Preekschets Openbaring 2:3
Openbaring 2:3
Achtste zondag na Pinksteren
Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze…
Schriftlezing: Openbaring 2:1-7
Het eigene van de zondag
Zomertijd: velen komen en gaan. Het is geen tijd voor een onderling samenhangende reeks kerkdiensten. De afzonderlijke zeven brieven aan de gemeenten in Asia, waarvan we er drie bespreken, kunnen zowel samenhangend in een reeks als afzonderlijk worden behandeld en aangehoord. Dus zowel geschikt voor de thuisgebleven, wekelijkse kerkganger als voor de toevallige zomergast, of voor iemand die net thuisgekomen is en er midden in valt. Misschien zijn sommigen wel ooit op vakantie geweest in dit deel van het huidige Turkije, dat nu West-Anatolië heet. Even vragen aan de kerkgangers, is dat een idee…?
Uitleg
Een brief is een geheel apart genre. Deze brieven in de eerste hoofdstukken van Openbaring zijn dat zeker. Zij vormen de enige in de bijbelse brieven waarvan alles duidelijk is: de schrijver: Johannes; de plaats: het eiland Patmos; de geadresseerden: geografisch exact te lokaliseren plaatsen in Asia, ze bestaan allemaal nog steeds.
Waarom een brief? Omdat de opgestane Heer Jezus zich via zijn apostel Johannes in visionaire toestand richt tot zijn gemeenten. De situatie in hoofdstuk 1, voorafgaand aan onze perikoop, zal zeker de eerste keer helder moeten zijn. Doorslaggevend voor de hele uitleg van dit visionaire boek is dat de apostel Johannes zijn levende Heer ontmoet in de grot op Patmos. Vanuit een overweldigende ervaring, vanuit paasblijdschap hoort hij Jezus zeggen: ‘Ik ben degene die leeft; ikwas dood, maar ik leef’ (1:18). Zie je het nu nog niet? Nieuwenhuis benadrukt dat dit paas-kerugma door het gehele boek en zeker ook door de zeven brieven heen klinkt. Barnard merkt op dat het niet toevallig is dat deze boodschap ontvangen wordt ‘op de dag van de Heer’. Is dat niet vooral de paasdag? Inderdaad, de contrastwerking dood-leven is een paradigma dat onder alle brieven ligt. Elk van de zeven gemeenten vertoont van beide aspecten bepaalde eigenschappen; zo ontstaat de lof en de kritiek op deze kerken.
Waarom wordt Efeze als eerste genoemd? Omdat het de centrumgemeente is van de toenmalige Romeinse provincie Asia. Na Rome en Korinte was Efeze met 300.000 inwoners de derde belangrijke stad van het Romeinse rijk. Een rijke handelsstad met de grootste natuurlijke haven van het vasteland van Azië, een echte metropool. Mensen, meningen, godsdiensten en politieke invloeden kwamen hier bijeen (zie Hand. 18:24-28; 19). Paulus heeft hier minstens drie maanden vertoefd. Later schreef hij zijn brief aan de Efeziërs, rond het jaar 60. Na de val van Jeruzalem in 70 trokken sommige leiders van het jonge christendom naar deze stad; Johannes zelf woonde er, het was zijn thuisbasis. Een oude traditie meldt dat ook moeder Maria erheen trok en daar is gestorven. Reden genoeg om met Efeze te beginnen.
Waarom ‘zeven’ gemeenten? Er waren er namelijk meer dan de genoemde, minstens dertien. Bekend zijn Troas, Kolosse en Hiërapolis (Kol. 4:13). Het getal zeven is zoals zo veel in dit boek symbooltaal: er zijn zeven geesten voor Gods troon (1:4) en zeven gouden kandelaren, in de
De inhoud van de brieven is stilistisch telkens hetzelfde van opzet: ‘Ik weet…’ De Opgestane kent zijn gemeenten, dieper dan zij zichzelf kennen (Ps. 139). Bij Efeze klinkt het: ‘Ik weet wat u doet.’ Er volgt lof om de ijver, de volharding en de beslistheid (vs. 2). Een echo klinkt van ruim dertig jaar daarvoor als Paulus deze gemeente eveneens prijst (Ef. 1:15-16). In dertig jaar is veel gebeurd: de eerste christenvervolgingen zijn uitgebroken onder keizer Domitianus (81-96). ‘Volharding’ is dan een eerste vereiste. Hupomonè, van planten: het vermogen om te overleven. Dat geldt blijkbaar ook van deze kerk als planting Gods in Efeze. Ook om de beslistheid waarmee ketterijen en dwaalleraars worden afgewezen, wordt Efeze geprezen. Het publiek was bovengemiddeld opgeleid; er bevond zich de grootste bibliotheek van het Nabije Oosten. Men wist zich goed staande te houden met de theologie, men bleef orthodox.
Wat zijn hier de ketterijen? Allereerst zijn er de zogenaamde ‘apostelen’ (vs. 2). Dit is in heel de eerste christenheid een groot probleem: dat van de ware en valse profetie. Er staat nog weinig op schrift, een Bijbel is er nog niet, de eerste ooggetuigen zijn of oud of gestorven, er is een levendige religieuze markt van goden en filosofieën. Wat is de apostolische waarheid? (1 Tess. 5:20; 1 Joh. 4:1; 1 Kor. 12:3, 29) Het is onbekend wat hier precies de kwestie van de ware of valse apostolische boodschap is. Nog onduidelijker is wat de beweging van de Nicolaïeten inhoudt. Ze worden alleen in Openbaring genoemd (ook in 2:16). Klaarblijkelijk gaat het vooral om de levenspraktijk. Het lijkt op de oudtestamentische waarschuwing voor syncretisme: de dienst aan de H
Wat is deze ‘eerste liefde, de liefde van weleer die u opgegeven hebt’ (vs. 4)? Het is een duidelijke parallel met Jeremia 2:2: ‘Ik weet nog hoe je me liefhad in je jeugd.’ De keuze voor deze oudtestamentische lezing, genoemd bij Lohmeyer en Van Hartingsveld, maakt duidelijk wat de aard is van deze eerste liefde. Het is de Entdeckerfreudevan Israël: deze God is onze God, de rest is nep! Zo moet het ook gegaan zijn in de rijke hellenistische havenstad Efeze: Jezus is Kurios! Niet Artemis, niet Mammon, niet de keizer-kurios; voor hem heeft men geen liefde, maar angst! ‘Volmaakte liefde sluit de angst uit’ (1 Joh. 4:18). Het Grieks meldt agapèn protèn; deze agapè, liefde, is beroemd uit 1 Korintiërs 13 en uit de eerste brief van Johannes (dezelfde auteur als van Openbaring?). Het is de liefde tot God en de naasten. Wel, deze is tot sleur geworden. Het leven van Pasen is eruit, het is echt doods. Een keurige gemeente is het. Ze doen zeker de tweede, derde en vierde liefdeswerken, maar doet men nog aan de eerste liefde?, vraagt Bonhoeffer retorisch. Waar is de hartstochtelijke liefde tot God en Jezus?
Ten slotte eindigt iedere brief ook weer met een refrein, identiek én wisselend per gemeente. De belofte heeft inhoudelijk met het voorafgaande, met de lof en de blaam beide, te maken. Bij Efeze is dat een duidelijke verwijzing naar de paradijsboom. Het verband lijkt me duidelijk: de eerste liefde verwijst naar de paradijselijke situatie, de hartstocht voor elkaar. God of Jezus en de mens of de gemeente als partners, verliefd op elkaar. Wie Jeremia 2 erbij leest, versterkt deze uitleg.
Wat ik hier niet heb genoemd is de exegetische kwestie van vers 1: de ‘engel der gemeente’. Wie wegwijs kan worden uit de hoeveelheid uitleggingen, zegt het maar. Homiletisch voegt het allemaal nauwelijks iets toe. Hier baart een exegetische berg een homiletische muis. Ik zou er gewoon niets over zeggen. De brief is geschreven aan de kerk, de christenen; dat volstaat.
Aanwijzingen voor de prediking
De invalshoeken voor een preek over deze vermoedelijk onbekende stof zijn beide concreet voor hedendaagse hoorders; ook kinderen en tieners kunnen deze opening makkelijk volgen. Er zijn twee mogelijkheden; ze zijn beide na elkaar bruikbaar.
De eerste opening is: we hebben vandaag een brief gekregen. Dat roept vragen op: van wie is die brief, wanneer is hij gepost, wat staat erin, is het goed of slecht nieuws? Het komt weinig voor: een brief in de Bijbel. En dit komt zelden voor: een brief uit de hemel! Aldus Lammens. Wie schrijft er nu in Gods Naam uit de hemel? Het is Jezus en Hij vraagt of we nog steeds verliefd zijn. Dat is een tweede concrete opening: All you need is love. Een gedicht, een verwijzing naar popmuziek of een schilderij verbeeldt de culturele context; een beetje verliefd, is dat alles? Of een kort citaat uit 1 Korintiërs 13 – de situatie van Efeze is toepasbaar op Korinte en op de gemeente die vandaag deze brief ontvangt – maakt dat duidelijk.
Een verhalend vervolg is daarna wel wenselijk. Duidelijke informatie over de schrijver Johannes. Het probleem van de nieuwtestamentici wie deze Johannes nu precies was, hoeft niet het probleem van de prediker te worden, dunkt me. Het is de paasleerling: heb je me nu herkend, Johannes? Ook de historische situatie van de christenen rond het jaar 80-100 vraagt om heldere informatie. Velen weten weinig van geschiedenis. Het is heel interessant om te vertellen en dus om aan te horen: wat blijft er dertig, veertig jaar na Paulus over van die eerste liefde? Wat is er bij ons overgebleven – lof en kritiek. Dat lijkt me de kern. De lof van Jezus, de Opgestane, is dat ze nog steeds geloven en volharden. Dat valt niet mee in een niet-christelijke omgeving. De overeenkomst met de postmoderne cultuur waarin christen-zijn opnieuw volharding vraagt en duidelijk beleefd geloof, is helder te maken. Voorbeelden uit de krant en ander nieuws zijn hier zeker illustratief. In Efeze bijvoorbeeld had je ‘apostelen’, maar het blijken leugensprekers. In Efeze had je Nicolaïeten: geen mens weet precies wat ze leerden, maar hun levenspraktijk was puur onchristelijk.
Dit alles bedreigt de ‘eerste liefde’. Hoe is het met uw, jouw verliefdheid verder gegaan? Wat moest je ervoor doen om het ‘liefde’ (agapè) te laten worden? Echte liefde vraagt ‘tijd’, volgens Ouweneel, en inzet met hart, gevoel en daden. Het begon zo paradijselijk, dat geloof van Pasen: Jezus leeft voor mij, voor de wereld. Zijn boodschap leeft, is licht en waarheid. Allemaal mooie, goede, echt dingen die van Gods Geestkracht zijn. Ik wil opnieuw horen wat deze Geest, deze Spirit, dit Enthousiasme tot deze gemeente, deze mens, deze prediker zelf zegt. Wie hierover preekt, kan niet zelf buiten schot blijven. De pijl van Jezus’ Amor zal ook de prediker treffen – of niet… Vertel het maar.
Wie van gedichten houdt, kan met eerst wat uitleg afsluiten met het gedicht van Hendrik Marsman, Paradise Regained. De gemeente is toch Christus’ bruid, die ‘blonde vrouw’? Hij geeft in zijn liefde mij een hand en ik loop met Hem langs het strand van het leven. Het is Christus die verliefd op zijn wereld is, op zijn kerk, op mij. Hij zingt nog steeds:
De zon en de zee springen bliksemend open,
Waaiers van vuur en zij,
En langs de stralende pleinen van ’t water,
Voer ik een blonde vrouw aan mijn zij
Die zorgeloos zingt langs het eeuwige water
Een held’re, verruklijk-meeslepende wijs:
Wij gaan terug naar het Paradijs.
(Bundel Paradise Regained, 1927)
Liturgische aanwijzingen
Een serie over Openbaring 2 en 3 is ook heel goed mogelijk van Pasen tot en met Pinksteren (Barnard).
Lezing uit het Oude Testament: Jeremia 2:1-11.
Te zingen: Gezang 476:5 over de Mensenzoon tussen de kandelaren; Gezang 372 (EvLB) over de intense liefde tot Jezus; AWN IV, 30 ‘Johannes op Patmos’; de paaspsalm Psalm 118: Gods liefde duurt in eeuwigheid.
Te bidden: ‘Vandaag wil ik U danken, zomaar.’ (in: Dienstboek deel 1, p. 1115).
Geraadpleegde literatuur
In het bijzonder aan te bevelen: Jan Nieuwenhuis, Het laatste woord. Openbaring van Johannes voor de gemeente van nu, Kampen 1998; W.J. Ouweneel, Eerste liefde. De zeven gemeenten van Klein-Azië, Kampen 2009; Ernst Lohmeyer, Die Offenbarung des Johannes (HAT), Tübingen 1970; R. van den Berg, Met de Bijbel door Turkije, 2007.
Overige literatuur: L. van Hartingsveld, Openbaring, Kampen 1984; A.J. Visser, De Openbaring van Johannes