Menu

Basis

Samenwerken: over de roeping van de gemeente

Groep mensen die een arm om elkaar heen slaan.
(Beeld: Jacob Wackerhausen via iStock)

Met name waar gemeenten kleiner worden, met minder financiële middelen en/of bestuurskracht, worden vormen van samenwerking actueel. In deze bijdrage komen de verschillende vormen van samenwerking aan de orde, maar belangrijk is vooral de bezinning op de roeping van de gemeenten.

Een verhaal over samenwerken van gemeenten zou moeten beginnen bij inhoud in plaats van kerkorde. In mijn werken in de kerk heb ik, in verschillende rollen, inmiddels vele initiatieven om te komen tot samenwerken begeleid. Dikwijls wordt de vraag naar structuur en regelingen als tweede gesteld. Doorgaans is de eerste: wat hebben we eraan?

Gaandeweg ben ik gaan zien, dat eerst het gesprek over inhoud en doorpraten over het ‘waartoe’ gevoerd moet worden, wil samenwerking kunnen starten, groeien en betekenis krijgen.

Zeker, er dient ook gesproken te worden over belangen, over geld, over organisatie en nog veel meer. Maar als niet de inhoud voorop staat en tijdens het proces op tafel blijft, zullen de inspanningen tot weinig leiden. ‘Zoekt eerst het Koninkrijk van God’, ook in samenwerking, en al het overige word je bovendien geschonken…

Maar dit is een themanummer over Kerkorde en wel die van de Protestantse Kerk. Daarom bespreken we eerst de mogelijkheden van de kerkorde om samenwerken van gemeenten vorm te geven. Vervolgens zal ik nader ingaan op de inhoud van samenwerking en op de roeping van de gemeente. Dit geldt trouwens evenzeer voor het samenwerken van predikanten, pastores en kerkelijk werkers.

Kerkorde

We bespreken de kerkordelijke mogelijkheden tot samenwerking in volgorde van toenemende intensiteit. Daarbij zij opgemerkt dat de kerkorde in 2018 is vereenvoudigd. Eerder waren er meer verschillende typen samenwerkingsverbanden. Nu kennen we het samengaan (Ordinantie 2-8-4 en Generale Regeling 1-4) en het samenwerkingsorgaan (Ord. 2-7 en GR 1-1 en 1-2).

Als niet de inhoud voorop staat, zullen de inspanningen tot weinig leiden

Geen schriftelijke overeenkomst

Als eerste iets over samenwerking, waarvoor geen schriftelijke overeenkomst is opgesteld. Ook deze mogelijkheid heeft een plek in de generale regeling (GR 1-1-2). Zo’n samenwerking is meestal beperkt van omvang, zoals een gezamenlijke diaconale activiteit of samenwerking binnen het jeugdwerk. Ze wordt echter ook toegepast om ‘samen een predikant te delen’. Kerkenraden kiezen er soms voor om dit op een informele manier te regelen. Beide gemeenten beroepen dan dezelfde predikant voor een deel van de werktijd. De verantwoordelijkheden voor de verdeling van werkzaamheden en de zorg voor de predikant worden onderling geregeld.

Schriftelijke overeenkomst zonder overdracht van bevoegdheden

Hetzelfde doel, het gezamenlijk beroepen van een predikant of het gezamenlijk aanstellen van een kerkelijk werker, wordt echter in de meeste gevallen geregeld met een overeenkomst, volgens Ord. 2-7. In een dergelijke overeenkomst, waarvoor een model beschikbaar is, worden afspraken gemaakt over het voorgaan in de kerkdiensten, verdere verdeling van werkzaamheden, het jaargesprek, de pastorie, wie ‘betaalmeester’ is etc.

Samengaan is de meest eenvoudige vorm van vergaande samenwerking

Als op deze wijze een predikant wordt beroepen, wordt er gezamenlijk een solvabiliteitsverklaring aangevraagd. Daardoor wordt het mogelijk, dat één of meerdere van de samenwerkende gemeenten een formatieomvang kent/kennen onder het minimum van 0,33 Fte.

Er zijn ook andere terreinen waarop een samenwerkingsovereenkomst volgens Ord. 2-7 kan worden toegepast. Zo zijn er gemeenten die op deze wijze het gezamenlijk uitgeven van een kerkblad regelen of werken binnen een pioniersproject. In Zeeland werkt langs deze weg, op initiatief van de ring, een aanzienlijke groep gemeenten samen bij de aanstelling van vertrouwenspersonen op het thema Veilige Kerk. Een voorbeeld dat steeds meer wordt nagevolgd.

Schriftelijke overeenkomst met overdracht van bevoegdheden

Een verdergaande vorm van samenwerking, ook via Ord. 2-7, ontstaat wanneer gedeeltelijk of geheel overdracht van bevoegdheden plaatsvindt. Er wordt bijvoorbeeld door twee of meerdere gemeenten één college van diakenen gevormd en/of één college van kerkrentmeesters. Het samenwerkingsorgaan kan gaan optreden als gezamenlijke kerkenraad. Formeel blijven de samenwerkende gemeenten zelfstandig bestaan met twee rechtspersonen: diaconie en gemeente. De colleges zijn echter geïntegreerd en de leden ervan dragen gezamenlijk de zorg voor zowel het geheel als de afzonderlijke delen van het samenwerkingsverband. In het geval dat één of meerdere kerkenraden de bevoegdheden overdragen, kan het breed moderamen van de classis in een maatregel opnemen, dat het aantal ambtsdragers voor één of meerdere van de participerende gemeenten minder kan zijn dan de kerkorde voorschrijft. De samenwerkingsovereenkomst, waarvoor modellen beschikbaar zijn, geldt in dit geval als de gezamenlijke plaatselijke regeling.

Deze vorm van samenwerking neemt in aantal toe en is vaak een vervolg op eerder ontstane samenwerking door het samen beroepen van een predikant. Als door krimp het in bestuurlijk opzicht verantwoord voortbestaan van een gemeente bedreigd wordt, kan hier een (meestal tijdelijke) oplossing liggen. Soms is het de formatieomvang die door verminderde financiële draagkracht om aanvulling vraagt, een andere keer is het de bestuurskracht.

Door samenwerking kunnen buurgemeenten elkaar helpen. Qua verlangen en beleid gaat het veelal om het openhouden van een vierplek en het actief blijven van een geloofsgemeenschap op ieder dorp – hoe klein deze soms ook is. Sleutel om dit mogelijk te maken is samenwerking en het verminderen van bestuurslast en regelwerk.

Samengaan van gemeenten

De meest vergaande vorm van samenwerking is het samengaan, ook wel fusie genoemd (Ord. 2-8, GR 1-4). Daarbij gaan de gemeenten en haar colleges op in een nieuwe gemeente of een gemeente wordt in een andere gevoegd. Ook dan kunnen er afspraken zijn over de instandhouding van vierplekken en/of kleine geloofsgemeenschappen op afzonderlijke dorpen. Deze worden in beleidsafspraken, bijvoorbeeld het beleidsplan, vastgelegd. Samengaan is de meest eenvoudige vorm van vergaande samenwerking. In de meeste gevallen zal er echter eerst een proces van groeiend vertrouwen nodig zijn of druk vanwege toegenomen urgentie, voordat het zover komt.

Classis

Wanneer er bij een samenwerkingsverband bevoegdheden worden overgedragen of wanneer gemeenten samengaan, is er toestemming nodig van de classis. Overigens heeft de classis ook – onder voorwaarden – de bevoegdheid om zelf te besluiten gemeenten onder te brengen in een samenwerkingsverband of samen te voegen. Tot nu toe wordt dit zelden toegepast, maar het valt niet uit te sluiten, dat dit met het verder kwetsbaar worden van kleine gemeenten vaker zal voorkomen.

Inhoud en roeping van de gemeente

Zoals in het begin van dit artikel aangegeven, zijn het niet de kerkordelijke mogelijkheden die voorop moeten staan, maar de inhoud. Vanwege de inhoud zelf en ook vanwege het perspectief op een vruchtbaar en duurzaam samenwerkingsverband.

Ook daarbij is de kerkorde behulpzaam. In artikel IV van de Romeinse artikelen van de kerkorde gaat het over de roeping van de gemeente: dienst aan het Woord van God. Deze dienst wordt vervolgens onderscheiden in een aantal diensten en arbeidsvelden: prediking, viering van doop en avondmaal, dienst van de gebeden, missionaire arbeid, diaconaat, herderlijke zorg, geestelijke vorming en alle andere arbeid tot opbouw van het lichaam van Christus.

Het gesprek over de betekenis en invulling hiervan is wezenlijk voor wie wil gaan samenwerken. Ook dan kan het in het gesprek veel gaan over interne zaken, zoeken naar antwoorden op de vraag: hoe kunnen we door samenwerking elkaar helpen het lokale kerk-zijn langer vol te houden? Een op zichzelf terechte invalshoek, maar toch leert ervaring dat juist een ander accent een beter fundament legt, namelijk: gezamenlijke bezinning op de roeping van de gemeente voor de omgeving. Wat kunnen we voor een ander betekenen? Het vizier samen richten op de context buiten de gemeente. Anders gezegd: voldoende ruimte maken voor bezinning op juist de missionaire en diaconale arbeidsvelden.

Geroepen voorbij de crisis

Insteken bij de roeping van de gemeente, ook als het gaat om samenwerken, sluit aan bij een breder groei end inzicht in de kerk. Namelijk, dat de eigenlijke crisis van kerk en gemeenten niet zozeer de krimp is, de teruggang en de vergrijzing. Op zichzelf zijn dit feiten die in nuchterheid onder ogen gezien kunnen worden. Tegelijkertijd wordt gaandeweg duidelijker dat allerlei, vaak tijdelijke, oplossingen minder zinvol zijn. Het besef is groeiende dat de kern van de crisis er mee te maken heeft, dat kerk en gemeenten onvoldoende zicht hebben op hun roeping. Of in elk geval dat het gesprek daar te weinig over gaat.

Er wordt veel tijd en energie besteed aan de organisatie van de gemeente, aan de kerkdiensten, aan de vraag of iedereen in de gemeente wel aan zijn of haar trekken komt. Relatief weinig gaat het over: Waartoe zijn we als gemeente geroepen in onze omgeving?

Wat kunnen we om ons heen bijdragen aan het goede leven onder Gods hoede? Hoe krijgt Gods Woord, hoe krijgt de liefde van Christus vorm in de haarvaten van de samenleving? Bijzonder is het om te ontdekken dat gemeenten die, zelf of in samenwerking met anderen, met deze vragen aan de slag gaan, dikwijls ook verrassend winnen aan aantrekkingskracht en nieuw elan.

Tenslotte, of juist om te beginnen

Tenslotte proberen we nog dichter bij de kern van samenwerken te komen, waarbij dit ‘tenslotte’ wellicht juist het ultieme vertrekpunt is! Om te beginnen gaat het ten diepste om bezinning op de vraag wat het betekent om deel van het ene lichaam van Christus te zijn. Niet alleen in een gemeente waar je je thuis voelt, maar ook in de bredere kerk en ook collegiaal.

Waar bevinden zich de grenzen van het zogenoemde ‘autonoom gemeente-zijn’? Is autonoom wel een passend begrip binnen een Presbyteriaal-Synodale kerk waarin de gemeente niet op haar eentje kerk is, maar samen met alle andere gemeenten? Wat betekenen woorden als solidariteit of, meer Bijbels uitgedrukt, ‘draagt elkanders lasten’ voor de onderlinge relaties tussen gemeenten en werkers in de kerk? Daarbij dient het ook te gaan over vragen als: is er ruimte voor eigenheid en is er aanvaarding van diversiteit in die ene kerk en in de concrete vormen van samenwerking? En hoe geven we dit dan vorm en inhoud binnen het verband van de ene kerk, in de context van de onzekerheden op velerlei gebied die deze tijd kenmerkt?

Laten we bij het voeren van dat gesprek vooral ook samen zingen, bijvoorbeeld Lied 970:

Vlammen zijn er vele, één is het licht,
licht van Jezus Christus…
gaven schonk Hij vele, één is de Geest,
wij zijn Christus’ lichaam…

Drs. Arie van der Maas is Classispredikant van de classis Delta, en tevens Projectleider voor de uitwerking en implementatie van de Ambtsvisie van de PKN, ‘Ruimte voor Woord en Geest’ genoemd.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken