Preekschets Johannes 21:17b – Pasen
Johannes 21:17b
Paaszondag
Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb.
Schriftlezing: Johannes 21:15-23 / Johannes 21,15-24
Het eigene van de zondag
Na de nacht der nachten komt de dag der dagen. Wat in de Paasnacht al begonnen is, vieren we verder op de Paasochtend. Elke zondag heeft iets van Pasen en in het bijzonder van de Paasnacht: het licht in de nacht. Pasen is de reden van ons samenzijn.
Liturgische aanwijzingen
Jesaja 43:1-8 zou een profetenlezing kunnen zijn. Het halleluja klinkt weer na veertig dagen afwezigheid, plus, naar lutherse gewoonte, ook in de drie weken daaraan voorafgaand, dus vanaf zondag Septuagesima. Het halleluja klinkt dan ook uitbundig, want: ‘Hij bracht ons het leven weer, laat ons nu loven God de Heer en zingen: halleluja! Halleluja’ (gezang 203 LvdK). Mogelijke liederen: Psalm 118; 139; Gezang 83; 203; 215 (LvdK); Hoop van alle volken Gezang 37; 39; 43; ZG I, 61; III, 19; IV, 21. In de gemeente waar ik tot voor kort stond, werd in de Paasmorgendienst het avondmaal gevierd en niet in de Paasnacht. Geraadpleegde literatuur Zie Witte Donderdag.
Uitleg
Deze drie grote dagen lezen we dit jaar met de focus op Petrus. De motivatie hiervoor is dat het belangrijk is een concentratiepunt te hebben op deze dagen, die het hart van de kerk en de gemeente vormen. Er wordt een bepaald accent gezet: Petrus is dit jaar de ankerplaats in de veelheid van bekende woorden die jaarlijks klinken. We kijken met Petrus mee, we leven met Petrus mee en Petrus houdt op sommige momenten ons een spiegel voor.
Zaten we gisteren volop in de traditie van het lege graf, vandaag begeven we ons in de traditie van de verschijningen. Het zijn elkaar niet uitsluitende tradities die beide met het evangelie naar Johannes te houden zijn. Maria heeft de verrezen Heer ontmoet in de tuin waar zich ook het graf bevond (Joh. 20:11-18). Daarna verscheen Hij aan de discipelen (Joh. 20:19-23) en acht dagen later aan Tomas (Joh. 20:24-29). De laatste verschijning is aan het meer van Tiberias, waar de discipelen maar weer aan het vissen zijn gegaan. Deskundig als zij zijn op dit gebied, blijft de vangst ditmaal uit. Op aanraden van een stuurman aan de wal halen zij een ongehoorde vangst binnen. Pas bij de uitnodiging van Jezus tot de maaltijd herkennen zij Hem. Na afloop van de maaltijd vindt het indringende gesprek tussen Jezus en Petrus plaats.
Petrus staat nog één keer in het Johannes-evangelie in de schijnwerpers. Petrus krijgt nu de kans om driemaal te zeggen dat hij Jezus liefheeft en hij krijgt ook driemaal de speciale opdracht leider van de nieuwe geloofsgemeenschap zijn. Ondanks zijn voorgeschiedenis, hij heeft immers de Heer driemaal verloochend, wordt hij de centrale figuur in de eerste gemeenten.
De aanspreekvorm ‘Simon, zoon van Johannes’ (vs. 15) is opvallend. Zo werd hij ook bij de eerste ontmoeting met Jezus aangesproken in Johannes 1:43 en toen werd er al een naam aan toegevoegd: ‘Gij zult heten Kefas wat vertaald wordt met Petrus’. Aan het begin van het evangelie is zijn opdracht al duidelijk: een rots zijn, stevig, onwrikbaar en betrouwbaar. In het laatste hoofdstuk moeten we concluderen dat Simon Petrus niet altijd zijn naam heeft waargemaakt. Hij is niet onwrikbaar als een rots blijven staan, toen hij in het nauw gebracht werd en men hem vroeg naar zijn relatie tot Jezus (Joh. 18:15-18 en 25-27).
Na de drievoudige verloochening klinkt nu driemaal dezelfde vraag: ‘Heb jij Mij lief?’ De eerste en de tweede keer gebruikt Jezus het werkwoord agapao(liefhebben) en Petrus antwoordt met phileo (liefhebben). Bij de derde vraag gebruiken zowel Jezus als Petrus phileo. De Jonge meent dat het verschillende woordgebruik slechts ter afwisseling is. Schnackenburg komt tot dezelfde conclusie. De laatste meent wel een nuanceverschil op te merken: op het phileo van Jezus bij de derde vraag, wordt Petrus bedroefd. Het werkwoord phileo is ook gebruikt in Johannes 11 voor de beschrijving van de vriendschap tussen Jezus en Lazarus. Het afwisselende gebruik in het gehele Johannes-evangelie geeft de doorslag bij Schnackenburg. Het afwisselende taalgebruik in de antwoorden van Jezus ‘weid mijn lammeren’ (vs. 15), ‘hoed mijn schapen’ (vs. 16) en ‘weid mijn schapen’ (vs. 17) kan ook op deze manier verklaard worden.
De vragen van Jezus raken Petrus diep, hij wordt ontroerd. In Johannes 13:36-38 verklaarde Petrus zijn leven voor Jezus te geven, een teken van grote liefde, corresponderend met de liefde van de Goede Herder voor zijn kudde. Met de nieuwe opdracht krijgt Petrus een nieuwe kans om te bewijzen dat het hem ernst is.
Petrus is gerehabiliteerd, weer aangenomen als discipel. Er is echter meer aan de hand: hij wordt geroepen tot het herdersambt. Zijn navolging van Jezus zal leiden tot de dood. Deze dood geldt niet voor iedereen, getuige de slotverzen van het schriftgedeelte. Hier treedt opnieuw de leerling op die Jezus liefheeft. Het is intrigerend hoe Petrus en deze naamloze leerling vaak gezamenlijk opgevoerd worden in het Johannes-evangelie.
De nieuwe positie van Petrus is in de theologiegeschiedenis verder ontwikkeld in een ambtstheologie en in het bijzonder in die van het Petrusambt. Enige bescheidenheid om deze gevolgtrekkingen te maken op grond van dit schriftgedeelte is mijns inziens op zijn plaats.
Aanwijzingen voor de prediking
Op Witte Donderdag begonnen we met een maaltijd. Een maaltijd van Jezus met zijn leerlingen, en in de gemeente met de viering van de instelling van het avondmaal. De wereld werd toen op zijn kop gezet. We eindigen vandaag ook met een maaltijd. Jezus en zijn leerlingen houden een maaltijd. Petrus en Jezus komen na de maaltijd tot een gesprek over de verloochening. De combinatie maaltijd en verzoening is de basis van de opdracht van Jezus. De maaltijd van de Heer kan zelf ook een basis leggen voor verzoening en nieuw leven. In ieder geval, in dit gedeelte is de maaltijd niet de bekroning van de herstelde relatie.
Het gegeven van de maaltijd die vooraf gaat aan het herstel, kan een opluchting zijn voor mensen die niet aan het avondmaal deelnemen vanuit de motivatie dat zij er nog niet klaar voor zijn. Dit gedeelte uit het evangelie laat zien dat het ook anders kan.
Het wonder van Pasen zouden we kunnen vinden in het wonder van Gods genade dat Petrus niet verworpen wordt, maar dat hij uiteindelijk de opdracht krijgt om de schapen van Jezus te weiden. De kerk wordt niet gebouwd op mannetjesputters, maar op de laatsten die de eersten worden.
Petrus wordt van visser herder, een verandering van professie. Is de verloochening een schaamtevolle herinnering geworden? Wie wil weten wat de herder doet, moet kijken naar Israël. Petrus is geschikt als herder, juist omdat hij weet hoe lastig het is om schaap te zijn.
In het gesprek tussen Jezus en Petrus staat de liefde centraal. Dit is een thema dat zeer vaak in het evangelie van Johannes voorkomt. Liefhebben, het wijden van de schapen en Jezus kennen staan op één lijn.
Hebben we vandaag te maken met een andere Petrus, vergeleken met Witte Donderdag? De bravoure is verdwenen. Gelouterd is hij weer tevoorschijn gekomen. Is Petrus door een dal gegaan? Gods genadevolle toewending tot de mensen wordt hier duidelijk gemaakt aan de hand van de Petrusgeschiedenis. Geloven heeft alles te maken met genade en rechtvaardiging, met steeds weer opnieuw mogen beginnen. Met Pasen wordt het leven nieuw en zelfs de dood is niet meer dezelfde. Ook Petrus mag opnieuw beginnen. Petrus die op zijn minst een dubieuze rol gespeeld heeft in de lijdensgeschiedenis van Jezus Christus, hij krijgt zelfs meer verantwoordelijkheden.
Ook hier zien we Petrus als mens van alles of niets. De geschiedenis met Jezus heeft hem, na de dieptepunten, tot inzicht gebracht waar het in de navolging van Jezus omgaat. De opgestane Jezus heeft van Petrus ook een nieuw mens gemaakt. Petrus volgt vanaf nu de lijn van de opgestane.