Preekschets Romeinen 1:1-16 – Trinitatis
Romeinen 1:1,16
Trinitatis
Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus (…) Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.
Schriftlezing: Romeinen 1:1-17
Het eigene van de zondag
Vanaf deze zondag lezen we in vier keer Romeinen 1-3, wat goed past op deze zondagen die als eerste op Pinksteren volgen. De vier schetsen hangen met elkaar samen. Het is ook goed mogelijk deze perikopen in de leerdienst te behandelen.
Liturgische aanwijzingen
Te denken valt aan LvdK Psalm 111; 119 (bijv. vers 6, 12); 86: 3, 4; Gezang 170; 258; 316. Wie deze zondag (ook) als Trinitatis wil vieren, vindt daarvoor voldoende liederen.
Geraadpleegde literatuur
Een goede inleiding op de brief aan de Romeinen is te vinden in de Anchor Bible Dictionary (Myers). Het commentaar dat mij het meeste bood is die van James D.G. Dunn in Word Biblical Commentary. Verder is de beknopte inleiding van H. Baarlink goed bruikbaar: Leeswijzer bij Romeinen, Kampen 1982.
Uitleg
-
De brief aan de Romeinen is naar huidig inzicht een echte brief en niet een verkapt tractaat. Paulus heeft een aantal concrete aanleidingen om te schrijven: hij wil zich bij de Romeinen introduceren en misverstanden aangaande zijn evangelieprediking uit de weg ruimen (3:8) en verder wil hij zich verontschuldigen voor het uitstel van zijn bezoek en hen vragen voor hem te bidden (15:30, 31). Maar daar is niet alles mee gezegd. Het briefkarakter betekent, dat de gemeente in haar situatie wordt aangeschreven. Rome was een gemengde gemeente met een grote heidenschristelijke inbreng. De joodse leden (en stichters) waren in 49 door Claudius verdreven en konden pas na diens dood in 54 terugkeren. In de tussentijd was de gemeente zeer gegroeid door de aanwas van heidenen. Bij hun terugkomst zullen de joodse verbannenen een andere gemeente hebben aangetroffen, met mogelijke fricties tussen jood en heiden als gevolg. Het is niet onlogisch de brief in dit perspectief te lezen: als een advies en bezinning op de verhouding tussen jood en heiden in de gemeente. Paulus drukt zich dan ook vaak en vanaf het begin uit in joodse en Griekse termen.
-
Afzender en adres geven de verhouding aan waarin de twee tot elkaar staan. Het is om te beginnen een gezagsverhouding. Paulus noemt zich slaaf van Christus Jezus en geroepen apostel; beide aanduidingen verwijzen naar indienstneming. Hij is een gezonden en geroepen, dus gelegitimeerde, dienaar. Daarin ligt het gezag van deze mens. Hij kan een brief als deze schrijven, zich tot de gemeente richten en verwachten dat men naar hem luistert. Verder is er sprake van een verbinding in gebed (9), in gemoedsaandoening (verlangen, 11) en in onderlinge uitwisseling en bemoediging (11,12). Er is een gelaagde verbinding waarin het ene aspect het andere niet verdringt, maar versterkt. Het gezag van Paulus is ingebed in de relatie tussen afzender en geadresseerde. De aangeschrevenen zijn de concrete gelovigen te Rome, maar zij zijn ook geroepen en bemind (6,7). Dat plaatst hen in één kring met de apostel. In ruimere zin weet Paulus zich geroepen om apostel der heidenen te zijn (5). Dit is meer dan een werkgebied. Er ligt een verwijzing in naar Jesaja 49:6, waar de knecht van
jhwh tot een licht der volken (ethnè, LXX) wordt, omdat de beker van Gods genade overloopt (‘het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zou zijn om de stammen van Jakob op te richten’). Van dit overstromende heil is Paulus’ apostolaat het duidelijkste teken geweest. Hij heeft overvloediger gearbeid dan de andere apostelen (1 Kor. 15:10). -
Na de inleidende woorden komt Paulus meteen tot de kern: het evangelie. Hij zegt, dat hij zich daar niet voor schaamt. In vers 15 sprak hij nog over zijn bereidheid (prothumon, gretigheid), nu valt het woord ‘ schamen’. Er is wellicht een verbinding met Jezus’ woorden uit Marcus 8:38. Dit wijst op de situatie van rekenschap afleggen tegenover een machtiger iemand of tegenover een meerderheid. Paulus kiest zijn woorden zorgvuldig. Heeft hij gedacht aan de verantwoording die hij ook via deze brief moest afleggen van het evangelie? Dan zou er ook in Rome sprake geweest zijn van bedenkingen en tegenstand tegen het evangelie zoals Paulus dat bracht. Hoe dat ook zij, Paulus had als geen ander ervaren hoe er met het evangelie gesold werd, hoe het verdraaid en tegengesproken werd. Tegen die achtergrond wordt zijn uitvoerige rekenschap in deze brief begrijpelijk. Het is ten diepste geen rustig betoog maar een gepassioneerd getuigenis van iemand die ‘op de tocht’ staat.
-
Het evangelie is de dunamis van God, zijn werkzame kracht die mensenlevens transformeert (bekering) en hen energie geeft om te volharden in een nieuw leven. Deze kracht brengt redding (sotèria) teweeg voor allen die zich eraan toevertrouwen (pisteuoo). Dat Paulus het evangelie dunamis noemt, wijst op de beweging die erin is. Het is geen depositum, maar aanspraak. Het komt in de vorm van een brief. Het adres wordt nog eens vermeld: eerst de jood maar ook (te.kai) de Griek. De jood gaat voorop (zie hfst. 9-11), maar de klemtoon ligt niet minder op het tweede deel: maar óók de Griek. In de volgorde en de saamhorigheid van deze adressanten ligt het thema van deze geweldige brief besloten. Jood en Griek horen samen doordat ze beiden enkel door het geloof in Christus gered worden. En tegelijk volvoert God zijn plan met Israël en daarin ook met de volken.
Aanwijzingen voor de prediking
Hoewel de titel van een populaire bijbelbewerking anders doet vermoeden, bestaat een groot deel van het Nieuwe Testament niet uit verhalen maar uit brieven. Voordat de evangeliën geschreven werden, werden de brieven al (voor)gelezen. Noordmans heeft zich van dit feit theologisch rekenschap gegeven, met name in zijn meditatie De Brief (VW 8, 427v.). De diaspora-joden en de heidenen, die van Jezus’ leven weinig wisten, hebben Hem aangenomen op een preek en een brief.
In de brief neemt de apostel, maar we kunnen ook zeggen de Heilige Geest, de gemeente en de gelovige apart. De boodschap komt via het adres tot degenen voor wie deze bestemd is, de geroepenen en beminden. Van meet af aan wordt de lezer in de kring geplaatst. Net zoals een kerkganger van meet af aan gerekend wordt tot de ‘gemeente van Jezus Christus’. De aanspraak gebeurt niet tot ‘geïnteresseerden’ of tot ‘lieve mensen’ maar tot mensen die van meet af aan te horen krijgen dat Jezus
Christus voor hen is gestorven en opgestaan. Zoiets kun je niet voor kennisgeving aannemen; je moet het aannemen of verwerpen.
Preken is zoiets als een brief schrijven. Wanneer afzender en geadresseerde ontbreken of vaag blijven, wordt het een stuk, een discussienota of een papier, maar geen preek. Daarom beijvert Paulus zich in iedere brief om zichzelf als afzender te profileren. De woorden die hij hiervoor in Romeinen 1 kiest, hebben niets toevalligs: ze markeren de gezagsruimte waarin de woorden klinken. Achter Paulus staat de Opgestane en achter hem staat de Vader. Een andere legitimatie is in de gemeente niet denkbaar. Daarom is het votum in de eredienst als de aanhef van de brief die aan de gemeente wordt overhandigd: Onze hulp is in de naam des Heren.
De inhoud is het evangelie. Maar dat is niet het verhaal ‘dat we ondertussen allemaal wel kennen’ en waar we misschien nog enige levenslessen uit kunnen destilleren. Het evangelie is de dynamiek van God zelf, zijn ‘outreach’ tot jood en ook heiden. Het evangelie staat niet stil, ‘es läuft’ (Luther). Iedere eredienst is een missionair gebeuren. De brief aan de Romeinen bevat ervaringen van het zendingsveld en is een aansporing om getuige te zijn en je niet te schamen.
Het evangelie hangt van preken aan elkaar, maar misschien nog meer van brieven. Daarbij kunnen we ook denken aan de brief die de gemeente is, leesbaar voor alle mensen (2 Kor. 3:2). Deze brief hoeft niet luidkeels te roepen wie de afzender is. Dat merken de ontvangers vanzelf wel. Als wij maar weten en leren willen wie ons zendt en tot wie.