Menu

Premium

Preekschets Johannes 19:37 – Goede Vrijdag

Johannes 19:37

Een andere schrifttekst zegt: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken.’

Schriftlezing: Johannes 19:31-37

Het eigene van de dag

Voor de gemeente is de Goede Vrijdag geen dag van rouw omdat Jezus sterft, maar wel van ontzetting en berouw omdat dit voor ons, mensen, de wereld, nodig was. Verder verwonderen we ons over het plan van God dat Hij – Vader en Zoon – ons zo wilde redden, en zijn we dankbaar dat Hij het gedaan heeft. Wat de preekstof betreft, zie bij Witte Donderdag. Het proces van Jezus leidt tot zijn veroordeling en terechtstelling. De prediking zal meestal over zijn lijden en sterven aan het kruis gaan, temeer omdat de kerkdienst in de regel ’s avonds plaatsvindt. Ook de begrafenis kan aandacht krijgen, en in het algemeen de stof van Stille Zaterdag, als er op die dag geen dienst is. De prediking zal zich concentreren op de geschiedenis, zoals verteld in de evangeliën, temeer omdat daar al een overvloed aan stof ligt. De leer over lijden en dood van de Heer, de betekenis daarvan in het licht van de hele Schrift, blijft liggen voor andere gelegenheden.

Uitleg

De lanssteek diende niet om te controleren of Jezus al dood was; het staat niet vast dat dat op deze manier kan. Ook niet om Hem voor alle zekerheid alsnog te doden; het is niet zeker dat zijn hart geraakt werd. Zijn dood was al vastgesteld, anders zouden zijn benen gebroken zijn om de dood te bespoedigen; de gekruisigde kan zichzelf dan niet meer steunen om omhoog te komen, met als gevolg dat hij stikt. Dat is officieel beleid van Pilatus. Wel werden verscheidene edele organen geraakt. Wat er gebeurt is lijkschennis. Het zal Johannes en anderen die erbij waren en van Hem hielden geschokt hebben.

Deze actie van de soldaat lijkt voort te komen uit balorigheid, nu het breken van de benen niet doorgaat. De soldaten zijn afgestompt door hun beroep en speciaal door hun taak vandaag aan de voet van de kruisen. Zij zijn in dienst van de bezetter en hebben hier behalve hun soldij geen enkel persoonlijk belang; ze koesteren ook geen haatgevoelens tegenover een terechtgestelde. Ze kijken neer op overwonnen volken en slachtoffers in het algemeen en verachten deze stervenden aan het kruis in het bijzonder. Ze hebben zich een paar uur zitten vervelen, de tijd dodend met bijvoorbeeld dobbelen om kleding. De actie van deze soldaat staat in schril contrast met die van de officier, een fijner besnaard man die diep onder de indruk was van de manier waarop Jezus stierf en die diens dood moet bevestigen bij Pilatus.

Over het ‘meteen vloeide er bloed en water uit’ kan de medische wetenschap geen nadere toelichting geven. De vloeistof stroomt niet, maar komt tevoorschijn, welt op. ‘Water’ betekent hier: een dunnere stof dan bloed. Het heeft niet te maken met het doopwater uit Johannes’ eerste brief (1 Johannes 5:6 en 8). Johannes 19:35 dient niet om te bewijzen dat Jezus een echt lichaam had, tegenover het docetisme. Die discussie is niet de spits van dit evangelie; het gaat Johannes om de heilsbetekenis van Jezus’ dood. Dat blijkt des te duidelijker uit Johannes 20:31. Het begin van Johannes’ eerste brief klinkt als een uitvoeriger toelichting op deze bedoeling van zijn evangelie (1 Johannes 1:1vv). De inhoud van het beoogde geloof blijkt daar te zijn dat wij door Jezus vergeving van onze zonden hebben.

Kort samengevat zegt deze passage: Jezus is niet gebroken, maar wel doorstoken; en dat is naar de Schrift. Zijn beenderen zijn bewaard gebleven voor verbreking, dankzij God die zijn lichaam kostbaar vond (Psalm 34:21). Maar zijn lichaam is wel dodelijk geschonden door mensen die er ruw, wreed, onverschillig mee omgingen.

Johannes haalt een zinsnede uit Zacharia 12:10 aan. Deze passage beschrijft een manifestatie van nationale rouw in een heftige liturgie waarin alle groepen een stem krijgen. Zij hebben eerst zelf het slachtoffer doorstoken: wreed, in een uitbarsting van agressie die de menselijke waardigheid met voeten treedt; denk aan de onthoofdingen door ISIS. Nu ze achteraf naar Hem kijken hebben ze wel diep respect voor Hem, hun hart is verscheurd van berouw over wat ze Hem hebben aangedaan en met hun rouwmisbaar eren ze het slachtoffer.

In Johannes 19:37 is dit ‘de blik richten op’ nog niet aan de orde. De dader, die ook kijkt (hoewel misschien nauwelijks), heeft geen berouw, en de andere aanwezigen, die liefdevol opkijken, zijn hier geen daders. Anders dan bij het citaat uit Psalm 34, spreekt de evangelist bij het citaat uit Zacharia 12 niet van ‘vervulling’.

In Openbaring 1:7 wordt deze passage uit Zacharia 12 toegepast op de wederkomst van Christus. Het is eschatologisch. Dat betekent niet dat het citaat daar uitsluitend op de jongste dag betrekking heeft. Sinds Openbaring zijn er vele christenen die met diep berouw opkijken naar de doorboorde Jezus aan het kruis.

Aanwijzingen voor de prediking

Hoe een overledene eruitzag, dat blijft ons bij, als we achterblijven. We kijken naar hem of haar terwijl we piëteitvol het lichaam verzorgen en opbaren, tijdens de condoleantie en voordat de kist gesloten wordt voor de begrafenis. We praten nog liefdevol over de overledene na. Het komt ook voor dat het lichaam er zo afzichtelijk uitziet dat je er liever niet naar kijkt.

Soms is het heel belangrijk hoe het lichaam er na het sterven precies uitziet. Er kan een proces volgen waarin dat een rol speelt. Daarbij kunnen foto’s worden gebruikt.

Aan de andere kant wordt met het lichaam van een overledene niet altijd zorgvuldig omgegaan. Denk aan een slagveld, een stad waarom gevochten wordt, een burgeroorlog, massaexecuties. Het schenden van een lijk of het sollen ermee komt niet altijd voort uit haat; het kan ook ruwheid, achteloosheid, onverschilligheid zijn. En het is niet altijd gericht tegen deze bepaalde persoon; het kan ook een bijeffect zijn van haat tussen groepen. Denk ook aan ‘zinloos geweld’ in uitgaansgebieden in de steden. Het kan ongerichte agressie zijn, voortkomend uit persoonlijke gekwetstheid en onvrede.

Hoe reageert een dader als hij geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn daad? Hij zal mogelijk ontkennen. Of zeggen dat hij het zo niet had bedoeld.

Degenen die van Jezus gehouden hebben moeten machteloos toezien. Het moet gevoeld hebben als een steek door hun eigen hart. Kunnen wij dat meevoelen? Houden wij zo veel van onze Heer? Wij lopen het risico dat ‘vergeving van zonden door het bloed van Jezus’ een dogma is geworden als een pro-memoriepost.

Het is bijna niet voorstelbaar dat een groep daders zo reageert als de profetie van Zacharia 12 tekent. Dit is een wonderbaarlijke profetie. Die gaat over onze Heer Jezus. Deze profetie sluit aan bij die over de lijdende dienaar van de Heer: wij moesten Hem niet, wij zagen niets in Hem, wij keken op Hem neer, wij dachten dat het wel terecht was dat Hij zo aan de kant geschoven werd en eraan onderdoor ging. Wij keken liever een andere kant op. En wij gingen allemaal onze eigen gang. Hier is het nog sterker: die ‘wij’ blijken zelf de daders te zijn geworden.

Het evangelie vertelt dit als de geschiedenis van het Woord, dat in het begin bij God was en zelf God was. Degene door wie God ons, de wereld aanspreekt. Hij werd mens, Hij werd vlees: Hij kreeg een kwetsbaar lichaam, met edele delen, organen, net als wij; een lichaam dat geschonden kon worden. Dat werd het ook. Hij was het lam van God (Johannes 1:1vv, 14, 36). Hij was de vervulling van de profetie. Juist op dit punt spreekt de evangelist ons over de geschiedenis heen rechtstreeks aan: hij “wil dat ook u gelooft”. De bedoeling is dat wij, met alles wat in ons is, deze Jezus liefhebben.

Uiteindelijk zullen alle volken – Joden, Romeinen, Nederlanders – met ontzetting kijken naar dit doorstoken lichaam van onze Heer van wie wij houden, die zo veel voor ons betekent: wat hebben wij gedaan! Het is aan ons om dat nú te doen in plaats van pas aan het eind.

Liturgische aanwijzingen

Oudtestamentische lezing: Zacharia 12:9-14. Psalm 38 vertolkt heftig het innerlijk gewond zijn in nauw verband met de verslagenheid over eigen schuld. We kunnen zo’n psalm zingen en daarbij in de eerste plaats aan Jezus zelf denken: zo heeft Hij voor ons geleden – en die vervolgens, in gemeenschap met Hem, ook op onszelf toepassen.

Geraadpleegd

Van Houwelingen, commentaar in serie CNT (Van Bruggen), niet alleen bij deze passage maar ook voor de ‘inleiding’, het karakter van dit evangelie. Voor Zacharia en het citaat eruit: zie bij Witte Donderdag.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken