Stefan Paas over Vrede op aarde
Vrij Universiteit Amsterdam, 1 december 2023
Mijn boek Vrede op aarde komt op vanuit de vruchtbare bodem van twee theologische ontwikkelingen die allebei grote impact hebben gehad op mijn vakgebied, de missiologie.
De toekomst gerichte heilsleer
De eerste ontwikkeling is die van de grote ‘kanteling’ van een verticale heilsleer naar een (niet horizontale, maar) op de toekomst gerichte heilsleer. Deze ‘Copernicaanse wending’ (David Bosch) werd voorbereid door de herontdekking van de eschatologie door Duitse theologen tussen de beide Wereldoorlogen. Zij werd verder uitgewerkt in de jaren vijftig, o.a. in de theologie van de Missio Dei (Georg Vicedom, 1958). Vandaag is zij bij veel christenen vooral bekend via het onvermoeibare populariserende en bijbels-theologische werk van N.T. (Tom) Wright, bijvoorbeeld in zijn boek Surprised by Hope (2006). Termen als Koninkrijk van God, holistische zending, en missio Dei zijn – mede dankzij deze studies – niet meer weg te denken uit hedendaagse missiologische bezinning.
De tweede ontwikkeling is een reeks van bijbels-theologische studies die aandacht vroegen voor de betekenis van het kruis. Hier gaat het met name om het ‘uitpakken’ en ‘verbreden’ van die betekenis in een reeks van metaforen die elk op een andere manier de rijkdom van het door Christus bewerkte heil verkondigen en bewerken: bevrijding, vergeving, verzoening, overwinning, verkondiging, enzovoort. Een van de beste recente boeken op dit gebied vind ik Fleming Rutledge’s Crucifixion (2015). Het is een boek waarvan ik enorm genoten heb, en dat mij de laatste jaren heeft geïnspireerd tot een aantal prekenseries.
Wie mijn boek zorgvuldig leest, ziet dat ik nadrukkelijk weiger om in de rijkdom van het spreken over het kruis één ‘model’ eruit te lichten
Zoektocht naar een rijke soteriologie
Beide ontwikkelingen – Koninkrijk en Kruis – neem ik in mijn boek als voldongen feiten. Ik heb geen ambitie om daarachter terug te gaan, of op deze gebieden tot nieuwe inzichten te komen. Wie mijn boek zorgvuldig leest, ziet dat ik nadrukkelijk weiger om in de rijkdom van het spreken over het kruis één ‘model’ eruit te lichten (zeg, ‘overwinning’). Integendeel, in mijn hoofdstuk over de vroege kerk benadruk ik dat we de hele rijkdom van het vroegkerkelijk spreken over het kruis op tafel moeten houden. Ik kan dit niet genoeg benadrukken: mijn boek kiest hier geen positie, ik verdedig niet één bepaald ‘model’, en ik ‘reken al helemaal niet af’ met bepaalde manieren van spreken over het kruis.[1] Integendeel, dat zou juist haaks staan om mijn zoektocht naar een ‘dikke’ en ‘rijke’ soteriologie. Het laatste hoofdstuk van mijn boek is daarover klip en klaar. Idem dito als het gaat om de eschatologie. Er is in mijn boek niets nieuws te vinden op dit gebied; het is een reflectie van 20e-eeuwse ontwikkelingen op dit gebied. Men zou mijn boek kunnen lezen onder het motto van de grote zendingsconferentie van Willingen (1952): ‘Niemand kan deelhebben aan Christus die geen deelheeft aan de missie van Christus’.
We moeten de hele rijkdom van het vroegkerkelijk spreken over het kruis op tafel houden
Juist hier – hoe dat deelhebben aan Christus zich verhoudt tot deelnemen aan zijn missie – liggen ook zorgen, die in feite de rode lijnen vormen in mijn boek. Deze zorgen hebben naar mijn besef hun oorzaak hierin dat de twee grote ontwikkelingen in de heilstheologie (Koninkrijk en Kruis) nooit goed bij elkaar zijn gekomen in de geloofsbeleving en geloofspraktijken van missionair bevlogen christenen. Dit komt in mijn boek voortdurend aan de orde, maar in het laatste hoofdstuk trek ik dit boven water in de vraag van de Duitse collega die verzuchtte waar nu de ziel bleef in al dat Koninkrijkgerichte geweld van de moderne missiologie. Grofweg gesproken: we zien constant hoe Kruis en Koninkrijk uit elkaar drijven in ‘verticale’ en ‘horizontale’ spiritualiteiten. De persoonlijke ontmoeting met God, de eenheid met Christus, de wetenschap geliefd te zijn ondanks onze onwaardigheid, de verzekering van eeuwig leven – enfin, al die zaken die samenhangen met een traditionele protestantse soteriologie schuren vaak ongemakkelijk tegen de zoektocht naar rechtvaardigheid, de inspanningen voor de schepping, en de actieve inzet voor sociaalmaatschappelijke vrede. En dat leidt weer tot een praktijk waarin je – opnieuw zonder nuancering – enerzijds een missiologie krijgt voor de gegoede, hoogopgeleide, linksgezinde middenklasse die het Koninkrijk prachtig vindt, maar het Kruis altijd wat ongemakkelijk (tenzij natuurlijk als illustratie hoe profeten altijd martelaars worden), en anderzijds een missiologie voor de armen, vluchtelingen, en conservatiefgezinden, die in alle ontreddering graag het oog naar boven blijven heffen en veilig willen zijn in Jezus’ armen, en die huiverig zijn voor ‘activisme’. Maar of we nu constant uitademen of constant inademen, in beide gevallen krijgen we ademnood.
We zien constant hoe Kruis en Koninkrijk uit elkaar drijven in ‘verticale’ en ‘horizontale’ spiritualiteiten
Het blijkt, zo merk ik telkens in het missionaire veld, dat deze twee moeilijk bij elkaar te krijgen zijn en zich in de praktijk al snel verdelen over verschillende kerken en praktijken. En dat leidt weer tot de problemen die ik in mijn boek signaleer, en die we aantreffen in dozijnen van veldstudies: hoe een ‘verticale’ heilstheologie in onze tijd tot sprakeloosheid en frustratie leidt (H5) omdat die niet resoneert met tijdgenoten, en hoe een ‘horizontale’ heilstheologie tot uitputting en woede leidt (H6) omdat onze krachten klein zijn en de machten sterk.
Een cultuurkritisch boek
Aan deze dimensies van Koninkrijk en Kruis en aan deze zorgen van sprakeloosheid en uitputting voeg ik in mijn boek een volgende dimensie toe. Mijn boek moet niet alleen gelezen worden tegen de achtergrond van theologische ontwikkelingen, maar ook tegen de achtergrond van een westerse cultuur die is vervreemd van God, van medemensen en van de natuur. Het is een cultuurkritisch boek. Met behulp van met name katholieke en oosters-orthodoxe theologie zoek ik naar taal die ons helpt God en de schepping opnieuw met elkaar in verband te brengen, om elkaar en de wereld te beleven als plaatsen van God. Hier kan mijn boek gelezen worden als een vervolg op Erik Borgmans boek Invocatio, dat een paar jaar geleden verscheen. Het gaat Borgman om de theologische vraag welke taal geschikt is om te spreken over God en de dingen van God. Over God kunnen we niet spreken als ware Hij een voorwerp, als was Hij afwezig in de discussie. God is altijd verborgen aanwezig; altijd de zich openbarende. Ik denk dat dit vraagt om een epifanische taal, een taal van show don’t tell. Daarom heb ik veel aandacht besteed aan het taalregister van het boek, en ik ben blij dat dit is opgemerkt door o.a. collega Schaeffer in zijn reactie.
Het door mij gebruikte taalregister is sterk (auto)biografisch. Dat is niet bedoeld – zoals sommige lezers dachten – als therapeutische verwerking van mijn vreselijke piëtistische jeugd. Ik ben piëtist in hart en nieren, en mijn boek is een piëtistisch boek tot op de laatste pagina. Mijn boek is geen ‘verwerkingsboek’, alsjeblieft bespaar mij de therapeutische analyses! Nee, de autobiografische elementen worden literair ingezet; ze passen naar mijn gevoel bij een boek waarin heil besproken wordt. Daarin past getuigende taal (‘hoort wat God mij deed ondervinden’), taal die verbinding zoekt. Zo heb ik ook proberen te schrijven over de slaafgemaakten in H4 (vooral via hun liederen) en de schepping in H6, inclusief de wandelingen met Trix de bordercollie van de familie Paas. Natuurlijk hoop ik dat zó schrijven vaart brengt in het verhaal, dat het lezers meeneemt, en dat het dit theologische boek toegankelijker maakt. Maar ik hoop boven alles dat lezers hun hart voelen zingen, dat hun ziel een beetje opengaat, en dat zij van tijd tot tijd iets van Gods heil ervaren – in plaats van er slechts over lezen. Om met Kees van Ekris te spreken: ik wilde schrijven met een zekere ‘epifanische sensitiviteit’. Dus als u aan het eind van het boek misschien niet precies in 5 regels de boodschap kunt samenvatten, maar wel meer bent gaan ‘verlangen naar de eindeloze zee’ (De Saint-Exupéry), heb ik mijn doel grotendeels bereikt.
De menselijke ervaring
Kortom, mijn boek is geen poging om over te doen wat anderen veel beter hebben gedaan, dat wil zeggen: nog weer eens nauwkeurig leerstellig en bijbels-theologisch uiteenzetten wat de christelijke soteriologie inhoudt. Het gaat niet over de vraag hoe het heil is bewerkt, welke rol Vader, Zoon en Geest daarbij precies spelen, en hoe het christelijk spreken over heil verankerd kan worden in de Bijbelse theologie en de confessionele traditie. Daarover is al zoveel geschreven, en ik heb geen ambitie om daaraan iets toe te voegen of het onderuit te halen.
Ik stel de vraag centraal naar de ‘landing’ van het heil in de menselijke ervaring. Van begin tot eind draait mij boek om de vraag: wat betekent het om als culturele, historische en sociale wezens Gods heil te ervaren en bovenal: waar kan dat heil ervaren worden? Ik noem dat in mijn boek een benadering ‘van onderop’, waarmee ik slechts wil aangeven dat ik mijn startpunt niet neem in Bijbelse theologie of dogmatiek. Ik ben blij dat met name collega Klaver de meerwaarde opmerkte van zo’n benadering vanuit narrativiteit en autobiografie. Het is geen waardeoordeel over zulke traditionele benaderingen, zoals een enkele recensent lijkt te hebben gedacht. De steeds terugkerende metafoor van tuinieren in mijn boek laat zien dat ik ‘van onderop’ en ‘van bovenaf’ niet tegen elkaar uitspeel. Het is een simpele keuze om iets te proberen wat naar mijn besef nog niet vaak is gedaan in de theologie: de vragen naar heil en redding benaderen vanuit de ervaring van moderne westerse mensen – christenen in het bijzonder – in een cultuur die snel is veranderd en gebukt gaat onder een zorgwekkende erfenis van ecocide, genocide en kolonialisme.
Wat betekent het om als culturele, historische en sociale wezens Gods heil te ervaren?
Daarbij nam ik mijn uitgangspunt in de bronnen van de moderne missionaire beweging, de opwekkingen van de 18e eeuw. Die draaiden om wat ik het ‘piëtistische heils- of bekeringsdrama’ noem. Kort en goed, dit bekeringsdrama werd heel verticaal en universalistisch verwoord, maar zoals ik laat zien (en dat wordt eigenlijk alleen ‘van onderop’ goed zichtbaar): in werkelijkheid was het diep ingebed in de culturele omgeving van een christelijke beschaving. In mijn boek gaat het om de vraag hoe de kern van dit drama – de persoonlijke, transformerende ontmoeting met God – een plaats kan krijgen in de vragen van deze tijd. En dit bespreek ik aan de hand van concrete case-studies rondom rechtvaardigheid in een vrome slavensamenleving, verbinding tussen mensen in de missionaire situatie van Nederland anno nu, en het leven als schepsel in een schepping die zwaar bedreigd wordt.
Een theologie van vrede
Ik trek dit allemaal bij elkaar in een theologie van vrede. Vrede, shalom, is het narratief waarin Kruis en Koninkrijk bij elkaar kunnen komen. De zoektocht naar vrede komt in mijn boek niet in plaats van de ontmoeting met Christus en bekering. Integendeel, het is juist de plaats waar Christus ons ontmoet en waar wij worden opgeroepen tot bekering. Over deze vrede nog een paar woorden.
- ‘Vrede’ is een buitengewoon dominant begrip in de Bijbel. We vinden het letterlijk overal, ook in aanduidingen als ‘Evangelie van vrede’, ‘God van vrede’, ‘Vredevorst’, etc. In het Nieuwe Testament komt ‘vrede’ veel vaker voor dat soteria (heil). Ik denk dat dit begrip de potentie heeft om verouderde taal als ‘heil’ te vervangen: het dekt precies dezelfde lading, het laat nieuwe dimensies van heil oplichten, en het heeft als voordeel dat mensen zich er iets bij kunnen voorstellen.
- ‘Vrede’ laat zien dat de Bijbelse heilsvisie een sociale visie is: het gaat om het verzoend samenleven van God en mensen. Als we door deze bril de Bijbel lezen, zien we ineens hoe bijvoorbeeld alle aanwijzingen die Paulus geeft voor het leven in de gemeente in feite dit nastreven: vrede stichten, vrede behouden. Hetzelfde geldt voor de Thora en de oudtestamentische profeten: telkens weer staat de vrede centraal, het verzoend samenleven van arm en rijk, wit en zwart, hoog en laag, dader en slachtoffer, man en vrouw, kolonisator en gekoloniseerde.
- Daarmee komen ook andere dimensies van het Bijbelse spreken over heil in het juiste licht te staan. Denk aan rechtvaardigheid en oordeel. Er kan geen vrede zijn zonder dat er recht is gedaan, maar tegelijk kunnen we niet inzetten op rechtvaardigheid zonder het einddoel in het oog te houden: het gaat om het vrederijk. Zo ook het oordeel van God: dit is niet het eindpunt (zoals in een traditionele ‘redden van zielen’ theologie). Het oordeel is de voorlaatste werkelijkheid, de noodzakelijke voorwaarde voor het rijk van shalom. Daarin is geen plaats voor onrecht of wraakzucht.
- Deze theologie van vrede helpt ons ook om de coherentie van een christelijke heilsleer te zien. Om deel te nemen aan dat vrederijk (of, zoals Jezus het vaak zegt: om een goede gast te zijn bij het bruiloftsfeest) moeten we veranderen, ons bekeren. We moeten erover nadenken wat het betekent om samen te zijn als slachtoffers en daders, als gekoloniseerden en kolonisators, als mannen en vrouwen, als rijk en arm. Welke zonden moeten we erkennen, welk onrecht moet hersteld worden, wie moeten we vergeven en om vergeving vragen, welke machten moeten verdreven of uitgeworpen worden? Welke gevoelens in jou en mij moeten worden genezen, welk nieuw gedrag moeten we leren? Hoe worden wij mensen van vrede?
- Collega De Graaf wees er in haar reactie terecht op dat mijn theologie van vrede op dit punt nog verdere uitwerking nodig heeft in de richting van praktijken en procedures. Vrede moet geoefend worden. Deze theologie helpt ons om ons te oefenen voor het Koninkrijk van vrede in praktijken van samen eten, gebed, vriendschappen, gastvrijheid, de ander uitnemender achten dan jezelf, dienstbaarheid, feestvieren en blij zijn tegen alle verdrukking in, het accepteren van lijden en vervolging (voor de vrede leven betekent vaak dat we niet in vrede kunnen leven), en het omgaan met onze eigen zwakheid en zonde. Want wij gaan dat vrederijk niet bouwen; het breekt ons vaak bij de handen af. Maar Lesslie Newbigin noemde christelijke praktijken ooit ‘acted prayers for the Kingdom’. Het gaat hier om zuchten met de schepping, zuchten met de Geest – en dat gebeurt in gebed, maar ook in een vredestichtend handelen waarin onze eigen hulpeloosheid wordt vertaald in hoopvol uitzien.
- Deze theologie trekt de eschatologische vrede naar hier en nu in de vorm van het verbond. Het verbond van God met de mensen en de overige schepping is naar mijn idee de plaats waar we hier en nu geroepen worden om in vrede te leven. In dit verbond kunnen we ook God ervaren en ontmoeten; daarbuiten is geen heil. Dit verbond is hersteld en vernieuwd door Christus aan het kruis, en het wordt concreet ‘leefbaar’ in gemeenschappen waarin daadwerkelijk verzoening plaatsvindt. Die gemeenschappen kunnen we ‘kerk’ noemen, zolang we beseffen dat ook de kerk een ‘acted prayer for the Kingdom is’. De kerk is geen bezit; zij is nooit af. Er valt nog veel te ontdekken, en we zullen nog vaak verrast worden. Maar dat is wat het betekent om in het verbond en dus ‘in Christus’ te zijn.
Stefan Paas is hoogleraar missiologie en publieke theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hoogleraar missiologie aan de Theologische Universiteit Utrecht en bijzonder hoogleraar missiologie aan de University of Pretoria, Zuid-Afrika. Sinds 2019 is hij vaste gast in De Ongelooflijke Podcast (https://www.eo.nl/podcasts/de-ongelooflijke-podcast).
[1] Een recensent meende dat ik in mijn boek ‘hardhandig afreken’ met ‘verzoening door voldoening’. Niets zou minder stroken met de bedoeling van mijn boek. Integendeel, in het laatste hoofdstuk is niet voor niets een uitgebreide reflectie opgenomen over het kruis als de plaats waar Christus verzoening bracht. En men vindt daar niet voor niets een uitgebreide bespreking van Christus als verbondshoofd die voor ons en zonder ons het verbond vernieuwde aan het kruis. De recensent verwart hier mijn kritiek op een sterk versmalde heilsbeleving (die ik samenvat als ‘reddingbootsoteriologie’) met kritiek op bepaalde manieren van spreken over het kruis. Het illustreert hoe onwennig het voor sommige theologen is om ‘van onderop’ te denken. Men ervaart dit blijkbaar als een zero-sum game, waarin ‘van onderop’ automatisch betekent dat men ‘van bovenaf’ afwijst. Quod non.
Stefan Paas.
Vrede op aarde. Heil en redding in deze tijd. Utrecht: Kokboekencentrum, 2023. 368 pp. €29,99. ISBN 9789043540070
Themapagina over heil en redding
In zijn nieuwe boek Vrede op aarde onderzoekt theoloog en hoogleraar Stefan Paas hoe de christelijke boodschap van heil en redding voor de samenleving van nu relevant is. Het christelijk geloof vertelt een verhaal over God die goede plannen heeft met ons en met de schepping. Het is een verhaal vol hoop, troost, vergeving en blijdschap. Hoe kan dit verhaal zo verteld worden in een postchristelijke samenleving dat het mensen raakt?