Preekschets Matteüs 1:23 – Kerst
![Prediking [2;1, edit]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Prediking-21-edit-1140x570.png)
Matteüs 1:23
Kerstnacht
De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuël geven, wat in onze taal betekent ‘God met ons’.
Schriftlezing: Prediker 1:1-11 en Matteüs 1:18-25
Het eigene van deze nacht
De kerstnacht is een fenomeen apart, zwevend tussen kerstdecoratie en visitekaartje. Uitgangspunt hier is herkenbaarheid in lied en prediking. Voor wat betreft de prediking betekent herkenbaarheid aansluiting zoeken bij algemene levensvragen. Vandaar de keuze voor Prediker naast Matteüs. Prediker die vanuit zijn levenservaring vragen stelt naar wat het voordeel is van een mensenleven; waar is het geluk te vinden?
Uitleg
Prediker 1:3-11
Dit bijbelgedeelte laat zich lezen als een gedicht (Schwienhorst-Schönberger, 158). Het probleem van de uitleg van het gedicht ligt in het achterhalen of Prediker hier juist zin of zinloosheid wil verwoorden. Vaak luidt het antwoord op deze vraag: zinloosheid. De eeuwige terugkeer is zinloos en dat zou dan ook een eerste antwoord zijn op de vraag die Prediker zich stelt in vers 3. Maar dat lijkt geen recht te doen aan het gedicht en het geeft ook aanleiding tot vragen in het bredere verband van Prediker.
In vers 4 wordt de vergankelijkheid van de mens geschetst ten opzichte van de onvergankelijkheid van de kosmos. In de verzen 5-7 geven de beelden van zon, wind en water de eeuwige kringloop weer. Ze dienen om eventuele tegenargumenten met betrekking tot de these ‘er is niets nieuws onder de zon’ (vs. 9) bij voorbaat af te zwakken. Ook dienen ze om de ondoorgrondelijkheid van de kosmos voor de mens te benadrukken. De kosmos gaat de mens te boven. Het lijkt een doelmatig proces te zijn. De rivieren stromen naar de zee, maar toch raakt de zee niet vol. Woorden, ogen en oren helpen de mens niet. De mogelijkheid van de mens om te spreken (woorden) en te kennen (menselijke waarneming), datgene waarmee de mens zich kan onderscheiden van de rest van de natuur schiet tekort. Voor Prediker is met menszijn gegeven datje kennen maar een gedeeltelijk kennen is. Je ziet het gebeuren, je constateert het, maar begrijpen doe je het niet.
Het kosmische proces is daarmee niet zinloos. Zinloos is het voor de mens om te proberen boven de gegeven schepping te willen staan. De vraag naar het voordeel van de mens – die zelf vergankelijk is – is zinloos. De mens maakt zelf deel uit van het geheimenis van de hem omringende wereld – Gods schepping – en is door zijn beperkingen niet bij machte het geheimenis te doorgronden. Dat is Predikers eerste voorlopige antwoord op de vraag naar het voordeel van het verworvene en het zwoegen van de mens onder de zon.
Matteüs 1:18-25
Vers 18a grijpt over de verzen 2-17 terug op het eerste vers van Matteüs. Er wordt gesproken over de genesis van Jezus. Matteüs 1:1 spreekt van biblos geneseos: genesisboek. Zoals de thora met Genesis begint, zo ook het Nieuwe Testament. Tegelijkertijd geeft 1:18a een verklaring voor 1:16, het vers waar de biblos geneseos op uitloopt. We lezen er de namen van Jakob en Jozef, namen die ook het einde van het boek Genesis markeren. En dan lezen we de naam Maria ofwel Mariam ofwel Mirjam! En zo gaan we van Genesis naar Exodus (Barnard 1979, 274). Matteüs leidt ons van de wording van Jezus Christus naar het verhaal van bevrijding. Zijn levensverhaal dat met vers 18a begint.
In vers 18b brengt Matteüs de lezer op de hoogte van hoe de situatie ervoor staat; eurèthe en gastri. Het vinden in de buik draagt de betekenis van het ontdekken van iets numineus, het stuiten op een wonder, namelijk het zwanger zijn van de Heilige Geest. Met deze informatie is de spanning direct weg uit het stuk en loopt het vooruit op dat waar het Matteüs om lijkt te gaan, namelijk het woord van de engel. Het is voor de lezer wachten op het moment dat Jozef ervaart wat de lezer reeds weet.
Vers 19 Jozef is dfkaios, rechtschapen.
Vers 20 Idoü. Zie! In idoü klinkt verrassing, bevrijding door. Het verlegt de aandacht van de overweging die Jozef al gemaakt heeft (enthumèthéntos) naar de droom waarin Jozef het bericht van de engel krijgt dat Maria zwanger is van de Heilige Geest.
Vers 21 De aankondiging van de engel nadert het hoogtepunt. Jozef krijgt door de engel aangezegd hoe de naam van het Kind moet luiden: Jezus, want hij zal zijn volk redden van hun zonden. Dat de Messias redder van zijn volk zal zijn, is een wijd verbreide gedachte onder de joden en weerspiegelt hun hoop. Echter, ongewoon voor de joden is de gedachte van het redden van hun zonden. In deze precisering vanMatteüs lijken de christelijke ervaringen met Jezus zichtbaar te worden (vgl. ook Mat. 9:6 en 26:28).
Vers 22 Het opvallende ólon geeft volgens Luz aan dat Matteüs het citaat niet slechts geeft wegens de naam Immanuël. Matteüs wil ook aangeven dat de hele geschiedenis van de geboorteaankondiging zich laat terugvinden in het woord van de profeet. Het is God zelf die achter het woord van de profeet alsook achter het woord van de engel staat.
Vers 23 Weer klinkt idoül In dit vers vindt de boodschap van de engel en daarmee deze perikoop haar daadwerkelijke hoogtepunt. Jezus is Immanuël, God met ons. Matteüs laat Jezus niet met God samenvallen.Voor hem is Jezus de persoon in wie God bij zijn volk en later bij alle volken aanwezig wil zijn (Luz, 150).
Vers 24 Het werkwoord paralambanein wordt weer gebruikt. Jozef doet zoals de engel hem heeft aangezegd en trouwt met Maria.
Vers 25 De gehoorzaamheid van Jozef wordt onderstreept. Hij is dfkaios (vs. 19). Als rechtschapen man laat hij de profetie (Jes. 7:14), dat Maria als maagd een zoon zal baren, in vervulling gaan. En hij.gaf hem de naam Jezus. Jozef blijft gehoorzamen.
Aanwijzingen voor de prediking
1.Schets van de ogenschijnlijke zinloosheid van de terugkeer van dingen. Kerst lijkt ieder jaar hetzelfde. Ieder jaar dezelfde liedjes, hetzelfde verhaal en mooie praatjes over vrede op aarde en in de mensen een welbehagen.
2.Prediker lijkt stuk te lopen op het leven en de wereld om hem heen. Echter, er is geen sprake van zinloosheid, maar van ondoorgrondelijkheid. En de wereld om ons heen, ons leven daarin is ook ondoorgrondelijk. Lopen we niet allemaal stuk op vragen: waarom de een rampspoed en de ander voorspoed kent?; de een jong en gestorven, de ander oud en kerngezond?
3.De ondoorgrondelijkheid zoals die bij Prediker ter sprake komt, krijgt bij Matteüs een andere betekenis. Niet vragend, maar verwonderend. Matteüs vertelt in verwondering zijn boodschap: Jezus is Immanuël. Het verhaal staat bol van de verwondering.’Maria die zwanger is en iets goddelijks in haar buik vindt. Jozef die zich wel moet verwonderen over de dromen, de engel en niet in het minst om Maria.
4.Matteüs wil door deze verwondering heen duidelijk maken dat Jezus Immanuël is. Het beeld van de maagdelijke geboorte helpt Matteüs om te verwoorden dat in dit Kerstkind God mens is geworden.
Hij kan het niet doorgronden, woorden schieten tekort. Vandaar dat hij een beeld gebruikt. Wij herkennen dat bijvoorbeeld in de liefde, waar we beelden gebruiken als ‘ik zweef’ of ‘ik kan de hele wereld aan’.
5.In dit kind is God mens geworden. Wat betekent dat? In de levens van mensen kan iedere keer opnieuw duidelijk worden dat God door de geschiedenis van mensen heen zijn eigen plan trekt. God wil zijn liefde niet tonen buiten ons mensen om. Niet op een afstand zodat wij ernaar kunnen kijken. Nee, als mens zijn wij zijn handen en voeten!
6.De wereld om ons heen, het leven zelf is ondoorgrondelijk. Daar kun je zoals Prediker vragend bij stilstaan of in verwondering zoals Matteüs. Zowel vragend als in verwondering vieren we Kerstmis en klinken die grote woorden: in dit Kind is God mens geworden. Die woorden bepalen de mens bij de boodschap van kerst: wij zijn Gods handen en voeten. Als wij iets van vrede en welbehagen willen ervaren, dan moeten we zelf vrede en welbehagen belichamen, naar God toe en naar elkaar als mensen. Dat is de weg van het Kerstkind!
Liturgische aanwijzingen
De bekende kerstliederen uit het LvdK, waarbij Gezang 124 geschikt is om het begin van de dienst mede vorm te geven met licht-donkersymboliek. Dit zal goed aansluiten bij het gevoel van de kerkganger. Inhoudelijk sluit het echter beter aan bij de lezing van kerstochtend; ZG 4:7, 9; ZG 5:39.
Geraadpleegde literatuur
W. Barnard, Op een stoel staan, Haarlem 1979; W. Barnard, Stille Omgang, Brasschaat 19954; H. Preisker, ‘eurfsko’, ThWNT II, 767-768; T. Krüger, Kohelet, Neukirchener Verlag 2000; U. Luz, Das Evangelium nach Matthäus,Neukirchener Verlag 20025; L. Schwienhorst-Schönberger, Kohelet, Freiburg 2004.