Menu

Premium

Ster

morgenster, hemels leger, hemellichaam, Davidsster

Als we in een heldere nacht naar boven staren, dan beseffen we hoe groots en ontzagwekkend het heelal is. Die schittering maakt ons stil of juist vol van woorden van verwondering. Altijd en overal heeft die oneindige ruimte de mensheid aangetrokken. Denk bijvoorbeeld aan de astrologie die in onze dagen weer een enorme populariteit kent. Veel mensen ontlenen aan de vondsten van astrologen enig houvast en laten zich er min of meer door gezeggen, ook al blijft haar waarde discutabel. Of denk aan de wetenschap die gedreven door nieuwsgierigheid de afgelopen decennia gigantische bedragen heeft geïnvesteerd in onderzoek naar het universum met zijn duizelingwekkend aantal planeten en sterrenstelsels. We zijn inmiddels zeer veel te weten gekomen, hoewel we ons tegelijkertijd bewust zijn dat meer niet dan wel bekend is. In het oude Nabije Oosten bestond evenzeer grote aandacht voor alle verschijnselen aan het firmament. De sterren boezemden zowel ontzag als vrees in. Hoe ligt dat in de bijbel? Hoe kijkt de bijbelse mens aan tegen dit alles?

Grondtekst

Het gebruikelijke Hebreeuwse woord voor ster of gesternte luidt kokav. Ongeveer 40x komen we het tegen, overwegend in het meervoud en voor een deel in de constructie ‘sterren van de hemel’ (o.a. Gen. 26:4; Deut. 1:10). Daarnaast verschijnt tsava’, waarvan de grondbetekenis ‘massa, last, zwaarte, macht’ is. Doorgaans geeft het de krijgsdienst aan en wordt het vertaald met ‘leger’. Verbonden met sjamajim, ‘hemel’, wijst het op ‘leger van de hemel’. De oudere vertalingen spreken wel van ‘heir (heer) van de hemel’. In deze combinatie, ongeveer 20x aanwezig, gaat het over de hemellichamen, in het bijzonder de sterren (Deut. 17:3; 2 Kon. 17:16; 21:3; 23:4-5; Jes. 34:4). De combinatie kan in relatie tot de Heer ook duiden op het hemelse ‘personeel’ dat Hem

ten dienste staat (Joz. 5:14-15; 1 Kon. 22:19; Ps. 103:21; 148:2; Dan. 8:11). Enkele teksten laten zien dat de bijbelse mens ook sterrenbeelden kent. In Job 38:31-32 lezen we over kiemah, kesiel, mazzarot, ‘ajisj = ‘asj (Job 9:9). Hoewel het moeilijk is de precieze betekenis ervan te geven, zouden we kunnen denken aan respectievelijk ‘Plejaden’, ‘Orion’, ‘Dierenriem’ en ‘Beer/Leeuwin’. Zie voorts Amos 5:8; Jesaja 13:10; Job 9:9. Koning Josia verwijdert onder meer de mazzalot, ‘beelden van de dierenriem’, uit de tempel (2 Kon. 23:5). Van dit woord mazzal is het Jiddisch ‘mazzel’ afgeleid, dat voordeel, geluk, winst aangeeft (in het moderne Hebreeuws betekent mazzal tov ‘wel gefeliciteerd’ en mazzal ra’ ‘ongeluk’). In het Nieuwe Testament komen we twee woorden voor ‘ster’ tegen. Het meest frequent is astèr

(24x, waarvan ruim de helft in Openbaring). Daarnaast zien we astron, in Lucas 21:25; Handelingen 7:43; 27:20; Hebreeën 11:12. Beide komen sterk met elkaar overeen. Het verschil zit wellicht hierin: het eerstgenoemde accentueert de afzonderlijke sterren, het tweede het gesternte als geheel of het sterrenstelsel. Met foostèr geeft de ziener op Patmos de prachtige glans van het uit de hemel neerdalende nieuwe Jeruzalem weer (Op. 21:11), maar Filippenzen 2:15 doelt vanwege de koppeling met kosmos op ‘lichtende sterren’ (vgl. Wijsh. 13:2; Testament van Judas 25:2). Alleen in 2 Petrus 1:19 verschijnt foosforos, ‘lichtbrenger’, oftewel ‘morgenster’. Ook Openbaring 2:28 en 22:16 spreekt over de morgenster, astèr met prooïnos (‘morgen-‘).

Letterlijk en concreet

a.De sterren, zo ervaart de bijbelse mens, zijn er om de tijden te bepalen en te markeren. Zij verlichten samen met de maan de aarde bij nacht (Gen. 1:14-19). De uitdrukking ‘van de dageraad tot het aanbreken van de sterren’ is de tijdspanne tussen ochtend en avond (Neh. 4:15[21]). De plaats van de sterren helpt de mens de richting van zijn reis te bepalen; bij bewolkt weer, als die ‘richtingwijzers’ onzichtbaar zijn, raakt hij de koers kwijt (Hand. 27:20).

b.Evenals de andere volkeren in het Nabije Oosten aanschouwt ook Israël het lichtgevende firmament met eerbied en verwondering (Ps. 8:4). Er is echter een wezenlijk verschil: voor de bijbelschrijvers zijn sterren schepping Gods en gelden daarom niet als goden, zoals vaak elders. God beschikt over hen en bepaalt hun banen. De zojuist vermelde tekst uit het scheppingsverhaal bevat tussen de regels door scherpe godsdienstkritiek. De mens hoeft niet voor de hemellichamen te buigen, want alles wat verschijnt aan de hemelboog heeft God geschapen. Alleen voor Hem zal de mens knielen. De sterren zijn er ten dienste van het leven op aarde, gegeven door de Schepper. De hemel bij nacht brengt de bijbelse mens tot lofprijzing voor Hem die dit alles heeft bedacht en geformeerd (Sir. 43:9). Ja, de sterren zijn als personen die juichen en loven voor de Heer (Ps. 148:3; Job 38:7), en dat doen zij door te zijn waartoe de Schepper hen heeft gemaakt: licht geven. Als hun licht uitdooft, vliedt het aardse leven weg (vgl. Ez. 32:7-9; Joël 4:15[3:15]). Dat neemt niet weg dat dat stukje schepping de mens tot vreugde en verwondering brengt (Bar. 3:34).

Hiermee overstijgen we min of meer de letterlijke zin.

Beeldspraak en symboliek

a.Vanwege de glans en het licht die zij bij heldere nacht doen uitgaan en vanwege hun mysterieuze uitstraling, lenen sterren zich heel goed voor vergelijkingen, beeldspraak en symboliek. In die zin fungeren zij primair in de bijbel. Voor Israël zijn de hemellichamen – zon en maan komen elders apart ter sprake – bijzonder geschikt om het méér van geloof en leven tot uitdrukking te brengen.

b.God heeft de sterren geschapen, zo zeiden we daarnet. Bij herhaling horen we dit profeten, zangers, dichters en vertellers zeggen.

In de eerste plaats ontdoet de bijbel aldus het gesternte van zijn goddelijkheid. Elke uitspraak over God die de sterren tot aanzijn heeft geroepen, laat Israël impliciet of expliciet weten dat het niet de sterren maar de Heer achter de sterren dient te eren (Deut. 4:15[19]). De persoonlijke relatie met de Heer, dat wil zeggen het fundament van Israëls bestaan, wordt anders op het spel gezet (Deut. 17:3; Jer. 8:2). Wanneer Israël de verleiding niet kan weerstaan en buigt voor deze schepselen, dan breekt felle kritiek los. Vol ironie stelt Jesaja in een lied gericht tot Babel – een lied om voor te dragen in de liturgie – de machteloosheid van sterrenwichelaars en aanbidders van hemellichamen aan de orde. Van hen valt geen bevrijding te verwachten, die komt louter en alleen van de Heer (Jes. 47:12-13). Van de heerser Antiochus, die naar de sterren van de hemel greep, beeld van ongekende hoogmoed, blijkt op het kritieke moment niets over te blijven (2 Makk. 9:10). Die kritiek mogen we zien als een bevrijdende boodschap. Israëls lot ligt niet in de sterren, Israëls weg wordt niet bepaald door hemellichamen, maar Israëls heden en toekomst liggen in de handen van de Heer. Zo wordt het volk bevrijd van angst voor die onbekende machten die opjagen en bang maken. Evenmin vertellen en bepalen de sterren de levensloop van mensen. De wijsheidsleraar noemt mensen die ‘de sterrenhemel en de lichten aan de hemel gaan zien als beheerders van de wereld’ volslagen onwijs (Wijsh. 13:2).

In de tweede plaats symboliseert de prachtige sterrenhemel, die zoveel ontzag inboezemt, de macht van God (Jes. 40:26; 45:12; Am. 5:8; Neh. 9:6). De grootheid van God valt alleen af te meten aan zijn daden. Anders gezegd: om Gods macht te bezingen, gebruikt Israël de prachtigste dingen van de schepping en verheft deze tot metaforen. In de novelle Job staat die grootheid van God, gerelateerd aan de sterrenhemel, indringend tegenover de mens, gerelateerd aan diens beperkingen (9:9; 38:7, 31-32.). In een vroeg joods geschrift lezen we dat al Abrahams menselijke vragen verstommen bij het aanschouwen van de sterren in de avond, waarin hij de hand van God ervaart (Jub. 12:16-18).

c.De aarde heeft het licht van hemellichamen nodig. Zonder dat licht wordt het leven op aarde bedreigd. Dit beseffend begrijpen we de strekking van woorden over niet meer schijnende hemellichamen. De orde van de schepping wordt rampzalig verstoord op de dag dat sterren geen licht meer uitstralen. Chaos, dood en verderf zullen het gevolg zijn. Duistere sterren staan voor oordeel (Jes. 13:10; 34:4; Ez. 32:7-8). Ook op de dag van de Heer zal het licht van de sterren verdwijnen (Mat. 24:19; Mar. 13:25; Luc. 21:25; Op. 6:13). Het zijn beelden die op huiveringwekkende wijze de crisis duiden die aan de vernieuwing van mens en wereld voorafgaat. In een persoonlijker sfeer duiden donkere sterren de ouderdom, de wintertijd van het leven, aan (Pred. 12:2-6).

d.Meer dan eens gebruikt de bijbel de ontelbaarheid van het aantal sterren als beeld voor groei, grootheid en verhevenheid. Het beeld wordt vooral toegepast op het volk Israël. De eerste maal gebeurt dat bij Gods belofte aan Abraham. God nodigt Abram uit de sterren te tellen. Het lukt hem niet. Alleen God zelf kent het aantal (Ps. 147:4). Welnu, zó talrijk zal Abrahams nageslacht worden (Gen. 15:5)! We mogen deze beeldspraak opvatten als een hart onder de riem voor Abram zonder kinderen, voor Israël dat in zijn bestaan bedreigd wordt en twijfelt aan de belofte van God, voor het Davidische huis dat wankelt (Gen. 22:17; Ex. 32:13; Deut. 1:10; 10:22; Jer. 33:22; Neh. 9:23). Dit beeld ter bemoediging blijft levendig, ook in de christelijke gemeente (Hebr. 11:12;

1 Clemens 10:6).

e.Sterren dienen ook als beeld voor personen. Dat verbaast ons niet als we bedenken dat naar bijbels besef hemellichamen bezield zijn. Sterren gelden als symbool voor belangrijke heersers en leiders. Bileam ziet in de verte een persoon als een ster (Num 24:17). De opgang van een ster symboliseert in de Oudheid de komst van een belangrijk persoon. De ster die Bileam waarneemt zou op David kunnen wijzen. Ook een andere

koning is mogelijk en zelfs wordt ook wel gedacht aan de Messias (vgl. Luc. 1:78). Het bekende verhaal van de Wijzen uit het Oosten -wijzen zijn ‘magiërs’, geleerden die zich onder meer met verschijningen aan het firmament bezighouden – legt eveneens die verbinding tussen de opgaande ster en de komst van een koningskind (Mat. 2). De ster als teken van de geboorte van de messias. Zo zal Matteüs het verstaan hebben. Wat op aarde gebeurt, staat niet los van wat in de kosmos gebeurt. In de latere joodse traditie horen we vaker van de koppeling tussen sterren en de geboorte van personen. De rabbijnse literatuur vertelt dat bij de geboorte van Isaak God het licht van de zon achtenveertig keer vermeerderde en dat bij Abrahams geboorte een zeer grote ster verscheen. De ster zegt: dit is een belangrijk mensenkind èn hetgeen hier gebeurt staat niet los van de hemel. De symboliek maakt de lezer wakker, attent. Er gaat hoop en verwachting van uit voor mensen die wanhopig zijn. In Openbaring 22:16 stelt Jezus zich voor als een morgenster, dat is de brenger van licht op de nieuwe dag. En in hetzelfde boek heten de zeven engelen van de zeven gemeenten sterren (1:20). Jozef droomt dat de zon, de maan en elf sterren voor hem buigen (Gen. 37:9-10). Zon en maan staan voor zijn ouders, de sterren voor zijn broers; het totale hemelse gesternte belichaamt de familie van Jakob. Het geeft de grootheid aan van Jozefs toekomstige positie. Sirach bezingt Simon de hogepriester als een ster tussen de wolken, dat wil zeggen, hij beschouwt hem als een lichtdrager (Sir. 50:6). Evenzo spreekt de bijbel over Israël (Dan. 8:10) en de christelijke gemeente (Fil. 2:15; vgl. Op. 2:1; 3:1) als een ster. Degene bij wie de morgenster opgaat, wordt deelgenoot van het licht van Christus en bij hem of haar breekt de nieuwe dag aan (2 Petr. 1:19). Daartegenover noemt de auteur van Judas de dwaalleraars van zijn dagen dwaalsterren (vs. 13). Dwaalsterren zijn sterren die buiten de orde zijn gekomen, soms ook wel gevallen engelen genoemd. Judas’ vergelijking maakt duidelijk hoe gevaarlijk deze lieden zijn.

f.Nog andere vergelijkingen en beeldspraken zien we. De onbenaderbare sterrenhemel verbeeldt een zeer grote hoogte (Ob. 4). De vervolgden over wie Daniël spreekt, putten kracht uit de boodschap dat rechtvaardigen die nu sterven, straks zullen glanzen als het gesternte van de hemel (Dan. 12:3). Het leven gaat niet alleen door, het wordt mooier dan ooit tevoren. Hoe groots de wijsheid wel is, blijkt uit het woord van de dichter: zij is schoner dan de hele sterrenhemel (Wijsh. 7:29) en zij geeft overdag beschutting en in de nacht sterrenlicht (10:17).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 8; 19; 74; 80; 89; 104; 136; 147; 148; Gezang 7; 30; 43; 99; 109; 119; 123; 127; 128; 130; 144; 148; 153; 156; 157; 158; 160; 161; 164; 167; 219; 223; 226; 262; 265; 294; 318; 372; 375; 376; 379; 400; 460; 476; 478; 483; Alles I: 16; 17; IV: 13; 14; Bijbel I: 19; 49; Eerste: 4; Evangelie I: 10; Gezegend: 108; 119; 126; 127; 164; Laat ons: 3; 4; Liturgie: 597; 598; 601; Zingend III: 1; IV: 4; 12; V: 12; 31; 33; 40; VI: 3; 5; 6; ZAD I: 14; II: 36; Zolang: 22 (= Gezangen: 600; Liturgie: 530).

b.Poëzie:

Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19848, blz. 291: ‘Globe’. Hans Bouma, Mens in weer en wind, Kampen 1998, blz. 96: ‘Sterren’. Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 115: ‘Koud’. A. Roland Holst, Voorlopig, Amsterdam 1976, blz. 52: ‘Vergeefs’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 80: ‘Ster’; 75:

‘Des nachts, wanneer ik wakker lig… ‘

c.Verwerking:

De hemellichamen, in dit geval de sterren, roepen uiteenlopende thema’s op: schepping, ontgodde-lijking van het geschapene, tekenen van de hemel voor de aarde, licht en duisternis, oordeel, grootheid van God, zin of onzin van astrologie. Vanuit nog een geheel andere invalshoek kunnen we de sterren benaderen, namelijk vanuit de zogenaamde Davidsster. Deze zeshoekige ster, ook wel ‘Davidsschild’ genoemd, geldt als joods symbool bij uitstek. De ster staat afgebeeld op de vlag van de staat Israël en wordt beleefd als teken van hoop en bescherming. Ironisch genoeg is deze Davidsster vaak ook symbool van smaad geweest, zoals in de Tweede Wereldoorlog, toen de Joden de ‘gele ster’ moesten dragen. Zo kunnen meerdere aspecten van de symboliek van de ster naar voren komen.

Verwijzing

Als lichtgevend hemellichaam toont de ster hechte verwantschap met de hemellichamen ‘zon‘ en ‘maan‘, en is hij nauw verbonden met het begrip ‘hemel‘. Ook heeft het raakvlakken met de woorden ‘licht‘ en ‘leger‘ (vanwege hemels leger).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken