Menu

Premium

Preekschets Galaten 6:6

Galaten 6:6

Derde zondag na Pinksteren

Wie onderwezen wordt, moet al het goede dat hij bezit met zijn leermeester delen.

Schriftlezing: Galaten 5:25-6:6

Uitleg

Op het eerste gezicht lijkt het hier te gaan om een losse raadgeving die Paulus, wanneer hij aan het einde van zijn brief is gekomen, nog even aan de gemeenten in Galatië meegeeft. Zo wordt deze tekst dan ook vaak geïnterpreteerd. Nauwgezette studie van de brief aan de Galaten leert echter dat Paulus in deze brief zorgvuldig te werk gaat en dat al zijn woorden zijn te plaatsen in het grote verband van zijn redenering. Dat is ook hier het geval. In de vorige schetsen werd beschreven hoe Paulus de gelovigen in Galatië oproept overtreders terug te brengen naar de essentie van het leven en daarbij ook zichzelf te onderzoeken. Dit is geen geringe opgave, niet in de laatste plaats omdat het niet gaat om duidelijk te omschrijven overtredingen en duidelijke sancties. Het lijkt allemaal zo vaag. Om aan de gelovigen in Galatië een handreiking te geven bij het volbrengen van deze krachttoer schrijft Paulus dat ieder die onderwezen wordt al het goede dat hij bezit met zijn leermeester moet delen.

Katècheoo: de remedie die door Paulus in deze tekst wordt aangedragen is de remedie van de catechese, het mondelinge onderricht in de nabijheid van de leermeester (ho katèchoun) die onderwijst in de christelijke boodschap (ho logos). In de nbv is dit laatste woord in de vertaling verdwenen, terwijl de nbg dit in de vertaling weergeeft door te schrijven over ‘hij die onderricht wordt in het woord’. De leerling (ho katèchoumenos) moet met hem delen ‘in alle goede dingen’ (en pasin agathois). De betekenis van ‘al deze goede dingen’ is breed. Het gaat hier om alles wat nodig is voor materieel welzijn. Wanneer de leerling nu moet delen van al het goede met de leermeester, dan is het noodzakelijk dat de leerling leeft in de buurt van de leermeester en omgekeerd. In de hellenistische wereld waarin Paulus werkte en schreef, is deze oproep tot gemeenschap met een leermeester geen vreemde oproep. De oproep is verwant aan het gangbare ideaal van vriendschap en geeft de aard van leerling-leermeesterrelaties in filosofische scholen weer. In deze scholen leefden de leden in gemeenschap van goederen. Verschillende bewegingen in het Jodendom en in de vroegchristelijke gemeente getuigen ervan dat zij deze vorm van samenleven ook hadden bereikt. Paulus drukt de Galaten hiermee niet alleen op het hart dat zij de boodschap van deze leermeester ter harte moeten nemen, maar ook dat zij hun leven met hem moeten delen, zodat zij zijn voorbeeld altijd in de buurt hebben.

In de vorige twee schetsen werd verschillende keren verwezen naar de hellenistische context van Paulus’ brief aan de Galaten en werd ook gesproken over de taak van de ware filosoof. De ware filosoof leidt terug tot de essentie van de dingen, hij onderzoekt voortdurend zijn eigen motieven en stimuleert anderen dit ook te doen. Met deze filosoof, zo roept Paulus de Galaten op, moet gemeenschap worden gezocht en gemeenschap worden behouden. Op deze manier is het voor de gelovigen in de nieuwe tijd, waarin de heldere voorschriften van de wet van de Sinaï worden gemist, vol te houden te leven volgens de wet van Christus.

Wie wordt nu bedoeld met deze leermeester? Het is zeer reëel om in de context van deze brief aan Paulus zelf te denken als leermeester en voorbeeld voor de Galaten. In de vorige schets werd beschreven hoe hijzelf had geworsteld op het grensvlak van de levenssferen ‘vlees’ en ‘Geest’. Aanvankelijk was hijzelf de propagandist van de wetsbepalingen van de Sinaï om later, na gegrepen te zijn door het geloof in Jezus Christus, een andere wet aan te prijzen, namelijk de wet van Christus. Hij is het die met zijn onderwijs de gemeenten in Galatië had gesticht en die zijn onderwijs laat voortduren, zoals blijkt uit deze brief. Eerder in de brief beschrijft hij ook zijn hechte relatie met de Galaten. Hij werd door hen ontvangen als een engel, ja, als Christus Jezus zelf (Gal. 4:12-14). Paulus schrijft daar over zijn slechte lichamelijke conditie. Juist in deze slechte toestand hebben de Galaten hem uiterst hartelijk ontvangen en met hem gedeeld ‘van alle goede dingen’. Nu roept hij de Galaten op zich opnieuw op hem en op het onderwijs dat hij heeft gegeven, te richten.

