Menu

Basis

Paulus, de dwaas van Christus

Museum nr. 1907,0518.8, © The Trustees of the British Museum
Museum nr. 1907,0518.8, © The Trustees of the British Museum

In het begin van de eerste brief aan de Korintiërs schrijft Paulus over dwaasheid: ‘De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God’ (1 Kor 1:18; NBV21). En ‘voor de Griek is de gekruisigde Christus dwaasheid’ (1 Kor 1:23). Op meer plekken in de brieven aan de Korintiërs vinden we verwijzingen naar ‘dwaasheid’ of ‘dwaas’. Waarom is dat zo, en heeft dat specifiek met de Korintiërs te maken? In dit artikel kijken we meer naar de achtergrond van thema dat in beide brieven aan de Korintiërs een belangrijk thema is.

‘Dwaasheid’ bij Paulus

Het Grieks dat met dwaas of dwaasheid vertaald wordt, is μωρία (moria). Dat woord komt voor in de eerste brief aan de Korintiërs (1 Kor 1:18, 21, 23; 2:14; 3:19). Meestal wordt dwaasheid bij Paulus zo uitgelegd dat het meer lijkt op ‘absurd’ – zo is de tekst ‘maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor de andere volken dwaas’ (1 Kor 1:23; NBV21) vaak uitgelegd, in de kerk en in de theologie algemeen.

Traditioneel wordt gezegd dat Paulus in zijn brieven aan de Korintiërs de termen ‘dwaas’ en ‘dwaasheid’ gebruikt om de conventionele wijsheid van de wereld op zijn kop te zetten door te stellen dat wat de wereld als dwaas beschouwt, in feite de ware wijsheid van God is. De boodschap van het kruis, een concept dat voor velen als dwaasheid klinkt, staat centraal en vormt volgens Paulus de kern van Gods reddingsplan. Hij benadrukt dat Christus, de gekruisigde, de belichaming is van Gods kracht en wijsheid, ook al wordt dit door de wereld niet als zodanig herkend.

Dit is deels waar, maar er zit veel meer achter deze terminologie van ‘dwaasheid’. De term μωρία heeft in de stad Korinthe – en voor veel Grieken in de oudheid – een heel andere betekenis. Het heeft veel meer te maken met het gedrag en de houding van een bepaald type mens: iemand uit de lagere klasse. Deze ‘dwaasheid’ bestond uit een zwakheid of tekort in intellect, vaak gecombineerd met een fysieke vervorming (grotesk). Zulke mensen werden lachwekkend gevonden.

Paulus en de dwaas

Terug naar Paulus en de ‘dwaas’. Wat Paulus zegt is dat de boodschap van de gekruisigde Christus op deze manier werd gezien: als een dwaasheid, als een intellectueel tekort, een vervorming. En dat is niet zo vreemd, aangezien kruisiging ook de servile supplicium werd genoemd – de slavenstraf. Kruisiging was een manier van sterven die gruwelijk was en ver verwijderd van elk weldenkend mens. Zo schreef de bekende retor, staatsman en filosoof Cicero: ‘het woord “kruis” (crucis) zou ver verwijderd moeten zijn, niet alleen van de persoon van een Romeins burger, maar ook van zijn gedachten, zijn ogen en zijn oren’ (Pro Rabirio Perduellionis Reo 16). Dat een gekruisigd persoon voor redding zorgt, dat een gekruisigd persoon de Zoon van God is en alles heeft veranderd, is verhoogd door God Zelf en dat Paulus Jezus de gekruisigde verkondigde, was voor Jood en Griek ondenkbaar.

Dat kwam door de belevingswereld die achter kruisiging lag. Kort gezegd: Voor Joden was het godslasterlijk, want op een gekruisigde rustte Gods vloek (zie Deut 21:23) en voor Romein en Griek was het dwaas, omdat een gekruisigd persoon de paria van de samenleving was; kruisiging was vernederend en ontmenselijkend. Niemand wilde met een gekruisigde geassocieerd worden1. In andere woorden: de boodschap van een gekruisigde Christus was dwaas, lachwekkend. En om dat beeld van dwaasheid nog beter te begrijpen gaan we naar Korinthe, en de dwaas als karakter. Want Paulus gebruikt dat idee van de dwaas niet zomaar. Dat beeld, of eigenlijk, dat karakter was heel bekend voor de Korintiërs. Maar, waarom? Hoe zag Korinthe er uit?

Korinthe

Gelegen op een strategische positie met twee belangrijke havens, vormde Korinthe een bruisend centrum van handel en cultuur. De stad was in 44 v. Chr. als Romeinse kolonie herbouwd. De straten van Korinthe weerspiegelden een grote diversiteit, met Grieken, Joden, Romeinen en reizigers uit alle windstreken. Als hoofdstad van de Romeinse provincie Achaea genoot Korinthe van ongekende welvaart. Majestueuze tempels, gewijd aan goden als Apollo en Afrodite, torenden boven de stad uit, terwijl het imposante, door keizer Augustus gefinancierde, forum – zo’n 15 duizend zitplaatsen – de sterke Romeinse invloed weerspiegelde.

Naast deze bekendheid had Korinthe ook een reputatie voor haar losse zeden, met wijdverspreide prostitutie die zelfs doordrong tot in de tempels, maar voor meer informatie verwijzen we naar de andere bijdrage in dit themanummer van Schrift. De tweede-eeuwse schrijver Apuleius, zelf afkomstig uit Korinthe, getuigt van de spelen en theater en de vreemde personages die daarbij hoorden (Metamorfosen 10.29). Voor de interpretatie van Paulus’ ideeën is het dus interessant om naar de ‘dwaas’ het theater te kijken.

De dwaas als karakter

In 2005 verscheen er een boek van L.L. Welborn, een Amerikaans nieuwtestamenticus over de achtergrond van de ‘dwaas’ in 1 Korintiërs 1–4. Want, in de wereld van het theater, gold de ‘dwaas’ als een soort typetje. Er zijn diverse archeologische artefacten uit de oudheid, beelden, lampen, etc., waar de dwaas op staat afgebeeld: vaak met een enorme neus, flaporen, kaal, met een bochel, in lompen gekleed en vrijwel naakt. Zo schildert Apuleius (2de eeuw na Christus) in zijn roman De Gouden Ezel een zekere Socrates af  als een man in lompen, liggend op de grond, bijna onherkenbaar en bleek als een spook. Nog duidelijker is Arnobius, de tweede-eeuwse apologeet, die over de heidenen schrijft:

‘Ze vermaken zich, zoals het gaat, met de kaalgeschoren hoofden van de dwazen (stupidorum), met het geluid en applaus van klappen, met schandelijke daden en woorden, met de roodheid van enorme fallussen.’ (Arnobius, Adversus Nationes 7.33.5; eigen vert.)

Dát is de beschrijving van een typetje, zoals ook wij vandaag typetjes kennen. Zo speelde de ‘dwaas’ een rol in het theater; hij was een parodie van de beroepen uit de lagere klassen. Het was een slapstick, waarbij geweld niet werd geschuwd. De ‘dwaas’ kwam in theater, en in de fora, vaak ten tonele en werd geslagen, en fungeerde als een vorm van humor voor de lagere klassen; hij was altijd de pineut. Schunnigheid hoorde bij de ‘dwaas’ evenals het thema ‘overspel’. Zijn tuniek was vaak te kort zodat men de geslachtsdelen kon zien. Opmerkelijk is dat Paulus nu precies die lagere klassen aanspreekt in zijn brief. Veel van zijn bekeerlingen waren van lage komaf:

‘Denk eens aan het moment van uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaven wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren.’ (1 Kor 1:26; NBV21)

De ‘dwaas’ in Grieks-Romeinse literatuur

Enkele voorbeelden illustreren de bekendheid in de oudheid. In Cicero’s De Oratore (1ste eeuw v.Chr.) lezen we dat redenaars wordt afgeraden fysieke afwijkingen, grimassen of kaalheid te ridiculseren. Dan geeft hij een beeld:

‘En dit moet ook worden opgemerkt: niet alles wat belachelijk is, is geestig. Want wat kan er zo belachelijk zijn als een dwaas (sannio)? Maar hij wordt uitgelachen om zijn gezicht, zijn uitdrukking, zijn nabootsing van gedragingen, zijn stem, en ten slotte om zijn hele lichaam. Ik kan hem wel geestig noemen, maar dan op zo’n manier dat ik niet zou willen dat een redenaar zo zou zijn, maar eerder een mimespeler.’ (Cicero, Or. 2.61.251, vert.)

