Over de amandeltwijg en de kookpot
In Jeremia 1,4-19 roept en zendt de HEER Jeremia als profeet voor alle volken. De jonge profeet moet zich geen angst laten aanjagen door de Judeeërs, ook al brengt hij hun een boodschap van oordeel.
In Jeremia 1,4-19 roept en zendt de HEER Jeremia als profeet voor alle volken. De jonge profeet moet zich geen angst laten aanjagen door de Judeeërs, ook al brengt hij hun een boodschap van oordeel.
De verzoeking in de woestijn, het klinkt vertrouwd. Je zou bijna denken: natuurlijk, een verzoeking is iets voor in de woestijn. Maar is het eigenlijk niet vreemd? De woestijn is een plek van leegte. Een stille, prikkelarme omgeving waar je offline bent. Een soort klooster. Waarom zou dat een plek van beproeving zijn?
In Matteüs 4,1-11 wordt niet duidelijk gezinspeeld op Genesis 2,15–3,9. Toch is de combinatie van deze lezingen niet vreemd. In beide tekstgedeelten treedt een tegenstander van God op: de slang in Genesis 3 en de duivel in Matteüs 4. Deze personificaties van het kwaad proberen iemand ertoe aan te zetten om ontrouw te worden aan God, in het eerste geval met succes, in het tweede juist niet.