Menu

Premium

Preekschets Matteüs 3:17

Matteüs 3:17

Eerste zondag na Epifanie

En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’

Schriftlezing: Matteüs 3:1-17

Het eigene van de zondag

Zie ook bij zondag 8 januari. Matteüs 3:13-17 (de doop van Jezus) is de vaste lezing voor deze zondag in het Evangelisch-Luthers dienstboek en in jaar A van het Gemeenschappelijk Leesrooster. We lezen dat gedeelte in het verband van het hele hoofdstuk. Een tweede reactie op de verschijning van Jezus is daarin te vinden. Johannes de Doper begint zijn optreden en de mensen stromen toe. Ook Farizeeën en Sadduceeën komen op hem af. Uiteindelijk verschijnt Jezus zelf om door Johannes gedoopt te worden. Een reactie in de hemel volgt: de Geest van God daalt op Hem neer en een stem uit de hemel wordt hoorbaar.

Uitleg

Zonder introductie wordt de kennelijk algemeen bekende Johannes de Doper ingevoerd. Hoewel ‘dopen’ gezien zijn bijnaam voor hem typerend was, brengt hij ook op indringende wijze een boodschap. Voor zijn verkondigen gebruikt Matteüs het Griekse kèryssein, ‘proclameren’ zoals een heraut dat doet, met gezag. Meer dan in de andere evangeliën valt de nadruk op Johannes’ boodschap: ‘Kom tot inkeer’ (de vertaling van het nbg luidde: ‘Bekeert u’; van verschillende kanten is kritiek gekomen op de nbv wegens het onvoldoende vasthouden aan kernbegrippen van het geloof, zoals bekering). Over de toekomst hadden de profeten al gesproken; daarnaast zullen allerlei theorieën en fantasieën de ronde hebben gedaan. Een echte noodzaak om daar iets mee te doen, ontbrak tot nu toe. Met klem verkondigt Johannes dat dat nu anders is: het Koninkrijk van de hemel is nabij! Nu moet er echt iets veranderen: bekering, inkeer of boete is nodig.

In de verzen 3-4 volgt enige achtergrondinformatie bij deze Johannes: aangekondigd door Jesaja, gekleed als een profeet, wildernisvoedsel als menu. Door dat citaat uit Jesaja 40 identificeert Matteüs het nabij komen van het Koninkrijk van de hemel met de nadering van de Heer (het tetragrammaton).

In groten getale blijken de mensen ontvankelijk voor de oproep van Johannes. Zij zijn bereid om de weg van de Heer gereed te maken, zelfs als dat het belijden van hun zonden vereist. Een oproep om zich te laten dopen, vermeldt Matteüs niet; toch worden velen in de Jordaan gedoopt en daarmee lid van de gemeente voor de Messias.

Een toespitsing van zijn boodschap lezen we als Farizeeën en Sadduceeën ‘op zijn doop’ afkomen. Vanzelfsprekendheid en afkomst spelen geen rol meer nu het oordeel nabij is. Wie op zichzelf vertrouwt, heeft een vals gevoel van zekerheid. Bekering denken ze daarom niet nodig te hebben. ‘Terwijl bijna iedereen vlucht tot de doop om de toorn te ontgaan en vergeving te mogen ontvangen, blijven zij afzijdig staan kijken’ (Van Bruggen, 63). Omdat deze kinderen van Abraham geen gehoorzaamheid laten zien en de daarvoor noodzakelijke inkeer niet nodig vinden, noemt Johannes hen (generaliserend) addergebroed. Als bomen die geen vrucht dragen, zullen zij worden omgehakt en verbrand.

Pas in vers 11 wordt de echte noodzaak voor inkeer genoemd: Johannes is de mindere van iemand die komt: de koning, de Messias, de Heer. Zoveel hoger is Hij, dat Johannes niet eens zijn sandalen voor Hem mag dragen. Deze ‘iemand’ zal dopen met de Heilige Geest en met vuur: de Geest vernieuwt; het vuur is voor wie zich niet wil laten dopen en vernieuwen. Anderen denken bij heilige Geest en vuur aan heiliging en reiniging voor Gods volk als geheel (bijv. Baarlink, 56). In vers 12 wordt met een beeld toegelicht wat het oordeel inhoudt.

Na alles wat in de eerste twee hoofdstukken van Matteüs over Jezus geschreven is, lijkt Jezus de laatste te zijn die het nódig heeft om door Johannes gedoopt te worden. Toch komt ook hij naar de Jordaan. Johannes beschouwt dat als een niet noodzakelijke vernedering: zou Jezus dan ook berouw en vergeving moeten tonen? Hij stemt pas toe als Jezus de doop met een nadrukkelijk prepon estin, ‘het is goed, nuttig, nodig’, verbindt met Gods bedoeling. Zo kunnen zij ‘Gods gerechtigheid vervullen’, grote woorden die in heel het Evangelie naar Matteüs een belangrijke rol spelen. Jezus laat zich behandelen als iemand die de afwassing van de schuld nodig heeft (plaatsbekleding).

Als na de doop de hemel zich voor Jezus opent, daalt de Geest van God op hem neer. Een hemelse stem noemt Jezus ‘geliefde Zoon’ (vgl. Jes. 42:1). De Vader geeft zijn goedkeuring en bevestigt daarmee het optreden van deze Jezus. Hij is de Messias die leeft in de vreugde (NBG: het welbehagen) van God, met de gaven en in de kracht van de Geest.

Vergelijk ook de schets voor een doopdienst in deze Postille, waar eveneens van deze lezing gebruik wordt gemaakt.

Aanwijzingen voor de prediking

  • In de novelle Het bezoek (Sliedrecht 1992) beschrijft Adrian Plass hoe een kerk bezocht wordt door ‘de Grondlegger’. Hoe lang er ook naar het moment van zijn komst was uitgekeken, men verwachtte Hem pas in de verre toekomst. Het nieuws van zijn komst was dan ook nogal schokkend. Nog veel moeilijker werd het toen bleek dat de Grondlegger anders was dan altijd gedacht en geloofd: radicaler en liefdevoller. Wie met de ogen van dit verrassende boekje naar eigen geloof en kerkelijk leven én naar Matteüs 3 kijkt, herkent misschien bepaalde lijnen.

  • Johannes brengt een boodschap die bekend was, maar tegelijk nieuw is in radicaliteit en toespitsing op het leven waarin het Koninkrijk dichtbij is. Mensen luisteren zelfs en komen daadwerkelijk tot inkeer. Wat is daar vandaag voor nodig? Heeft de oproep van Johannes nog betekenis voor eenentwintigste-eeuwse mensen of hebben die geen behoefte meer aan bekering? In onze tijd zijn nog steeds verschillen merkbaar: de een legt nadruk op het geloof als een persoonlijke verbondenheid met God, de ander benadrukt meer de menselijke taak, roeping en verantwoordelijkheid in de wereld. Johannes houdt beide bij elkaar in vers 8: de vruchten horen bij het nieuwe leven.

  • De boodschap van Johannes de Doper en de verschijning van de Heer roepen nogal wat geloofsvragen en theologische twijfels op: Farizeeën en Sadduceeën reageren afwachtend en onderzoeken wat de doop van Johannes inhoudt. Het zat wel goed met hun geloof en met hun kerk, dachten zij en dat vind ik niet vreemd. Ik zou in vergelijkbare omstandigheden misschien niet anders reageren dan zij. Johannes ontmaskert hun misplaatste vertrouwen; goed gedrag, afkomst en traditie zijn nog geen nieuw leven! Indringend waarschuwt hij daarbij: onblusbaar is het vuur waarin het kaf verbrandt.

  • Gods bedoeling wordt heel nadrukkelijk gekoppeld aan het leven van Jezus. Hij is gekomen om het plan van de Vader uit te voeren, om zijn gerechtigheid te vervullen. Daarbij passen mijns inziens woorden als verzoening en plaatsbekleding. Juist die woorden waren echter in de negentiger jaren van de vorige eeuw voorwerp van veel discussies. Voldoen de woorden en hun achterliggende theologie in deze nieuwe eeuw? Of moeten we na de Nieuwe Bijbelvertaling ook daarvoor nieuwe woorden vinden?

  • Hoewel de doop voor Jezus naar ons theologisch inzicht niet nodig zou zijn, laat Jezus daarmee zien dat Hij volledig een van ons is. De Zoon van God is mens geworden, heeft zich vereenzelvigd met ons, heeft ons vlees en bloed aangenomen, inclusief onze blijdschap en onze zorgen.

  • De verschijning van de Heer brengt reacties, bij Herodes, bij mensen, maar ook in de hemel. Vreugde of welbehagen is het woord waarmee de hemelse bevestiging uitgesproken wordt. In dit hoofdstuk wordt dat met name toegepast op de Heer Jezus. Maar ook mensen die openstaan voor de Geest van God leven daaruit (vgl. Luc. 2:14).

Liturgische aanwijzingen

Mogelijke liederen: LvdK: Psalm 25; Gezang 46; 126; 165; 166:2; 247; 249:2; 347; Evangelische Liedbundel 239.

Geraadpleegde literatuur

Zie bij zondag 8 januari; daarnaast: H. Balz/G. Schneider, Exegetisches Wörterbuch zumNeuen Testament Band II, Stuttgart-Berlin-Köln 19922, 711-720; W.H. Velema, Tussen teksten preek. Meditatieve schetsen voor de verkondiging, Kampen 1976, 73-76.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Het licht van de wereld als kostbare schat

Na zijn niet-oordelende houding rond de overspelige vrouw (Johannes 8:1-11, het evangelie van vorige zondag) legt Jezus zichzelf uit als ‘licht van de wereld’ (8:12). Dit licht kennen we ook uit Tenach. De farizeeën bestrijden Jezus’ ‘getuigenis’ (Gr.: marturia) over zichzelf. Jezus verdedigt zichzelf door zijn innige verhouding met de Vader (Gr.: patèr) te bespreken. Het letterlijke middelpunt van Johannes 8:12-20 gaat over wel of niet ‘oordelen’ (Gr.: krinoo – 8:15-16). Deze uitgebreide theologische toelichting vindt plaats in de ‘schatkamer’ (Gr.: gazofulakion – 8:20) van de tempel.

Nieuwe boeken