Evenzo zien we bij Diodorus Siculus (1ste eeuw v.Chr.) een beschrijving van een persoon, waarover hij zegt:

Er was een zekere Latijn genaamd Saunion, een grappenmaker met een buitengewoon talent voor vrolijkheid. Hij wekte niet alleen gelach op met zijn woorden, maar zelfs in stilte en met elke beweging van zijn lichaam deed hij alle toeschouwers glimlachen, alsof er een natuurlijke overtuigingskracht van hem uitging. Daarom werd hij in de Romeinse theaters zeer gewaardeerd. De Picentijnen, die de Romeinen dit genot en plezier wilden ontnemen, besloten hem te doden (Diodorus Siculus 37.12.1–2; eigen vert.)

Juvenalis (1ste-2de eeuw n.Chr.) vergelijkt het gedrag van enkele patriciërs (Romeinse heersende klasse) met de dwazen (Juvenalis 5.190–192) en merkt op dat er een zeer bekende dwaas (stupidus) was, genaamd Corinthus die een bedrogen echtgenoot speelde in een blijspel (Juvenalis 5.196–197).

In de Philogelos, een grappenboek waarvan delen uit de eerste eeuw komen, is de hoofdpersoon als een ‘geleerde’ dwaas, genaamd scholastikos. Er staan grappen in die een ironisch karakter hebben, zodat de ‘geleerde’ eigenlijk ‘dwaas’ is. Zo koopt de scholasticus een aantal zeer oude schilderijen in Korinthe, en neemt ze mee op een schip naar huis. Hij waarschuwt de kapitein dat als de schilderijen kwijtraken, de kapitein nieuwe moet kopen – wat natuurlijk niet kan. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van ‘dwaze’ acties en uitspraken van de ‘geleerde’.

Buste van een dwaas.
Buste van een dwaas. Museum nr. 1856,1226.247, © The Trustees of the British Museum

Paulus de dwaas

Met deze achtergrond is het interessant om de tweede Korintebrief te lezen. Meermaals zegt Paulus dat hij een dwaas is. Hij gebruikt daarbij weliswaar niet het woord μωρία, maar de term ἄφρων, een term die ‘onverstandig’, ‘dwaas’ of ‘zonder verstand’ of ‘zonder denkvermogen’ kan betekenen. Met deze term maakt hij al een vergelijking met de term μωρία, en schildert hij zichzelf af als het karakter waar de Korintiërs zo bekend mee zijn. Paulus laat zo zien dat híj de pineut is; hij is het mikpunt van spot door de zogenaamde superapostelen uit Korinthe: hij ziet er niet uit, hij kan niet spreken en zijn spirituele prestaties zijn ondermaats.

Paulus zegt tegen de Korintiërs: ‘Eigenlijk zien jullie mij als dat typetje, de dwaas. Maar weet je? Die dwaas heeft veel meer gelijk dan jullie bevroeden. Die dwaasheid heeft God precies uitgekozen.’ Paulus draait het om. Wat verachtelijk is, heeft God uitgekozen. Dat is precies de boodschap die hij verkondigd: Christus de gekruisigde. En zo is hij zelf ook: hij is misschien geen superapostel zoals de anderen, met wonderen en visioenen en welbespraaktheid, maar dat is juist de kracht die God geeft. God geeft kracht in zwakheid. Iets dat voor de Grieks-Romeinse samenleving totaal ondenkbaar was. Een samenleving vol van gewelddadige masculiene macht. Met strakke normen waar men zich aan moest houden, als man vooral. Paulus keert dat om. De dwaas heeft gelijk. Diegene die verguisd is, díe spreekt de boodschap van God.

Dat is daarmee niet alleen theologisch interessant, maar Paulus vereenzelvigd zich daarmee ook met de laagste klassen, de outcastsi, degenen die aan de rand van de samenleving stonden. Dat maakt de boodschap van de ‘dwaas’ zo bijzonder: het daagt het comfortabele van de elite uit, en nodigt de ‘dwaas’, de ‘verworpene’ uit om deel te zijn van de gemeente van Christus.

Ruben van Wingerden is docent Nieuwe Testament aan Tilburg University.

Literatuur

L. L. Welborn, Paul, the Fool of Christ. A Study of 1 Corinthians 1–4 in the Comic-Philosophic Tradition, JSNTSS 293 (London: T&T Clark, 2005).

Ruben van Wingerden, Romeinse kruisiging (Zutphen: Walburg Pers, 2024).

Ruben van Wingerden, docent Nieuwe Testament, Tilburg University.


  1. Zie voor een uitgebreide analyse Ruben van Wingerden, Romeinse kruisiging (Zutphen: Walburg Pers, 2024). ↩︎

Korintiërs
Schrift 2025, nr. 1

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken