Van Grote Beer, Draak en Orion tot aan de kerk van Ergenshuizen

Hoe beleef jij de ontmoeting met God? Marcel Barnard omschrijft vijf verschillende contexten waarin gelovigen in de aanwezigheid komen van God. Ieder ervaart zijn grootheid en schoonheid met eigen taal, uitbeeldingen en emoties.
Grote Beer, Draak en Orion
Een heldere winteravond. Ik sta op een van de donkerste plekken in Nederland, in Drenthe. De Grote Beer, Draak en Orion schitteren aan de hemel. Ontzaglijk en majestueus straalt de kosmos boven mijn hoofd en onder mijn voeten. Een wonderlijk permanent draaiend mechanisme, waarvan Eise Eysinga’s planetarium in Franeker de precisie en perfectie zichtbaar maakt. Maar de traagheid van de voortbewegende raderen daar is bedrieglijk. Als je de beweging van de aarde om haar as, de baan van onze planeet om de zon, de loop van ons zonnestelsel door de Melkweg, en ten slotte de vaart van de Melkweg door het universum combineert, raast onze globe met miljoenen kilometers per uur door het heelal. Het duizelt me als ik me dat realiseer. Ik sta in stil ontzag en bedenk me: wat een wonder dat het oude Israël de Epifanie van zijn God steeds in beweeglijke kosmische termen beschreef.
De hemel verhaalt van Gods majesteit. Het is een spraak zonder klank. Hij heeft een tent opgeslagen voor de zon: een jonge bruidegom die het bruidsbed verlaat. Een held die juichend voortsnelt op zijn weg.
Het hele leven is een eredienst, zo wil de traditie van Calvijn. En die eredienst speelt zich af, of beter wordt gespeeld, in het theater van Gods glorie, de schepping. Dat wil zeggen, in ruimte en tijd. En die ruimte bepaalt mee hóé we vieren. In een koude en donkere winternacht sta ik in stil ontzag. Meer is er niet. Er is geen klank, of het moest het mystieke ‘beurtgezang der sferen’ zijn, zoals een oud kerklied van Jan Pieter Heije zingt. Maar dat beurtgezang is alleen te horen voor de ziel.
De Domkerk
Vanmorgen mag ik voorgaan in de Dom in Utrecht. Een kathedrale kerk, maar ook een gemankeerd gebouw. Het schip stortte 350 jaar geleden in tijdens een zomerstorm, de beeldenstorm deed eerder al haar werk: de heiligen van een St. Anna te Drieën in de grafkapel van de veertiende-eeuwse bisschop Jan van Arkel moeten het sindsdien zonder hoofd stellen. Maar toch, de hoog-rijzende gotische zuilen heffen het hart meteen omhoog. In het koor staan de banken tegenover elkaar opgesteld, de gemeenteleden kijken elkaar aan. Draaien zij het hoofd naar de ene kant, dan zien zij lezenaar en preekstoel, en werpen zij een blik naar de andere kant, dan staat daar de avondmaalstafel. Met daarachter het graf van een van onze zeehelden, van Ghent (1626-1672). De gereformeerde Republiek had zo haar eigen heiligen.
Zo zit de gemeente, ondergedompeld in de geschiedenis, tussen woord en sacrament. En daaroverheen laat Domorganist Jan Hage het Bätzorgel jubelen, juichen, fluisteren, huilen, grommen of blazen. De gemeente kent in haar vieringen woord, sacrament en muziek een gelijk gewicht toe. De liturgie is die van het Oecumenisch Ordinarium: hier wegen de geschiedenis, de oecumene van voor en na de reformatie, en de oikoumenos – de hele wereld. Al was het maar door een oude zeeheld en een bijna vergeten bisschop.
Die ruimte bepaalt mee hóé we vieren
Al die oude stads- en dorpskerken van voor de tijd van de reformatie zijn gebouwd voor een liturgie van woord en vooral sacrament. Na de reformatie is de inrichting vaak een kwartslag gedraaid, van gericht op het voormalige altaar in het koor naar de preekstoel in het middenschip. Op veel plekken koos de gemeente nadien voor weer een herinrichting, omdat men ontdekte dat woord en sacrament bijeen horen, dat eerbied voor het woord niet een verbalisme, een woordenvloed, betekent. Dat woord ook weer vlees wordt. Of brood. En wijn. Daar gaat de ruimte weer min of meer in haar oorspronkelijke opzet functioneren. Op andere plekken is die protestantse herinrichting van de reformatie gehandhaafd. Ik heb menig kerkgebouw gezien waar het koor de opslagplaats van ongebruikt meubilair, de rotzooi van de kerkbazaar en de schoonmaakspullen is.
Zomaar een dak boven wat hoofden. En ja, de algemene geschiedenis komt altijd mee, of het nu in de vorm van praalgraven van zeehelden, grafstenen of bouwstijlen is. De kerk, ook het kerkgebouw, staat in de wereld. En is al te vaak ook van de wereld.
Een ronde Xhosa-hut
De groene heuvels van de Oostkaap, Zuid-Afrika. Een kleine ronde Xhosa-hut waar de gemeente van de Afrikaans Onafhankelijke Korintische Kerk samenkomt. De kerk-hut is leeg. De gemeenteleden komen in processie binnen, talking drums dreunen hun complexe ritmes, vuvuzela’s stoten hun sonore klanken uit. Al snel ordent de processie zich in een wervelende rondedans. De ronde muren van de hut dwingen de choreografie. Sneller, sneller, sneller. De Geest daalt neer, de dansers, op blote voeten, afwisselend mannen of vrouwen, of mannen en vrouwen, raken in trance. Zweetlucht, hitte, stof. Een fluitje, de dans stopt. Reverend Dingani leest uit de Schrift en houdt een vlammende preek. De kerkgangers drommen om hem heen. En dan weer de vuvuzela’s, de drums, de dans. En weer een preek. En weer… Uren achtereen. Afrika viert.
Er is in oorsprong maar nauwelijks een eigen kerkelijke bouwstijl. De vroegchristelijke basiliek is in feite de keizerbasiliek. Er is welbeschouwd maar weinig verschil tussen de zesde-eeuwse basilieken van Ravenna of de basiliek van Constantijn op het Forum Romanum. En ja, daaruit heeft zich een christelijke bouwstijl ontwikkeld, denk aan de grote kathedralen. In menige nieuwbouwwijk uit de vorige eeuw staat een bungalowkerk die vooral niet opvalt, zomin als die kerkhut opvalt in het Xhosa-dorp. Er is altijd veel ruimte voor onderlinge ontmoeting in die nieuwbouwwijkkerken. Ze zijn meer huis van de gemeente dan tempel van God. Ze weerspiegelen de doorzonwoning. In de jaren zestig kwam de nadruk immers sterk te liggen op de mens en minder op een soevereine, almachtige God.
De kerk van Ergenshuizen
Maar mijn kerk in Mijnhuizen is gewoon een rechthoekige zaal, hoor ik je zeggen. Als de ruimte enigszins onbestemd is, wordt de vraag des te belangrijker hoe je haar inricht. Laat mij je kerkzaal zien en ik zal je zeggen hoe je viert en hoe je liturgische theologie eruitziet. Zit de gemeente in banken, gericht op een preekstoel, en is de avondmaalstafel een incident, een liturgische bijzettafel? Hoe onwrikbaar is het meubilair of hoe mobiel? Is er ruimte om te bewegen of kun je, enigszins oneerbiedig, van een bankenpakhuis of preekschuur spreken?
Zit de gemeente in halve cirkels rond een tafel, en staat in de toegangsopening van de halve cirkels, als entree in de kerk, de doopvont, en aan de andere zijde de lezenaar? Is er een orgel, of een orgel en een piano, of is er misschien een stage waarop de praise band staat? Het zegt me alles over jullie liedrepertoire en hun theologische ligging. Hangen er beeldschermen of worden er liedboeken gebruikt? En hangt er iets artistiekerigs aan de muur of alleen collectezakken en psalmborden?
Het kerkgebouw dwingt tot een specifieke vorm van vieren
Vaak dwingt het kerkgebouw tot een specifieke vorm van vieren. Als je daar niet aan wilt, moet je herinrichten, zoals in de tijd na de reformatie veelvuldig gebeurde. Dikwijls wringt het dan, in ieder geval met de oorspronkelijke bedoeling van de bouwers. Maar menig, vooral eigentijds, kerkgebouw is minder dwingend. Dat kun je inrichten met banken, of stoelen, in rijen, of halve cirkels, met een preekstoel, of een podium, of een liturgisch centrum, – naar believen, dat wil zeggen: naar je geloof, naar hoe je vindt dat de liturgie eruit moet zien.
Het wereldwijde web
‘En een hartelijke welkom aan alle mensen die, nu of later, met ons meevieren via het wereldwijde web.’ Ja, dat kan ook nog. Thuis, op de bank, of aan tafel. En de sfeer waarin je komt, hangt af van de muziek, de cameravoering, de belichting, het gebouw waarin de dienst wordt opgenomen, de regie, de professionaliteit (of niet) van het technisch team.
Maar jij zit min of meer comfortabel thuis. Of misschien voelt dat zo niet, is het eerder dat je om wat voor reden dan ook aan huis gekluisterd bent. Je bent weer even min of meer in die de kerk. Maar dat lied waar ze nu mee bezig zijn, houd je helemaal niet van en wat zit die organist te remmen en trekken, even skippen maar. O, en die preek begint me na twee minuten al te vervelen. Even koffie inschenken. Of helemaal anders: je bent even helemaal uit huis weg, even helemaal terug in dat kerkgebouw, en de dienst is voorbij voordat je het weet. Koffie zoals altijd pas na de dienst dus. En dan nog even naar de virtuele gedenkplek van die gestorven vriendin van je.
Ze weerspiegelen de doorzonwoning
Wat de virtuele ruimte met onze vieringen gaat doen weten we nog niet goed. Het gaat wel grote invloed hebben. Dat begint al met de analoge kerkdienst die op het internet wordt uitgezonden. Maar er zijn ook al vieringen die alleen digitaal bestaan, dus zonder analoog ‘origineel’. En wat als kunstmatige intelligentie over niet al te lange tijd kerkdiensten gaat ontwerpen en houden? Het staat nog goeddeels in de sterren geschreven.
Marcel Barnard is emeritus-hoogleraar Praktische Theologie (Amsterdam) en buitengewoon hoogleraar in Stellenbosch, Zuid-Afrika.