Menu

Premium

Preekschets Openbaring 2:19

Openbaring 2:19

Reminiscere

Ik weet wat u doet, hoe liefdevol, gelovig, hulpvaardig en standvastig u bent; u doet nu zelfs meer dan vroeger.

Schriftlezing: Openbaring 2:18-29

Het eigene van de zondag

De lezingen van Marcus (zie Liturgische aanwijzingen) en Openbaring maken gewag van een stem uit de hemel. Met dit verschil dat in Marcus de stem van God over een geliefde Zoon spreekt en dat in Openbaring de stem van de Zoon de gemeente prijst en kritiseert. Marcus legt nadruk op het lijden van de Mensenzoon, de Openbaring op de met valse profetie en kwaad strijdende kerk. Psalm 25:6 (naamgever aan de zondag) bevat een bede om barmhartigheid en liefde te gedenken. Die bede heeft een andere stemming dan de demonisering van een tegenstander in de boodschap aan Tyatira of dan de voorstelling van een in potentie met ijzeren staf optredende Christus (Op. 2:22), ja, staat ermee op gespannen voet. Deze spanning zal in de prediking niet mogen ontbreken.

Uitleg

De proclamaties van de verhoogde Christus op de dag des Heren (1:10) aan Johannes en via hem aan de engelen van de zeven gemeenten hebben een vast patroon. Hoorders kunnen zich instellen op wat er per onderdeel komen gaat.

  • Het adres in de singularis (engel als alter ego van de gemeente – vgl. 1:20) weerhoudt de schrijver er niet van in de tweede persoon pluralis een gemeentegroep te onderscheiden van hen die de leer van Izebel niet aanhangen (2:24).

  • De opdracht komt van ‘een luide stem’ (1:11). Dit geluid als van massa’s water duidt op goddelijke oorsprong (1:15; vgl. Ez. 43:2; Dan. 10:6). Dat moet de hoorders, die meekijken en mee-oordelen met hun mededienaar Johannes, ervan doordringen dat alles wat hij – als dood gevallen voor God (1:17) – opschrijft en doorgeeft een legitimatie van Godswege dan wel van Christuswege heeft. God en Christus zijn soms bij alle verschil inwisselbaar. Behalve dat Christus een mensenkind is (1:13), komt Hij ook in beeld als iemand met wit haar en met vurige ogen, met signalementen van God (1:14; 2:18; in Dan. 7:9-14 heeft de ‘Oude van dagen’ wit haar).

  • Toenmalige hoorders dachten bij de ‘dit zegt’-formule dadelijk aan een edict van hogerhand of aan een boodschap van een profeet, door wiens mond God/de Zoon van God gaat spreken.

  • De omschrijvingen zijn ontleend aan de beelden die de ikfiguur (Johannes) heeft geschouwd (in 1:9-20). Zodoende verschijnt de hoorders de Zoon van God opnieuw als een strenge, goddelijke rechter met een vlammende blik (2:18; vgl. 1:14, 15), maar ook als een peiler van harten (2:23; vgl. Ps. 139) en als militaire uitvoerder van het vonnis, staande op voeten als van brons. De ijzeren herdersstaf (vgl. Ps. 2:7) wijst op een uitvoerende, militaire taak.

  • In de boodschappen begint de narratio met: ‘Ik weet’, veelal gevolgd door: ‘Uw werken’, als betrof het een visitatie. De hoorders vernemen een loftuiting op grond van prijzenswaardige kernkwaliteiten van de gemeente (agapè, pistis, diakonia en hupomonè). Daarin is de gemeente gegroeid. Na deze sterkteanalyse horen ze in een zwakteanalyse over navolgers van een leidinggevende profetes die tot de gemeente behoort en wellicht Izebel heet, maar kennelijk vooral een Izebel is. Net als Achabs vrouw heeft ze een invloed die in tegenspraak is met het beoogde geloof. Christus gunde haar bekeringstijd en beticht haar in stereotype bewoordingen van het aanzetten tot ontucht (codewoord voor dubbelhartigheid) en tot het eten van spijzen die aan afgoden zijn geofferd (vgl. het apostelconvent – Hand. 15:29). Het is lastig, haar voor de toenmalige hoorders kennelijk bekende opvattingen, te reconstrueren. Zo veel is duidelijk, dat de voorlezing de hoorders maant tot beraad op hun eigen houding in zoverre ze zich halfslachtig gedragen en het op een akkoordje gooien met culturele en politieke machten die rondspoken als afgoden en die wegleiden van het geven van prioriteit aan de intenties van de verhoogde Heer. Dat verband moet de gedachte aanscherpen, dat het niet om een aanpassinkje aan de heidense cultuur of aan het Romeinse machtssysteem gaat, maar dat de verloochening van zowel de ware God als de ultieme gerechtigheid de spits van dit kwaad vormt. De hoorder zij gewaarschuwd. Izebel ‘verleidt’, een codewoord dat de hoorders nog tegen zullen komen als de duivel, de valse profeet en Babylon in beeld komen (12:9; 13:14; 18:23; 19:20; 20:3, 8, 10). Verwarring stichtende krachten leiden nu eenmaal af van liefde, geloof, dienst en volharding.

  • De dispositie (2:22-25), niet vervat in bekende bewoordingen, kent een oproep tot bekering (‘tenzij zij met haar breken’ – 2:22). Voor hoorders van nu (ook voor die van toen?) is het schokkend om uit de mond van de hemelse Christus te vernemen dat Hij Izebel ziek zal maken, ellende zal brengen en haar kinderen (codewoord voor volgelingen) zal laten sterven aan een dodelijke ziekte. Boontje komt om zijn of haar loontje, zegt de verhoogde Heer, terwijl Jezus in de gelijkenissen van de evangeliën juist bekend is wegens het doorbreken van het loon-naar-werkenschema. Kennelijk is er binnen de gemeente strijd over profetische interpretaties, terwijl de christelijke boodschap, tastbaar in liefde, geloof, dienst en volharding, wel wortel heeft geschoten. Izebels didachè betreft de diepten van de satan (vgl. 1 Kor. 2:10). De contrasten tussen de navolgers en dwalers hebben didactisch de bedoeling dat het publiek mee oordeelt (ook over de eigen innerlijke keuze), partij kiest en zich de beloning voor ogen stelt (2:23).Vasthouden, is het devies (2:25).

  • De proclamatieformule bereikt de hoorders in de zinsnede: ‘Wie oren heeft’ (2:29) met enerzijds een esoterische functie (hoorders wees attent op een diepere, verborgen laag!) en anderzijds een parenetische functie (hoorders neem het gezegde ter harte!). Gehoor geven hoort tot de wek- en appelstructuur van de profetie in de liturgie (zie voor profetie ook 1 Kor. 14:38-39).

  • Aan de proclamatieformule (anders: 2:7b, 11b, 17b) gaat de belofte vooraf: (‘wie overwint’). Een volhardende christen (singularis) wacht deelname aan de macht over de morgenster, die eerder wijst op de duivelse Lucifer (vgl. Jes. 14:12) dan op de stralende Venus, waarmee Christus zichzelf in 22:16 vergelijkt. Beide duidingen leiden echter tot dezelfde strekking: een trouwe gelovige deelt in de machtspositie van de hemelse Christus over het kwaad. De participatie gaat zo ver dat de gelovige zelfs de militair getinte herdersfunctie overneemt als macht over de volken. Immers, Christus draagt die macht over, zoals de Vader dat aan Hem deed.

Aanwijzingen voor de prediking

  • In de preek kunnen twee bewegingen tegen over elkaar worden geplaatst. Teken enerzijds de gemeente als beweging, die blijk geeft van liefde, geloof, diaconie en volharding. Durf het aan de kleine en grote daden van gemeenteleden zo concreet mogelijk te typeren met behulp van deze kwaliteiten. Deze woorden krijgen des te meer contouren als de voorganger ook laat zien, dat de weg van liefde, geloof, diaconie en volharding een concrete keuze is tegen liefdeloosheid, geloof in machten, hedonisme of een besef van ‘ze doen maar, het zal mijn tijd wel duren’. Uit de tekst spreekt vertrouwen in een vasthoudend geloof (2:25). Breng anderzijds de toenemende demonisering van andersdenkenden en -gelovenden in onze cultuur ter sprake. Maak helder waarom niet alles in onze samenleving voor zoete koek geslikt hoeft te worden. Godsdienstig extremisme laat vandaag zien waartoe wegtypering van vermeende ketters kan leiden. Doet de verhoogde Christus hieraan mee? Alsof Hij zelf niet slachtoffer van geweld was. Toedenken Van een dodelijke ziekte is op de tv ook gehoord uit de mond van een imam. Benoem in de extreme uitlatingen over kwaad en vijanden op zijn minst de onderliggende pijn en het verlangen naar recht: hoeveel liefde tégenover de macht van God als heilzame overmacht gaat er schuil in de kritiek op halfslachtigheid en afgoderij? Hoeveel geloof, dienstbaarheid en volharding? De grens van inlevingsvermogen ligt misschien nog niet eens bij dood wensen (iedereen denkt in terechte verontwaardiging,weleens wat), maar wel bij geweld om deze wens kracht bij te zetten. Ga deze vragen niet uit de weg. Ze blijven lastig, ook voor wie bedenkt dat in dit literatuurgenre de hyperbool en de schrille tegenstelling tussen goed en kwaad een didactische functie hebben en dat het gelovige bestaan als een strijdtoneel wordt neergezet.

  • De hemelse Christus (‘Zoon’) wordt onderscheiden.van God (‘mijn Vader’ – 2:28; vgl. 1:7), maar er is vooral sprake van een identificatie van Christus met God als rechter en militair, die ketters in ellende wil storten .(2:22). .Vreemd, dat Jezus’ weg van kwetsbare liefde niet grotere invloed heeft op dit spreken over macht, terwijl Christus juist graag liefde, geloof, dienst en volharding gerealiseerd ziet. Hoe deze taal te verstaan? Als een rechtvaardiging van religieuze ,oorlogen, manipulerende evangelisatie of nieuwe kruistochten? Als een psychologische uitlaatklep voor agressief makende angst voor anderen? Als mogelijkheid om de eigen agressieve gevoelens tegenover andersdenkenden uiteindelijk neer te leggen in een heilige voorleestekst en over te laten aan een goddelijk perspectief?

  • De weg van weerloze macht die Jezus tot op het kruis gaat, heeft een andere klank en teneur dan de eschatologische, goddelijke en in bepaalde opzichten ook als destructief getekende overmacht van.Christus. Deze spanning is herkenbaar voor elke christen, die soms de weg van de zichzelf offerende liefde gaat, maar die zich in situaties van angst en beklemming bekent tot de eenvoudige oplossing van dreigen met of zelfs gebruiken van geweld. De kruisiging toont een andere manier van de overmacht van Jezus als slachtoffer van geweld dan dit gedeelte. Zou het geslachte Lam slager zijn geworden? Of regeert Jezus, de rechter, als het geslachte Lam,’ zoals de Openbaring ook zegt? Zouden de mooie typeringen van de gemeente (liefde enz.) opeens niet meer gelden als de nood aan de man komt? Wie groot onrecht heeft ondergaan, kan de retoriek van wraak als genezend ervaren. Maar het wonderlijke is dat Jezus gedurende zijn lijden en sterven niet re(a)geerde met de ijzeren herdersstaf, maar met een klacht over verlatenheid en met woorden van liefde, geloof, dienst en met volhardende trouw aan zijn Vader (vgl. 2:28).

  • De retorische structuur kan als volgorde in de preekopzet worden aangehouden. Daardoor wordt duidelijk dat de schrijnende uitspraken van de hemelse Christus over ziekte in de dispositie staan, het meest vrije en onverwachte gedeelte in de gang en structuur van deze liturgische tekst die de hoorders alert wil houden bij Christus’ bevrijding. Een tekst als de Openbaring van Johannes is te verstaan als een ontwerp van een gelovige auteur die een interpretatieve respons en representatie in profetisch-apocalyptisch gedachtegoed geeft van de komst van Jezus. Lezers en hoorders van nu mogen verwachten dat Christus aanwezig komt in deze voorleestekst als zijn representant. Maar zoals ook kan worden gezegd dat een schildering wel naar een stand van zaken verwijst, maar niet deze stand van zaken is, zo is Jezus altijd meer dan de tekstuele representatie en ook meer dan de beeldvorming van de huidige lezer. Dat geldt ook waar de gang van het literaire werk een krachtige claim doet op profetische autoriteit door het te doen voorkomen dat de verhoogde Christus zelf het woord voert. Net zomin als mensen hun voorstelling van Christus en hun geloof hoeven op te geven als ze naar een schilderij met apocalyptische taferelen kijken, net zomin hoeven ze hun geloof in de kwetsbare macht te verliezen in het conflict van interpretaties dat een bijbelinterpretatie soms oproept.

Liturgische aanwijzingen

Mogelijke liederen: Psalm 25; 142 (gebed van een rechtvaardig individu of collectief); Gezang 67; (de morgenster, niet van Op. 2:28, maar van 22:16); 306. Naast Openbaring 2:18-29 kunnen gelezen worden Daniël 7:9-14 en Marcus 7:2-13.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken