Uit Maria, uit de heilige Geest
Alternatief bij Kerstdag (Ezechiël 37,15-28 en Matteüs 1,18-25)

In het Alternatieve Spoor lezen we op de Eerste Kerstdag Matteüs 1,18-25. Deze keuze vraagt enige toelichting, omdat Matteüs de geboorte van Jezus slechts terloops noemt. De traditionele plaats van de lezing uit Matteüs is eigenlijk de Kerstavond, voorafgaande aan het feest. In het Gemeenschappelijk Leesrooster staat deze tekst dan ook op de vierde zondag van de Advent. Wat kan de betekenis zijn van deze tekst als hij klinkt op de Kerstochtend?
Matteüs 1,18-25 is de afsluiting van het geslachtsregister. Aan het begin en aan het einde van dit geslachtsregister is sprake van een zoon van Jakob: ‘Jakob verwekte Juda en zijn broers’ (1,2) en ‘Jakob verwekte Jozef, de man van Maria’ (1,16). Die ‘Jozef, de man van Maria’ lijkt op Jozef, de broer van Juda, door zijn dromen en zijn tocht naar Egypte. Je zou daarom met enige goede wil kunnen zeggen dat Juda en zijn broer Jozef uiteindelijk samenkomen in Jezus.
Ezechiël 37,15-28 is hierbij gekozen omdat deze profeet ook Juda en Jozef samenbrengt. Beide delen van het volk, Juda en Israël, zullen weer één worden: ‘Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn. David, mijn dienaar, zal hun koning zijn, en samen zullen ze één herder hebben (…) een altijddurend verbond van vrede’ (23b-26a). Dat is dan de kerstboodschap die uit deze lezingen kan volgen. Het is echter de vraag of je hiermee ook de essentie van Matteüs te pakken hebt.
Wat doet Matteüs?
Matteüs schrijft het ‘boek van de wording (Gr.: genesis) van Jezus Christus’ (1,1). In de Septuagint vinden we deze formulering ook: ‘Dit is het boek van de wording van hemel en aarde’ (Gen. 2,4) en ‘Dit is het boek van de wording van de mensen’ (Gen. 5,1). Jezus komt voort uit het worden van hemel en aarde, uit het worden van mensen, uit het worden van het joodse volk door het verbond met Abraham en het verbond met David.
Het mooie van het geslachtsregister is dat het de rafelranden van deze wording laat zien. Het gaat niet soepel en mooi. Er worden fouten gemaakt, er is trouw, er is durf, er is opstandigheid. Er worden verbonden gesloten tussen God en mensen, wederzijdse trouw wordt toegezegd. Juist in al dat vallen en opstaan gaat die wording verder. Grenzen worden verlegd: in Jezus krijgt het verbond een wereldomvattend karakter. Matteüs begint met het boek van de wording, van hemel en aarde, van mensen, van het volk, van Jezus.
Perspectief van Matteüs
Toch is het niet zo dat voor Matteüs het Oude Testament de komst van Jezus voorspelt. Het is eerder andersom. Na de dood van Jezus ervaren mensen dat Hij leeft, weliswaar anders, groter, intenser, maar toch lééft. Om die ervaring te kunnen verwoorden, gebruiken zij de taal die zij kennen, de boeken van het Oude Testament. Daarin herkennen zij de betekenis die Jezus voor hen heeft: de Messias, die komen zou, die het volk zou verlossen.
Het begin komt altijd achteraf. Je stelt achteraf pas vast wat het begin van iets was. Dat geldt ook voor Matteüs. Het laatste vers, ‘Ik ben met jullie alle dagen’ (28,20), kun je lezen als de basiservaring van waaruit je terugzoekt naar het begin. Dit is het begin: Genesis, de ‘wordingen’, en dan verder in Matteüs 2 met Exodus, de redding. Zo neemt Matteüs je mee door de boeken van het Oude Testament, terwijl hij wijst op verhalen, thema’s en spreuken die de ervaring stem geven dat deze Jezus de gestalte is van de Levende.
De jonge vrouw
Het citaat uit Jesaja 7,14 verdient aandacht: ‘De jonge vrouw zal een kind baren en zij zullen hem Immanuel noemen, God met ons’ (1,23). Wat wil Matteüs hiermee zeggen? Het Griekse woord parthenos wordt meestal vertaald met ‘maagd’, maar het betekent gewoon een ongetrouwde jonge vrouw. In het Hebreeuws staat er ‘almah, een ‘jonge vrouw op huwbare leeftijd’. Jesaja voorzegt koning Achaz, die doodsbang is voor de geopolitieke machten die hem bedreigen, dat zijn vrouw een kind zal baren – de latere koning Hizkia – dat veilig zal opgroeien in een tijd van vrede. De naam van het kind zal zijn Immanuel, ‘God met ons’. In het weerloze, in de wanhopige situatie waar wereldmachten kleine landen en steden terroriseren, daar is God aanwezig.
Wat betekent het als Matteüs deze tekst op Maria toepast? Maria is door haar ouders beloofd aan Jozef. Het is alleen nog wachten tot zij de huwbare leeftijd heeft bereikt. Ze zal een tiener zijn geweest. Ze is zwanger, vader onbekend. In het denken van die tijd is dat een enorme schande. Jozef wil haar niet in opspraak brengen, staat er. Nobel, maar hij probeert gewoon zijn eigen eer te redden. Maria is immers al verloren, zo’n zwangerschap komt uit. Wat haar dan te wachten staat is weggejaagd worden uit het dorp. Of steniging. Maria belichaamt als tienermoeder de hele misère van arme en ongeziene mensen die geen kant op kunnen.
Door dit citaat geeft Matteüs betekenis aan wat er gebeurt. Vraag niet waar het kind vandaan komt. Het is er, als teken van Gods aanwezigheid en een belofte van vrede. ‘Zwanger uit de heilige Geest’ (1,18.20) betekent dan niet dat er ergens een wonderbaarlijke bevruchting heeft plaatsgevonden. Het woord ‘uit’ (Gr.: ek) wordt immers ook gebruikt voor de geboorte uit Tamar (1,3), uit Rachab en uit Ruth (1,5), en uit de vrouw van Uria (1,6). Het kind wordt geboren uit Maria en uit de heilige Geest. Maria baart haar kind terwijl zij gehuld is in het beschermende lichaam van de Geest.
Deze exegese is opgesteld door Ari Troost.