Menu

Basis

Op zoek naar het (een) kind

Ik ben mijn lieve beertje kwijt

Knuffelbeer met een kerstmuts op
Poeki was een vriendin voor het leven. Afbeelding van Wolfgang Eckert via Pixabay

De zon scheen uitbundig. Vannacht had het gevroren. Er werd sneeuw verwacht. Tijd om me lekker in mijn spijkerjack te schurken, dacht ze. Verwachtingsvol liep ze naar de kledingkast om het jack te pakken. Ze fronste haar wenkbrauwen toen ze daarin niets ontdekte dat ook maar in de verste verte op een spijkerjack leek. Koortsachtig dacht ze na. Lag het in de wasmand? Hing het aan de kapstok? Systematisch zocht ze alles na – niets! Waar in vredesnaam kon het nu gebleven zijn? Een beetje kwaad op zichzelf besloot ze de bibliotheek op te bellen. Daar had ze onlangs immers nog gestudeerd. Misschien…

De meneer aan de andere kant van de lijn stond haar rustig te woord. ‘Ja mevrouw,’ zei hij, ‘ik zal u even doorverbinden met de portier. Die neemt alle gevonden voorwerpen in bewaring en kan u vast verder helpen. O, ik zie dat hij er niet is. Ik kijk zelf wel even. Mag ik u daar straks over terugbellen?’

Ze gaf hem haar telefoonnummer en hing gespannen op. Vreemd, dacht ze, dat wanhopige, ontredderde gevoel, die intense boosheid op mezelf, steeds wanneer ik iets kwijtraak. Nou ja, het was niet zomaar een spijkerjack. Haar geur zat erin, de geur van een vakantiereis naar Zwitserland, de bloemen die bloeiden op de alpenweide, de geur van de koeien die aan het jasje hadden gesnuffeld.

De aardige meneer van de bibliotheek belde terug. ‘We hebben helaas geen spijkerjack gevonden, mevrouw, het spijt ons.’ Ze bedankte voor de moeite en hing op. Waarom moet het juist zo’n dierbaar spijkerjack zijn, dacht ze, een stukje van mezelf?

Sommige gebeurtenissen leken zich te herhalen. Nu was het haar spijkerjack, maar vier jaar geleden in café Soestdijk? Het was een avond met mooie gesprekken, eerst met een stel vriendinnen over haar geaardheid, want ja, iedereen kon het toen nog zien, maar wat gaf dat? Als je openheid en eerlijkheid uitstraalt, krijg je die van de mensen om je heen immers ook terug.

Zo kort nog als vrouw levend voelde het alsof haar identiteit was ontnomen

Later had ze gesproken met een stel dat haar heel intieme vragen stelde. Ze wilden zelfs weten of haar borsten echt waren. Achteraf vond ze dat wel erg vrijpostig want het waren wildvreemden. Ze zou het nu anders doen en eerst willen vaststellen of ze alleen nieuwsgierig waren vanuit een soort voyeurisme, of dat ze wérkelijk geïnteresseerd waren in haarzelf.

Natuurlijk had ze dat stapeltje foto’s uit haar tas tevoorschijn gehaald om hun te laten zien wat een transformatieproces met een uiterlijk kan doen.

Ze had die foto’s altijd bij zich.

Ze was trots op zichzelf, hoe ze straalde als ze haar beeld in de spiegel zag, of op die foto’s. Ze brachten de uiterlijke transformatie zo goed in beeld. Steeds zag je die stralende ogen!

Een paar dagen later bleken de foto’s niet in haar tasje te zitten. Ze was volkomen van de kaart geweest. Ze had zelfs gebeden of die foto’s alsjeblieft teruggevonden zouden worden. Zo kort nog als vrouw levend voelde dit verlies aan alsof haar identiteit was ontnomen.

Gelukkig bleek de barkeeper van café Soestdijk een verrassing voor haar in petto te hebben toen ze enkele dagen later opnieuw een glaasje wijn kwam drinken: ‘Zijn deze foto’s van u, mevrouw?’ Ze kon de man wel omhelzen, zo blij was ze dat ze die foto’s terug had! Diezelfde dag belde ook de eigenaar van restaurant De Zevende Hemel op, dat ze haar bankpasje had laten liggen en of ze het nog terug wilde hebben. Toen realiseerde ze zich dat ze wel erg aan het zweven was. Wat vaker de beentjes op de grond zou beslist geen kwaad kunnen.

’s Avonds had ze een lang gesprek met God, die ongetwijfeld erg had moeten lachen om de verbijstering van dat mens daar beneden dat zich realiseerde dat God soms een hele hand geeft als je om een vinger vraagt.

Het is toch frappant, dacht ze opnieuw, die ontreddering bij het kwijtraken van dingen. Het is waar, er huizen emoties in dingen die haar dierbaar zijn. Had ze daarom de niet langer bij haar nieuwe leven passende kledingstukken uit haar collectie verwijderd? Dat was een emotionele stap.

Van de ene dag op de andere ging alle ‘foute’ kleding de deur uit. Op sokkenzondag, naar de Nieuwe Kerk, voor de zwervers in de stad. Alsof er een stukje van haarzelf werd losgescheurd, maar ook voelde het als een bevrijding, een last die van haar afviel. Tóch was dat anders want ze deed toen vrijwillig afstand van haar kleding. Kwijtraken komt veel harder aan.

Ze liep in gedachten naar de slaapkamer. Op haar bed zat trouw haar knuffelbeertje: Poeki. Haar vachtje was in het gebruik wat vaal geworden. Maar ze had nog steeds donkere, lieve ogen en een guitige snoet. Ze pakte haar op en speelde met de zachte krulletjes.

Haar beertje – haar innerlijke kind? – kwijtgeraakt in dat grote ziekenhuis, haar leven

Haar beertje en zij waren onafscheidelijk. Poeki was een vriendin voor het leven. Samen huilden en lachten ze. Samen knuffelden ze. Samen vierden ze feest. Samen gingen ze naar bed. Op reis ging Poeki altijd mee. In hotelkamers kreeg ze een ereplaatsje naast het hoofdkussen. Poeki ving gewillig de zoute tranen op die rijkelijk vloeiden als het transformatieproces haar te veel werd.

Poeki – haar innerlijke kind. Het kind dat ze zolang had weggestopt. Het meisje dat geen daglicht kon velen en zich terugtrok in een hoekje. Het vrolijke kind dat van de ene dag op de andere haar onschuld verloor toen ze haar beertje – haar innerlijke kind? – kwijtraakte in dat grote ziekenhuis, haar leven.

Ze werd een stil kind, verlegen en verstrooid. Ze las spannende jongensboeken. Ze verslond doktersromannetjes waar nooit beertjes in voorkwamen. Ze verloor zich in de mystiek van het grote heelal. Ze verdiepte zich in de mathematische zekerheid van getallen en formules, die nooit ruimte lieten voor twijfels.

Wat een contrast met die grote boze buitenwereld en een ziekenhuis waar onbetrouwbare mensen leken te wonen. Het ziekenhuis had haar verraden door haar urenlang te laten huilen in een donkere kamer. En alsof dat nog niet erg genoeg was geweest, ontnam het haar ook nog haar beertje.

Haar eigen wereld was tenminste veilig. Zo werd ze een kind dat dromend door het leven ging en het contact verloor met haar omgeving. Zo raakte ze verdwaald in de doolhof van het leven. Ze ontwaakte pas toen ze leerde inzien dat er één plekje was waar ze al die jaren niet gezocht had.

Diep in haarzelf, verborgen in de binnenkamers van haar hart, vond ze uiteindelijk haar beertje terug. Een beertje dat, ‘waar het nacht was, lichtjes had aangedaan’ en haar leerde zingen en feestvieren, verdriet te hebben en te huilen. Zo sloot ze vrede met het kind dat diep in haar geboren werd en kwam ze thuis bij zichzelf. Zo kon ze thuiskomen bij God. Zo kwam ze thuis bij een geloofsgemeenschap die haar liefdevol steunde in het transformatieproces.

Jolanda Molenaar is predikant van de Doopsgezinde Gemeente Noordoostpolder, transtheoloog, en coauteur /-redacteur van het boek Wondermooi, zoals u mij gemaakt hebt (2019). Ze is betrokken bij diverse initiatieven om de acceptatie van transgender personen binnen kerken te bevorderen.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken