Preekschets Matteüs 26:26-27
Matteüs 26:26-27
Witte Donderdag
Neem, eet, dit is mijn lichaam.
Drink allen hieruit.
Schriftlezing: Matteüs 26:20-30
Het eigene van de dag
De dienst op Witte Donderdag wordt gekenmerkt door de gedachtenis en viering van het avondmaal, die Jezus met zijn leerlingen hield voor zijn kruisiging en dood, bij zijn laatste pesachmaaltijd. Voordat nu het avondmaal wordt gevierd, bezint de gemeente zich op de zeggingskracht van de zogenaamde instellingswoorden.
Uitleg
-
Pesach. Volgens de synoptische chronologie gaat het in de perikoop (26:17-30) om de pesachmaaltijd op de avond van de 14e nisan (26:20; vgl. Ex. 12:6.8). Matteüs laat veel weg van Marcus’ verhaal over de voorbereiding van de maaltijd. Daardoor krijgt de centrale en gezaghebbende rol van Jezus de nadruk. De maaltijd is er voor Hém (vs. 17) en zijn tijd (‘kairos’) is nabij. Dit wordt versterkt in het inleidende vers 20: Jezus ligt aan met de twaalf. Hij is hier de meester en de Heer(‘Kurios’, vs. 22). ‘Het blijft een feestelijke herinnering en beleving van de uittocht uit de slavernij, maar ditmaal gevierd om Jezus’ wil’ (Hasselaar). De lezing verhaalt twee momenten tijdens de pesachmaaltijd, die met elkaar worden verbonden door de aanduiding ‘terwijl zij aten’ (21-25 en 26-29). In oudere commentaren speelt de pesachmaaltijd als achtergrond van de instelling van het avondmaal een grote rol. Er wordt dan ingegaan op het verloop van de maaltijd en het moment waarop Jezus brood en beker neemt en geeft. Bij Mattteüs horen we echter opvallend weinig over het Pascha. Hij noemt alleen het ‘indopen in de schaal’ met vruchtenmoes (vs. 23), en de lofzang aan het slot (vs. 30a; vgl. Str. B. IV, 76). De lezer krijgt de indruk dat Matteüs ‘zich voor het verloop van een pesachmaaltijd buitengewoon weinig interesseert’ (Luz, 103v). De nadruk ligt op het feit dat Jezus een nieuwe rite voltrekt. In de gemeente van Matteüs denken ze bij brood en beker eerder aan de eigen, wekelijkse viering van het avondmaal dan aan de jaarlijkse viering van Pesach.
-
Overleveren. De preek van Thurneysen betreft het derde deel van de perikoop (26-29). De sfeer aan tafel wordt bepaald door het voorafgaande, tweede deel (21-25). Centraal staat het overleveren (viermaal). Hoewel bij Matteüs Judas als overleveraar wordt ontmaskerd (25), laat de uitspraak van Jezus (21) en de vraag van de leerlingen (22) de mogelijkheid open dat allen tot deze overlevering in staat zijn, ook al stemt hen dat ‘zeer verdrietig’. ‘Aan Judas wordt duidelijk, wie wij allen zijn, waartoe wij allen in staat zijn’ (Thurneysen, 6). Bovendien blijft het centrale woord van de mensenzoon hangen: het neutrale werkwoord ‘heengaan’ krijgt hier de overdrachtelijke betekenis van sterven en verwijst naar Jezus’ kruisdood (Mat. 17:22-23; 20:18; 26:2).
-
Parallellisme. In deze beladen sfeer geeft Jezus de maaltijd een nieuwe betekenis. Jezus staat hier als gastheer centraal. De leerlingen spelen slechts in de omlijsting een rol als de ontvangende partij. Anders dan Marcus geeft Matteüs de handelingen en woorden van Jezus bewust de vorm van een parallellisme (26 en 27-28a). Daardoor horen we nu de dubbele uitnodiging: ‘eet’ en ‘drinkt’, zoals zij in de gemeenteliturgie klinkt. Een tweede effect van het parallellisme is de nadruk op de extra woorden in vs. 28. Het verbond dat door het bloed van Jezus wordt gesloten, wordt gekenmerkt door de vergeving van de zonden. Deze nadruk op de vergeving stemt overeen met de zending van Jezus, die in zijn naam is weergegeven (Mat. 1:21). De mensenzoon heeft volmacht om zonden te vergeven (Mat. 9:6).
-
Lichaam en bloed. De inhoud van deze vergeving blijkt vooral uit de directe context. De leerlingen, die allen zeer verdrietig waren over de mogelijkheid dat ze Jezus zouden overleveren – hen laat Jezus delen in de gemeenschap met Hem. Daarop duidt het woord lichaam (‘soma’), dat staat voor de persoon. De uitdrukking ‘bloed van het verbond’ herinnert aan de verbondssluiting op de Sinaï (Ex. 24:8; vgl. Zach. 9:11). De samenhang met Pesach geeft het bloed ook een reddende betekenis. Doordat Matteüs benadrukt dat het bloed ‘voor velen vergoten wordt’, zien veel uitleggers hier een link met het lied van de dienaar van de Heer (Jes. 53:11-12) – al is de intertekstuele basis hiervoor niet sterk (Luz, 115). In dit verband krijgt de dood van Jezus ook verzoenende kracht (Lev. 17:11). Bij de ‘velen’ zijn in de directe context allereerst de leerlingen bedoeld. Door de ene beker delen zij in de vergevende en verzoenende kracht van Jezus’ bloed. De toezegging impliceert dat zij delen in Jezus’ zending ‘tot vergeving van zonden’ (vgl. de gemeenterede, Mat. 18:21-35). ‘Voor velen’ is hier niet beperkend, maar universeel bedoeld, comform de oerchristelijke opvatting (vgl. Gal. 3:13; 2 Kor. 5:14v; 1 Tim. 2:5v).
-
Gemeenschap. Door de kleine toevoeging ‘met jullie’ in het slotvers versterkt Matteüs de betekenis van de gemeenschap tussen Jezus en zijn leerlingen als wezenlijk aspect van de maaltijd (Luz, 117-120). Hij herinnert daarmee aan de uitleg van de Immanuëltekst (Jes. 7:14), God met ons (Mat. 1:23). Het evangelie eindigt er ook mee: Zie ik ben met jullie (28:20). Deze gemeenschap wordt in het koninkrijk van de Vader voorgoed vervuld. Daarmee staat het avondmaal in het perspectief van de eschatologische maaltijd.
-
Avondmaalstrijd? De strijdvragen rond de avondmaalsleer vloeien voort uit de theologische, begripsmatige definities. De bijbeltekst is van een andere orde en laat meer duidingen toe. Daarom wijst Thurneysen in zijn preek kort naar de theologische strijd om eraan voorbij te gaan. ‘Maar waarom toch strijden? Waarom niet eenvoudig nemen, wat ons hier gegeven wordt.’
Aanwijzingen voor de prediking
Thurneysen stelt de uitnodiging van Jezus centraal: ‘Neemt, eet, drinkt.’ De focus is de gemeenschap die Jezus de zijnen in brood en wijn aanbiedt. De functie van de preek is de vraag wat het voor ons betekent om in de gemeenschap met de Heer te leven.
-
Contrast. Jezus’ opdracht ‘neemt, eet, drinkt!’ maakt ons bewust van een contrast: Jezus’ lijdensgeschiedenis begint met een maaltijd. De gastvrije woorden vormen een uitnodiging voor een feestmaal. Tegelijk is dit Jezus’ afscheidsmaaltijd. Hij wordt overgeleverd; zijn uren zijn geteld. Toch is het een vreugdemaal. Het begint met dankzegging, niet met klagen (vgl. Bachs Matthäus Passion). Het eindigt met lofprijzing. Hoewel het lijden een ernstige geschiedenis is, is het een overwinningsgeschiedenis.
-
Uitleg. Dit licht van de overwinning wordt duidelijk tegen de achtergrond van het pesachmaal, de gedachtenis van de uitleiding uit de slavernij in Egypte. Jezus doet nu iets zeldzaams: hij voltrekt een nieuwe rite. Het contrast wordt verdiept. Jezus stelt zichzelf als gastheer centraal, maar hij moet sterven, de schaduw van de passie valt over Hem. In de toevoeging: ‘Voor velen vergoten tot vergeving van zonden’ klinkt een verwijzing naar de overwinning op Golgota. Een nieuwe uittocht uit de gevangenschap, namelijk van de zonde. ‘Neemt, eet’ is daarom een bevrijdingsboodschap: jullie leven van deze bevochten overwinning.
-
Verdieping. Jezus heeft de overwinning in één woord samengevat: verbond. Een bijbelstheologische uitleg verduidelijkt de betekenis hiervan. Anders dan een verdrag komt het verbond geheel en al van één kant. Bij het avondmaal wordt dit concreet in het voorafgaande gesprek over de overlevering. Alle leerlingen moeten erkennen dat ‘afgronden van ontrouw en verraad zich in hen kunnen openen’. Ze zijn geen van allen ‘verbondsbekwaam’. De verrassende wending is nu, dat Jezus juist met zulke ‘Judasmensen’ dit verbond sluit als een puur genadeverbond.
-
Reactie. Hoe reageren de leerlingen en wij als hoorders? Hebben ze het begrepen, toen Jezus hun brood en beker aanbood? Maar kan men genade begrijpen? Ze hebben gesidderd vanwege hun ontrouw. Vervolgens hebben ze gewoon aangepakt, zonder te begrijpen. Ze hebben brood en wijn aangenomen in de wetenschap: ook wij horen erbij aan de tafel van de Heer, als kinderen van de Vader. Zo worden ook wij uitgenodigd aan deze tafel om bij de familie van God aan te schuiven. Een pastoraal voorbeeld kan duidelijk maken welke troost het geeft om daarvan te leven, dat Christus zichzelf aanbiedt.
-
Wat nu? Jezus’ uitnodiging betekent dat Gods aanwezigheid wil ingaan in ons leven, zoals brood en wijn zich met ons lichaam verbinden Dat veronderstelt een beweging: wegroepen uit zonden en dood om te leven in gemeenschap met Hem. Dat sluit de gemeenschap met elkaar in, niet alleen met de velen in de kerk, maar ook buiten in de wereld. Er is geen ‘egoïsme a deux’ bij God. Op de strijd over het avondmaal in de kerken kan men het best reageren door eenvoudig te nemen wat hier gegeven wordt. De deelname aan het avondmaal samen met de velen is een heerlijk teken van gemeenschap. Laat dat uitstralen in je leven met al die velen.
Liturgische aanwijzingen
De lezing uit Matteüs vervangt de lezing uit Johannes 13. De klassieke lezing uit Exodus 12:1-11 past bij de uitleg van de pesachmaaltijd. Thurneysen verwijst wegens de passie naar Gezang 183. Psalm 67 is geschikt als eerste psalm. Bij het pesachmaal / avondmaal past Tt 160; verder: 106, 108, 161 en LB Gezang 358.
Geraadpleegde literatuur
Naast de commentaren van W.C. Allen