de Tora de gehele mensheid voor!
Deze tweede poot aan de tafel (vanouds staande voor Tempel-en eredienst) representeert in ruime zin gebed, rituelen, ceremoniën, religieuze feesten en, niet onbelangrijk: ogenblikken van bezinning en collectief herdenken. De voorschriften, gedragsregels, normen en waarden van de Tora moeten we immers telkens opnieuw in het eigen bestaan en dat van de gemeenschap tot ons bewustzijn laten doordringen. Alleen dan gaan die waarden van sociale en emotionele verbondenheid integraal deel uitmaken van onze persoonlijkheid. Slechts dan zullen we de Bijbelse normen met hun universele betekenis binnen een gemêleerde samenleving met zijn allen als vanzelfsprekend in praktijk brengen.
3 – De stabiliteit van wereld en samenleving berust nog op een derde basisprincipe, de derde poot aan de tafel. Die van barmhartigheid: van het verrichten van spontane en liefderijke daden die nimmer volledig vooraf in vastgelegde wetten en regels zijn te definiëren. Het hier gebruikte Hebreeuwse begrip voor barmhartigheid ‘gemiloet chasadim’ betekent letterlijk ‘wederdienst verlenen voor alle blijken van liefde en trouw die we zelf persoonlijk als van God afkomstig ervaren’.
Deze levenshouding impliceert naast dankbaarheid een positieve instelling en omvat spontane acties. Haar terrein is breder dan dat van de meer afgebakende concepten ‘recht’ en ‘dienst’. Op schrift gestelde voorschriften kunnen nooit elke maatschappelijke situatie en behoefte afdekken, noch onderlinge vrede ten volle garanderen. Een actuele les voor de huidige samenleving waarin formalisme, protocollair handelen en overdreven regelzucht maar al te vaak hoogtij vieren en tot misstanden leiden.
De twee poten van liefdadigheid (solidariteit) en recht horen bijeen. Minder gewenste gevolgen van toegepaste rechtsregels en voorschriften − in allerlei concrete levenssituaties – kunnen ertoe dwingen om wetten te versoepelen dan wel juist wat aan te scherpen! Soms is souplesse nodig, opdat menselijke waardigheid gewaarborgd kan blijven.
Af en toe zien we ons vanuit moreel besef gedwongen de plichten van de ander af te zwakken, of juist de eigen plichten tegenover de ander aan te scherpen; ook al schrijft de strikte letter van de wet het enger of ruimer voor. Want alleen zo voorkomen we genadeloos formalisme en noodlottig systeemdenken! Al te strikte naleving van vaste voorschriften genereert ressentiment. Vooral bij personen die onnodig benadeeld worden of wier waardigheid door strikte toepassing van voorschriften geschonden is. Overdreven formalisme staat een vreedzame samenleving dus in de weg.
Liefdadigheid of solidariteit en recht(sregels) horen bij elkaar: scherpen elkaar aan of zwakken elkaar af
Maatschappij en gemeenschap
Algemeen bekend zijn de zogeheten Noachitische geboden: het verbod op afgodendienst, Godslastering, bloedvergieten, diefstal (roof ), seksuele perversiteit, geweld tegen dieren; en het positieve gebod tot instelling van onafhankelijke rechtspraak.
Democratie wordt echter niet alleen geborgd door vastgelegde richtlijnen maar ook door een levenshouding van verbondenheid en gemeenschapsgevoel. Een maatschappij moet ook gemeenschap zijn om te overleven. Centraal staat in dit verband de alom bekende ‘gulden regel’: ‘Heb je naaste lief als jezelf.’ Ook geduid als: ‘Laat de eer van je naaste even kostbaar zijn als je eigen eer, en toon respect voor ieder menselijk wezen.’ Of in negatieve vorm: ‘Doe een ander niet aan, waarvan je niet wilt dat het jouzelf overkomt.’ Dit gebod valt onder het concept ‘de weg van de aarde’ (algemeen beschaafd gedrag), omdat het voor alle aardbewoners geldt. Ook afkeuring van leugen en misleiding behoren daarbij.
Een typisch voorbeeld van ‘de weg van de aarde’ is het verhaal over de gastvrijheid van Abraham die volgens de midrasj (verhalende uitleg) zijn tent naar de vier windrichtingen open liet om aan zo veel mogelijk voorbijgangers en vreemdelingen (!) gastvrijheid te bieden. Of het Bijbelse verbod om nodeloos (vrucht) bomen om te hakken (zie Deut. 20:19). De rabbijnse uitleg rond dit verbod getuigt van pure prudentie. Zeker in de huidige tijd is er geen goddelijke openbaring meer nodig om de destructieve gevolgen van verspilling en natuurschade in te zien!
Luisteren naar de stem van de ander
Naast het zoeken naar balans tussen recht en genade en het implementeren van algemene normen van beschaving, vormt een open houding voor de mening van de ander een hoofdsteun onder de tafel van een democratische samenleving. De rabbijnse traditie stelt twee met elkaar disputerende partijen van Tora-geleerden (de ‘partij’ van Hillel en die van Sjammai) tot voorbeeld:
»Rabbi Abba zei, dat (Mar) Samuel heeft gezegd: Drie jaar lang disputeerden het huis van Hillel en het huis van Sjammai. De aanhangers van de ene school spraken: ‘De wet is overeenkomstig onze mening.’ De aanhangers van de andere school spraken: ‘De wet is overeenkomstig onze mening’. Een stem klonk vanuit de Hemel, die sprak: ‘Zowel het ene als het andere zijn woorden van de levende God! Maar de wet is overeenkomstig het huis van Hillel.’
Gezien het feit dat zowel (de aanhangers van) deze als (van) de andere (school) woorden van de levende God spreken, waarom valt het dan aan het huis van Hillel toe om de wet overeenkomstig hun standpunt vast te stellen? Omdat zij schappelijk en bescheiden waren, en zowel hun eigen woorden onderrichtten als die van het huis van Sjammai. En niet alleen dat, maar zij deden de woorden van het huis van Sjammai voorafgaan aan hun eigen woorden.« (Babylonische Talmoed, Eroevin 13b).
Leo Baeck
‘Niet in de eerste plaats statelijke en economische belangen, maar bovenal menselijke taken en menselijke prestaties vormen de band die de bewoners van een land samenbindt. Zij vormen niet slechts een gemeenschap van burgers, geen gemeenschap van standen, maar een gemeenschap van mensen zijn ze. En daarom strekken alle plichten zich uit tot de mensen als zodanig, dus ook tot de vreemdelingen.’ (Leo Baeck, Das Wesen des Judentums).
Marcus van Loopik is theoloog, publicist op het gebied van Judaica en ook grafisch kunstenaar.