In verschillende opzichten doet deze tekst denken aan de inhoud van het evangelie. Paulus’ opmerking dat de Galaten hem, toen hij ziek was, hebben ontvangen ‘als Christus Jezus’ doet denken aan Jezus’ woord, zoals dat wordt weergegeven in Matteüs, dat ieder die een van de onaanzienlijksten van zijn broeders of zusters te eten heeft gegeven of hem of haar heeft gekleed en bezocht, dit voor Jezus zelf heeft gedaan (Matt. 25:34-40). Ook lijken Jezus’ woorden hier door te klinken, dat ieder die een apostel ontvangt, Hemzelf ontvangt en daardoor zelfs de Vader (Matt. 10:40-42). Ten slotte moet worden gezegd dat het gemeenschappelijk leven van de leerling met de leermeester, waartoe Paulus de gelovigen oproept, wel bij uitstek van toepassing is op het leven van Jezus met zijn leerlingen.

Aanwijzingen voor de prediking

De vraag is hoe je als gelovige staande blijft in de wereld, zonder een wetboek dat het leven van alledag tot in de details regelt. Paulus benadrukt dat oude wetboeken behoren tot de verleden tijd en dat er nu een nieuwe tijd is aangebroken. Maar wat is nu de manier van leven van de gemeente in die nieuwe tijd? Paulus’ belangrijkste antwoord is dat de gemeente en de leden van de gemeenten zich moeten laten leiden door de Heilige Geest: ‘Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst’ (5:25). Paulus moet het concreet maken, wat hij doet met een aantal korte aanwijzingen. Deze eindigen met de aanwijzing: ‘Wie onderwezen wordt, moet al het goede dat hij bezit met zijn leermeester delen.’ Het gaat om het onderwijs in het woord, het woord van God. Zo staat het letterlijk in de grondtekst. Het gaat om het onderwijs in het evangelie van de kruisiging en de opstanding van Jezus Christus en de betekenis daarvan voor het leven van de gemeente. En dit onderwijs vindt mondeling plaats, waarbij er een spreker is en waarbij er luisteraars zijn. Het is catechese.

Paulus voegt nu iets toe wanneer hij opmerkt dat de geloofsleerling met de geloofsleraar moet delen van alle goed. Vroeger betekende dit – zo werd het toen uitgelegd – dat in de slachtmaand een stuk van het mestvarken naar de pastorie werd gebracht en dat ’s zomers een deel van de opbrengst van de moestuin werd afgestaan aan het predikantsgezin omdat dit gezin dat goed kon gebruiken. Daarna vertrokken de gevers weer. Paulus’ bedoeling met deze woorden reikt verder. Het delen in ‘al het goede’ in materiële zin heeft uiteindelijk als doel dat er ook in geestelijke zin wordt gedeeld. Het is de aanleiding tot een verder delen. Het materiële mag daarbij helpen. Ook geestelijk mag de geloofsleraar niet in een isolement komen te verkeren. Dat betekent dat hij op zijn beurt deelt met zijn leerlingen al die dingen die in zijn ogen belangrijk zijn en dat zij hem vertellen, op hun beurt, wat voor hen belangrijk is. Op deze manier ontstaat er een gesprek, waarin wederkerigheid zit. Paulus geeft in de brief zelf als voorbeeld hoe hij getroffen door ziekte aankwam in Galatië. Toen werd er gedeeld van ‘al het goede’, in lichamelijk en in geestelijk opzicht. Dit delen van ‘al het goede’ verwijst naar woorden van Jezus in het evangelie. Toen zij Paulus ontvingen, hebben de Galaten een begin gemaakt om al het goede met hun geloofsmeester te delen en daar moeten zij mee doorgaan. ‘Bouw een geestelijke band op met je geloofsleraar,’ zegt Paulus, ‘waarbij het materiële kan helpen.’ Dan blijf je staande, in het geloof, in de wereld waarin je leeft. Dit is een richtlijn voor alle geloofsoverdracht. Die moet gebouwd worden op een relatie tussen de leerling en de leermeester, tussen de leerling en de ouder, de predikant, de catecheet, de leraar, de jeugdleider. In die relatie moet wederkerigheid worden gebracht. Wanneer dat slaagt, dan heeft ieder lid van de gemeente voorbeelden om zich heen die laten zien hoe leven zoals God dat vraagt mogelijk is. In iedere gemeente worden de verhalen over ambtsdragers, jeugdleiders, voorgangers bewaard. Ze zijn het waard om gekoesterd te worden. Op deze manier, zegt Paulus, leidt de Geest de gemeente op haar weg door de wereld en de tijd.

Liturgische aanwijzingen

Aanvullende schriftlezingen: bij het aspect ‘Paulus’ gemeenschap met de gelovigen in Galatië’ Galaten 4:12-14; bij het aspect ‘dienen van Christus/de Vader in het dienen van de leermeester’ Matteüs 10:40-42; Matteüs 25:34-40.

Liederen: Psalm 25:2,7 (gemeenschap); 119:30,37 (wet, leerlingen en leermeesters); Gezang 170 (met name vs, 6; gemeenschap van getuigen en gelovigen) en 326 (LvdK; rijkdom van het woord; gemeenschap van leerlingen en leermeesters).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken