Op het feest van de Heer over dauw en droogte
Alternatief bij 12e zondag van de zomer (Rechters 6:36-40 en Johannes 7:1-24(25-52))
Op het eerste gezicht lijkt Gideons gedoe met die vacht op de dorsvloer weinig van doen te hebben met Jezus’ optreden op het Loofhuttenfeest te Jeruzalem. Maar zoals zo vaak is het mogelijk om het ene bijbelverhaal vanuit het andere te belichten. Gods Woord is als water in de woestijn: leven waar geen leven mogelijk is.
In het verhaal over Gideon is het in Rechters 6:36 niet voor het eerst dat G/god wordt uitgedaagd om iets te doen. Bij zijn roeping door JHWH vraagt Gideon: ‘Als ik genade vind in uw ogen, geef mij dan een teken dat Gij het zijt die tot mij spreekt’ (6:17). Gideons offer wordt door vuur uit de rots verteerd, en JHWH spreekt inderdaad zijn woord: ‘Vrede zij met je!’ (6:21-23). De tegenstelling volgt in de scène waarin Gideons vader Joas de aanhangers van Baäl uitdaagt: ‘Als hij een god is, laat hij dan zelf zijn zaak betwisten!’ (6:31).
Waar JHWH spreekt, zwijgt Baäl. Wanneer Gideon opnieuw een teken vraagt: ‘Als U door mijn hand de bevrijder van Israël bent, zoals U hebt gesproken (…)’ (6:36), spreekt JHWH door wat Hij doet en toont zich Heer over dauw en droogte. Waar Baäl alleen in tijden van nattigheid vruchtbaar is en zwijgt als het bestaan omstreden is, toont JHWH zich hier God over dauw en droogte. Hij geeft zijn volk niet alleen voorspoed in goede tijden, maar blijft ook trouw als de vruchtbaarheid uitblijft.
In de woestijn
Johannes 7 over Jezus in Jeruzalem tijdens het Loofhuttenfeest laat zich aan de hand van de dagen daarvan in drieën onderverdelen. De rode draad vormt de zoektocht naar wie Jezus is. In de eerste scène wil Jezus aanvankelijk niet naar Judea opgaan en gaan de leerlingen alleen (7:1-13). Jezus geeft als argument dat zijn ‘tijd nog niet is vervuld’. Even later blijkt Hij toch naar Jeruzalem te zijn opgegaan, waar Hij niet openlijk, maar verborgen aanwezig is. De menigte is naar Hem op zoek: ‘Waar is Hij?’ maar gaandeweg meer nog: ‘Wíe is Hij?’
De tweede scène speelt zich af halverwege het feest (7:14-36). Jezus treedt nu openlijk als leraar in de tempel op (7:14-24). Hij verdedigt zijn genezing van een verlamde man op sabbat (5:1- 9). Zijn verwijt aan de Judeeërs is niet mals: ‘Niemand van jullie onderhoudt de wet. Waarom zoeken jullie Mij te doden?’ Dat felle verwijt lokt een even fel antwoord uit: ‘Je bent van de duivel bezeten! Wie zoekt Jou te doden?’ Van alles klinkt in deze korte woordenwisseling mee. Waarbij schending en heling tegenover elkaar komen te staan. Jezus’ tegenstanders vinden dat Jezus de wet van Mozes schendt als Hij een hele (!) mens (7:23) op sabbat geneest.
Jezus vindt dat de Judeeërs de wet van Mozes schenden. Niet door de praktijk van de besnijdenis op zich – hetgeen voor schending van lichamelijke integriteit zou kunnen doorgaan – maar omdat ze die besnijdenis níet en de genezing wél als in strijd met de wet van Mozes verklaren (7:22-23). Vervolgens lopen de reacties op Jezus’ optreden uiteen. Sommige inwoners van Jeruzalem houden het voor mogelijk dat Jezus de Messias is (7:26). Anderen twijfelen over de vraag waar Jezus vandaan komt (7:27) en waar Hij heengaat (7:35-36).
De derde en laatste scène valt op de ‘laatste en grootste dag van het feest’ (7:37-52). Op de oproep van Jezus dat wie dorst heeft, tot Hem kan komen en drinken, klinkt nu de belijdenis dat Hij de Messias is (7:41).
Loofhuttenfeest
Het Loofhuttenfeest is het feest waarop Israël gedenkt dat het na de uittocht uit de slavernij in Egypte (Pesach) en de verbondssluiting op de berg Sinai (Wekenfeest, Pinksteren) veertig jaar door de woestijn op weg was naar het Beloofde Land. Zeven dagen wordt er geofferd en niet gewerkt, terwijl op de achtste dag de Vreugde der Wet wordt gevierd. Zo is het Loofhuttenfeest ‘het feest van JHWH’ (Leviticus 23:39). Of zelfs ‘het feest’ zonder meer (Ezra 45:25; 1 Koningen 8:2). In het Nieuwe Testament wordt alleen in Johannes 7:2 het Loofhuttenfeest (Gr.: skènopègia) bij name genoemd. Er komen meer feesten in dit Evangelie voor, maar daarmee is steeds Pesach bedoeld.
De enige uitzondering is in 5:1, waar Jezus vanwege ‘een feest der Joden’ naar Jeruzalem opgaat. Omdat daar vervolgens verteld wordt over de genezing van de verlamde waaraan in 7:21.23 wordt gerefereerd, zou het ook daar, gezien de mogelijke benaming van het Loofhuttenfeest als ‘het feest’ zonder meer, op dat feest kunnen slaan. Daarmee krijgt dit Loofhuttenfeest bij Johannes een uitzonderlijke betekenis. Een betekenis die herinnert aan de opening van het Evangelie. Daarin wordt beleden dat Gods Woord in Jezus Christus vlees geworden is. En onder ons heeft ‘gewoond’, ‘zijn tent heeft opgeslagen’. Het wordt aangegeven met het volstrekt unieke Griekse werkwoord skènooo (1:14).
Voorbij de woestijn
De woestijnervaring is iets van alle mensen in alle tijden. Het Loofhuttenfeest wordt dan ook net als het Wekenfeest meegevierd door alle huisgenoten. Inclusief ‘de vreemdelingen die bij jullie wonen’ (Deuteronomium 16:14). Daarom wendt Jezus zich in Johannes 5:1 op ‘het feest’ allereerst tot degene die verlamd ligt bij de vijver van Betzata. Die zieke wacht op een engel die net als bij Gideon het teken van genezing zal stellen. Dat teken blijkt dan Jezus zelf te zijn die het verlossende woord spreekt. In Johannes 7:31 vragen de omstanders: ‘Zou de Messias soms meer tekenen doen dan deze?’ Mensen van na Pasen weten het antwoord. Deze genezing van de verlamde is een voorbode van Jezus’ eigen opstanding uit de dood, het definitieve Woord van God, waarmee Hij onze dorst lest en ons met alle volkeren ten leven roept, naar zijn land van belofte voorbij alle woestijn.
Deze exegese is opgesteld door Dick Schoon.