Menu

Premium

Op de zesde dag van de week

Bijbelwetenschappen

Alternatief bij Goede Vrijdag (Jesaja 50:4-9, Kolossenzen 1:18-23 en Johannes 18:1-19:42)

Het Oecumenisch Leesrooster, dat dit jaar heeft gekozen voor het Johannesevangelie als Alternatief Spoor, kon er natuurlijk niet omheen om daarin voor Goede Vrijdag dezelfde lange evangelielezing te kiezen als in het Gemeenschappelijk Leesrooster: de Johannespassie. Daarnaast heeft het voor het Alternatief Spoor twee andere lezingen gekozen dan die welke volgens het Gemeenschappelijk Leesrooster voorafgaand aan de Johannespassie worden gelezen: Jesaja 50:4-9 en Kolossenzen 1:18-23.

De lijdende knecht des Heren

De lezing uit Jesaja wordt volgens het Gemeenschappelijk Leesrooster ook jaarlijks op Palmzondag gelezen. Deze tekst is een van de vier liederen of profetieën over de ‘knecht des Heren’ (Hebr.: ‘èbhèd ’adonai), naast Jesaja 42:1-4, Jesaja 49:1-6 en Jesaja 52:13-53:12. Wie deze lijdende knecht des Heren is, vormt een van de tussen joodse en christelijke geleerden meest bediscussieerde en omstreden onderwerpen van de Hebreeuwse Bijbel. In het algemeen zijn er volgens de joodse rabbijn Abraham Heschel vier alternatieven, het kan zijn: (1) een anoniemen tijdgenoot van Deutero-Jesaja; (2) Deutero- Jesaja zelf; (3) Israël; (4) een zuiver denkbeeldige of imaginaire figuur. De vroege kerk heeft in haar christologie met name Jesaja 53 tot haar beslissende schriftbewijs gemaakt om de zoendood van Jezus oudtestamentisch te funderen, en ziet mede op grond van deze tekst in Jezus de lijdende knecht des Heren en de Messias.[1]

Christus heeft ons door zijn lijden verlost

De lezing uit de Kolossenzenbrief begint met het slot van een omschrijving van wie deze Messias, Christus, volgens Paulus is (1:15-18): niet alleen ‘beeld van de onzichtbare God, eerstgeborene van heel de schepping’ (1:15), maar ook ‘hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de eerste zou zijn. Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, en dat Hij door Hem alle dingen met zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van zijn kruis, ja door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is’ (1:18-20). Voordat het lijdensverhaal zelf wordt gelezen, wordt door deze lezing een duiding gegeven van dat lijden. De gemeente wordt aangezegd dat dit lijden niet zinloos is, maar dat God er zin aan gegeven heeft.

Het lijdensverhaal

Wat moet je vervolgens in de dienst van Goede Vrijdag nog toevoegen aan de lange schriftlezing uit Johannes? In mijn ervaring is het belangrijk om heel terughoudend te zijn met extra woorden. De andere lezingen, de passielezing zelf, de liederen en een enkel gedicht hebben al zo veel impact dat ze vooral de ruimte moeten krijgen om echt binnen te kunnen komen. Een enkel goed gekozen woord of gebaar werkt dan vaak beter dan een lang verhaal. Voor dat enkele goed gekozen woord volgen hier nog een paar gedachten ontleend aan Rudy van Moere.[2]

Adam en Jezus

De evangelist Johannes heeft zijn eigen manier om het lijdensverhaal te vertellen. Veel neemt hij over uit de andere evangeliën, maar hij legt ook zijn eigen accenten. Er zijn veel verwijzingen in te vinden naar het scheppingsverhaal uit Genesis 1 en 2 en het verhaal van de mens in de tuin van Eden in Genesis 2 en 3. Jezus wordt door Johannes als een nieuwe Adam voorgesteld. Net als Adam representeert Jezus ‘de’ mens, door God geschapen. Dat Jezus van God komt, wordt in alle toonaarden benadrukt in het Johannesevangelie. De beroemde inleiding uit Johannes 1 zet de toon. Zelfs Pilatus erkent dat Jezus de mens bij uitstek is, als hij zegt (Gr.): idou ho anthroopos, ‘zie de mens’ (Johannes 19:5).

De mens tenietgedaan?

De mens is geschapen als beeld van God, maar vanaf het begin is er in de mens een strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis. De tuin is de plaats waar deze strijd begint (Genesis 3). En de tuin (Gr.: kèpos) is ook de plek waar Jezus gevangengenomen wordt (Johannes 18:1-2). Later zal Jezus ook begraven worden in een tuin (Johannes 19:41-42). Heeft het kwaad in het lijdensverhaal het goede definitief overwonnen? Hierbij valt het op dat Jezus op de dag voor de sabbat sterft, op de zesde dag van de week. De zesde dag is ook de dag waarop God de mens geschapen heeft (Genesis 1:26).

Het Evangelie lijkt hiermee te suggereren dat met het sterven van Jezus de schepping van de mens teniet wordt gedaan. Zeker wanneer bij Johannes Jezus stervend uitroept: ‘Het is volbracht!’ (Gr.: tetelestai, Johannes 19:30). Hetzelfde Griekse werkwoord (en)teleoo (‘ten einde brengen’, ‘vervullen’, ‘voltooien’) gebruikt de Septuaginta in Genesis 2:2 voor het ‘volbrengen’ door God van zijn scheppingsdaden.

Nieuwe schepping

In Jezus sterft ‘de’ mens, de mens als beeld van God. De mens die als deel van de zesde scheppingsdag ‘zeer goed’ (Genesis 1:31) was. Op deze vrijdag draait alles om en lijkt de duisternis het weer van het licht te winnen, en de chaos van de orde. Toch weten wij als lezers en hoorders dat het een goede vrijdag is. Na de zesde dag komt de zevende dag, waarop God uitrust en de scheppingskracht vernieuwt. Op de eerste dag van de week zal dan alles anders blijken te zijn!

Deze exegese is opgesteld door Marise Boon .

Voetnoten

[1] Vgl. A.J. Heschel, The prophets. An introduction, New York (1955[1]) 1969, 149n2; P. Lapide, Geen nieuw gebod: een joodse visie op de evangeliën, Baarn 1984, 111.

[2] Vgl. Rudy van Moere, ‘Drie cruciale dagen van Pasen’, www.bijbellezenmetvanmoere.nl

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken