Passie en Compassie
De kracht van religieuze kunst en een empathische cultuur

Wie de woorden passie en compassie aan de orde stelt, haalt aardig wat overhoop. Beiden liggen diep verankerd in de structuur van de menselijke ziel en spelen een cruciale rol in hoe wij als individu in het leven staan. Het zijn de essentiële hartstochten die de kwaliteit van onze samenleving bepalen. Nergens zie je dat beter verbeeld dan in de zogeheten Passie-, Lijdens- of Kruiskunst.
Passie is vandaag een echt modewoord. Passion is hét buzzword voor iemands toewijding of commitment aan zijn of haar werk. Let maar eens op de reclame of leg je oor te luisteren bij de bedrijfswereld. Het is er passie voor en passie na – en het liefst in het Engels: passion.
Vreemd is dat niet. Passie is in onze Westerse cultuur al eeuwenlang een prominent begrip – ook al is het afgeleid van het Latijnse woordje ‘passio’, wat oorspronkelijk ‘lijden’ of ‘kwelling’ betekent. Nee, niet meteen iets waaraan je zou denken als je bij een sollicitatie uitlegt wat nu precies jouw passie is.
De betekenis van Passio Christi: van lijden tot hartstocht
De zaak wordt pas duidelijk als je weet dat het woord vanouds is ingekleurd door het lijdensverhaal van Jezus van Nazareth, het hoofdthema van de evangelieboeken. Dat verhaal (zijn veroordeling, kruisiging en dood op de heuvel Golgotha) werd eeuwenlang in het Latijn gelabeld als de ‘Passio Christi’ – het lijden van Christus. Daarvan afgeleid noemde men ook de verslaglegging van zijn lijdensweg, of die van een martelaar, een ‘Passio’ (meervoud ‘Passiones’).
Dit lijden van Christus diende uiteraard een hoger doel. Je hoeft niet meteen gelovig te zijn om te beseffen dat hierachter een diepe liefde stak, die vroeg om een uitzonderlijke opoffering, inzet en bewogenheid. Daarmee signaleer ik meteen iets van de derde betekenislaag van het Latijnse woord ‘passio’. Een betekenis die niet-religieuze mensen meer zal aanspreken dan een of andere lijdensweg of de beschrijving daarvan.
De derde connotatie of bijgedachte van ‘passio’ richt zich op het innerlijke motief van het opofferende lijden. Kortom: op de bezieling, de bewogenheid, de hartstocht, de toewijding en de liefde die achter iemands daden steekt.
Passie in de moderne samenleving
Voor de meeste mensen is het begrip ‘passie’ al lang losgezongen van zijn christelijke oorsprong. Maar de bijzondere ondertoon van zich met hart en ziel willen inzetten voor iets of iemand is wél blijven hangen. Want zeg nou zelf, iedereen wil zich toch graag presenteren als een mens met genoeg ambitie, die toegewijd is om persoonlijke of professionele doelen te halen? Inclusief de offers die dat vraagt. Modern gezegd: als iemand met passion.
Compassie: de ander centraal stellen
Passie verbinden we doorgaans met onze eigen idealen en (levens)doelen. Compassie daarentegen laat ons van onszelf wegkijken en omzien naar de ander. Want ‘com-passie’ betekent niets meer of minder dan dat je jouw bezieling op de ander richt. Dat je de innerlijke gave en de wil hebt om je in te leven in de problemen van de wereld om je heen. Compassie is ten diepste de aanleg om mee te lijden, mee te voelen, mee te leven. Noem het empathie.
Pas waar passie en compassie samen complementair optrekken, ontstaat de creatieve ruimte voor een invoelende cultuur
In de passie schuilt onze levensdynamiek. Je kunt zelfs zeggen dat dit het onmisbare vuur is in de smederij van religie, kunst en cultuur. De compassie is dan weer beslissend voor de kwaliteit en voor het menselijke gehalte van deze producten.
Passie zonder compassie kan verstenen tot blind egoïsme. Compassie zonder passie wordt zelden daadwerkelijk of blijft hangen in wensdenken en borrelpraat. Pas waar passie en compassie samen complementair optrekken, ontstaat de creatieve ruimte voor een invoelende cultuur. Voor een empathisch en pluriform christendom, met een religieuze kunst die in-leven en mee-lijden stimuleert én zichtbaar maakt.
Matthäus Passion: Een universeel meesterwerk
In de christelijke traditie staat het lijden van Christus centraal, evenals de betekenis daarvan. De Passio Christi wordt daarom niet alleen herdacht en gevierd in kerkdiensten en vieringen, met religieuze feesten en processies. Ook in liederen en muziek wordt de herinnering hieraan levend gehouden. Neem nu de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Dat werk laat niet alleen bij belijdende christenen een diepe indruk achter, maar raakt hoog en laag – zelfs verstokte agnosten en atheïsten. Dit muzikale lijdensverhaal is vandaag de dag zelfs ‘music for millions’.
Toch was deze Passion niet bedoeld als een autonoom muziekstuk voor concertpubliek. Het was oorspronkelijk een liturgisch vehikel voor de geloofsverkondiging in de lutherse Thomaskirche in Leipzig. Zo bestaan er nog talloze andere, vaak onbekende Passies. George Philipp Telemann (1681-1767), om maar een componist te noemen, schreef er jaarlijks één voor zijn kerk – het werden er in totaal maar liefst 46 stuks.
Religieuze kunst als spiritueel fenomeen
De belangstelling voor onder andere de Matthäus Passion is goed te verklaren. Passiemuziek spreekt de diepere lagen van onze persoonlijkheid aan, ondanks dat deze verhalende muziek thuishoort in de kerk. Het had een functie. Net zoals de missen van Jacob Obrecht en Josquin des Prez dat al in de renaissance deden, wil passiemuziek ons bepalen bij – zoals de filosoof Henri Bergson het formuleert – de ‘temps durée’; de nooit eindigende zoektocht van de mens naar zichzelf en Het Zelf. Noem het de vraag naar wie wij zijn in tijd en eeuwigheid – wij, met al onze passies en compassies van tussentijds.
De rol van passie in religieuze kunst
Met de christelijke beeldkunst is het niet veel anders. Ook dat is in de eerste plaats functionele kunst. De focus ligt niet op de kunde van de maker of op de artisticiteit van het kunstwerk. Christelijke beeldkunst gaat bovenal en in de eerste plaats om de hogere boodschap waarvan het werk de drager is, of het nu een icoon is, een fresco, een altaarstuk of een plastisch beeld.
Passiekunst is feitelijk een spiritueel fenomeen in een christelijk dienstverband
Het wezen van de visuele passiekunst is dan ook niet kunsthistorisch of esthetisch – hoe magistraal het ook is, zoals de Kruisafname van Rogier van der Weyden. Deze kunst maakt deel uit van het rijke repertoire waarmee de Passio Christi en de betekenis daarvan door de eeuwen heen zijn verbeeld en ‘verkondigd’. Het is feitelijk een spiritueel fenomeen in een christelijk dienstverband.
Passiekunst: drie kerneigenschappen
De middeleeuwer Thomas van Aquino zei dit al. Kunstwerken rond de passie van Christus, of het nu gaat om muziek of om een beeld, moesten voldoen aan drie kerneigenschappen:
- De herinnering aan het lijdensverhaal levend houden (ad memorandum).
- Onderwijs in de betekenis van het offer en de bezieling van Christus (ad instructionem).
- Innerlijke vorming van de gelovigen en het aansturen van hun gevoelens, van hun passie en compassie (ad excitandum devotionis affectum).
In de mate waarin men zich wilde inleven in de Passio Christi, vorderde men op de weg richting de Allerhoogste en het diepste van zichzelf. De navolging van Christus die zo werd beoefend, was uiteindelijk niets anders dan de zoektocht naar de Ware Mens.
Navolging van Christus: Van Thomas à Kempis tot vandaag
We kunnen nóg specifieker zijn. De Moderne Devotie, de invloedrijke laatmiddeleeuwse lekenbeweging die met Geert Groote in Deventer begon, predikte die navolging en praktiseerde eenvoud en compassie met de lijdende mens. Niet voor niets kon in dat denk- en leefklimaat een boek ontstaan als de Navolging van Christus (De Imitatione Christi, 1424). Naar verluidt werd dit geschrift van Thomas à Kempis, geschreven vanuit het Bergklooster in Zwolle, even populair als de Bijbel.
Voor de Devoten waren de passie en compassie van Christus maatgevend voor hun leven. Hij leverde hen een mensbeeld, een praktisch levensmodel, en tevens de drive om met compassie liefdevol te blijven handelen in een weerbarstige wereld.

Thomas à Kempis omschreef het zo’n zeshonderd jaar geleden (in Imitatione Christi, 1424) als volgt:
‘De liefde waakt en in haar slaap slaapt ze niet. Als zij zich afslooft, wordt ze niet moe; als ze in de knel raakt, zit ze niet bekneld; als ze beangstigd wordt, raakt ze niet in verwarring, maar gelijk een levend vuur schiet zij naar boven en gaat onbekommerd door alles heen.’
Kunst als spiritueel hulpmiddel
Lijdensvroomheid en passiekunst vormden ooit de spil van de christelijke geloofspraktijk. In de lijdende Christus zag men een medestander in de eigen benauwenis. Zijn pijn en wonden kregen een belangrijke plaats in de verlossingsverbeelding. De middeleeuwer hunkerde, net als de gelovige uit de Reformatietijd, naar Gods nabijheid. Men vond dit door zich intens in te leven in het lijden en sterven van de Verlosser, in zijn passie en zijn compassie voor de broze mens.
Belangrijke spirituele hulpmiddelen daarbij waren Bijbelteksten, geestelijke preken en boeken, Gregoriaanse zang of virtuoze kerkmuziek. In niet mindere mate dienden ook verstilde contemplatie en intense meditatie over het lijden van Christus dat doel. Men wilde een verbinding leggen tussen zichzelf en het hoogste Zelf, God. Overal werd daarvoor ook de beeldende kunst ingezet. Men wilde het lijden overdenken, de Passio Christi voor ogen hebben.
Voor dit contemplatieve doel, als hulpmiddel voor de persoonlijke meditatie, ontstonden de meest uiteenlopende beelden. Je kunt allereerst denken aan het Crucifix – de meest voorkomende afbeelding van de al dan niet gestorven Christus aan het kruis. Ook kwamen talloze andere momenten uit het christelijke lijdensverhaal, al dan niet fictief, op de gelovige markt. Om Christus te kunnen navolgen, om je ziel aan zijn lijden en passie te laven, wilde men de Man van Smarten zoveel als mogelijk concreet voor ogen hebben.
De Piëta’s van Michelangelo en Van Gogh
Precies voor dat doel had indertijd (circa 1498) de meesterhand van Michelangelo Buonarotti zijn realistische Piëta geschapen. Dit marmeren beeld van Maria met de dode Christus op haar schoot is eeuwenlang het universele toonbeeld van passie en compassie geweest. Nog dagelijks ontroert het in de Sint-Pietersbasiliek in Rome duizenden bezoekers.

Een Piëta – van het Italiaanse ‘pietà’, wat ‘compassie’ betekent – is de soortnaam van een specifiek beeldtype van de dode Christus, vergezeld door Maria of engelen. Naar vorm kan het een schilderij zijn, of een plastisch beeld. Het opmerkelijke is dat die scène nergens in de Bijbel voorkomt.
Toch schilderde Vincent van Gogh vlak voor zijn dood zijn geheel eigen Piëta.

Christus als Man van Smarten
Ik heb het meer dan eens mogen zien. Toch blijft het schilderijtje ‘Christus als Man van Smarten’ mij fascineren. Het bevindt zich in het Utrechtse Museum Catharijneconvent en dankt zijn ontstaan vermoedelijk aan de penselen van Geertgen tot St. Jans. Het is een voorstelling van de levende Christus die, met het kruis op zijn rug, zijn wonden aan de toeschouwer toont.
De Man van Smarten is omringd door Maria en Johannes, evenals door engelen met de instrumenten van zijn passie. Christus kijkt ons recht aan. De bedoeling is duidelijk: Hij wil ons betrekken bij wat Jesaja 53: 3-4 over de Man van Smarten vertelt.

Dit schilderijtje, evenals soortgelijke beelden met een realistische passiescène, was duidelijk bestemd om mede-lijden en compassie bij de gelovigen te wekken. Hun diepste roerselen moesten worden geraakt.
Conclusie: passie en compassie als bouwstenen voor een empathische samenleving
Ooit was een dergelijk Andachtsbild of devotiebeeld een directe uitnodiging tot een persoonlijke contemplatie en overdenking: wie willen we zijn? Met welk mensbeeld leven we?
Ooit, zeg ik? Waarom zouden we deze spirituele kunst alleen nog maar beoordelen als een museaal object uit vervlogen tijden? Is het niet zo dat de ogen van de kijkende Christus van Geertgen tot Sint Jans zich nog steeds tot iedere toeschouwer richten, met de aloude maar actuele vraag: ‘Mens, wie wil je zijn? Waar ligt jouw levensélan? Wie is jouw voorbeeld? Welke spiritualiteit stuurt jouw passie en compassie aan?’
Alfred C. Bronswijk is theoloog en expert in beeldtheologie. Ontdek nu zijn nieuwste boek: Het kruis – biografie van een symbool. (Kok Boekencentrum, Utrecht, 2024).
In Het kruis neemt theoloog en publicist Alfred C. Bronswijk lezers mee op reis naar de oorsprong van het symbool van het kruis. Het kruis staat nu bekend als het centrale symbool in het christendom, maar dat is niet altijd zo geweest. Dit boek vertelt over de bewogen geschiedenis van het kruis op een ontdekkende manier.