Menu

Basis

Vergeet niet één van zijn weldaden…

Op de vraag ‘waarom ik blijf’ is het antwoord heel eenvoudig ‘omdat het me niet loslaat’. Het… God en geloof, de Bijbel, de familiepsalm, de eigen geschiedenis van zoeken en vragen en vinden.

Vroeger thuis was er de kinderbijbel. Anne de Vries, geloof ik. Met tekeningen, waarvan ik er heel wat nog zo voor de geest kan halen. Na de avondmaaltijd las mijn vader eruit voor, de jongste op schoot. Het was een selectie uit het Oude en het Nieuwe Testament, en als de laatste bladzijde gelezen was, begon hij van voren af aan. Na mij kwamen nog wel wat broertjes en zusjes, dus heel lang bleef die kinderbijbel dé bron.

Op school werden diezelfde verhalen ook verteld. In een volgend schooljaar begon het, volgens mij, steevast weer bij de Schepping en veel verder dan de Koningentijd en de Baäldienst kwam het nooit. Bijbelse Geschiedenis heette dit schoolvak, er kwam een cijfer op je rapport, maar op grond waarvan dat bepaald werd, zou ik niet meer weten.

Onze grootouders woonden, voor die tijd, aardig ver bij ons vandaan. Alleen op bijzondere zondagen – de verjaardag van één van beide ouders, of een doopzondag – waren ze te logeren en op zondag bij de feestelijke maaltijd. Opa werd dan gevraagd de bijbellezing en het dankgebed te doen, en vrijwel altijd las hij psalm 103: ‘Loof de Heer, mijn ziel, en al wat in mij is zijn heilige naam; loof de Heer, mijn ziel, en vergeet niet één van zijn weldaden.’ Opa las prachtig, ik hoor het nog… Of het dat was, of de bijzondere situatie van het bezoek en de feestzondag samen, ik kan het niet precies zeggen, maar het was ontroerend. Die prachtige woorden over God – wat een ongelooflijk voorrecht, wat een rijkdom om die God als Heer te kennen, liefdevol, barmhartig, genadig, lankmoedig, en nog veel meer. Maar ook de beschrijving van de mens – een sterveling, klein en kwetsbaar, en toch voor eeuwig in het verbond met God opgenomen – het raakte me buitengewoon. Aan dié God kon en wilde ik me toevertrouwen, als een bijna te groot wonder wist ik me ‘erbij horen’.

Voorzichtig anders lezen

Later, in m’n puberteit, op de GJV vooral en de catechisatie ook, lazen we en puzzelden met de echte bijbelverhalen. Waarom beschreef Matteüs dat wonder toch anders dan Lucas? In welk boek vond je de barmhartige Samaritaan? En hoe zat dat nu met het kerstverhaal, zo anders in alle vier boeken? Meer vragen dan antwoorden.

Dat de Bijbelse Geschiedenis van de lagere school toch niet een variant van de Vaderlandse of Wereldgeschiedenis was, begon heel langzaam te dagen. Er waren voorgangers in de zondagse diensten bij wie je ‘tussen de regels door’ kon horen, dat ze de verhalen niet zo letterlijk namen en vooral ook dat ze ons uitnodigden jezelf in zo’n verhaal in te lezen. De verhalen kregen, al was dat in mijn herinnering nog maar af en toe, een link met onze wereld en onze tijd. Heel openlijk was dat allemaal nog niet. Het was kennelijk gevaarlijk anders te lezen. Als de wereld niet in zes dagen geschapen was, hoe dan wel? En wat betekenden die eerste hoofdstukken in Genesis dan? En nog veel belangrijker, als we het ‘van kaft tot kaft’ zouden loslaten, waar bleven we dan? Nogal wat van die vernieuwende bijbelgeleerden kregen het zwaar te verduren, of werden zelfs verguisd, soms al ongelezen… Wat dat betreft was deze ‘geloofsstrijd’ geen reclame om ‘erbij te blijven’.

Die prachtige woorden over God en de beschrijving van de mens – het raakte buitengewoon

Ik realiseer me nu wel wat een ingrijpende omkeer we meemaakten. En hoe verschillend erop gereageerd werd. Wat voor de één een bevrijding was, een verruiming die tal van vragen en puzzels op een aannemelijke manier beantwoordde, was voor de ander dé reden om de Bijbel dicht te doen, net als de deur van de kerk achter hem of haar. Voor mij gold het eerste, de verhalen werden tot poëzie, net als die prachtige psalm van vroeger thuis.

De Bijbel dichtgeslagen

Een grote stap naar heel wat jaren verder. Ik ben eerst als geograaf voor de klas beland – waar de kennis van de geologie, de leeftijd van de aarde enz. en de overdracht aan de leerlingen ook al vroegen om een standpuntbepaling inzake evolutie en schepping en geloof – en mocht daar graag het mijne over zeggen. Na 24 jaar kon ik toch nog theologie studeren en ben predikant geworden.

In die praktijk bleek het ‘versta je wat je leest?’ nog steeds een heel wezenlijke vraag. In het pastoraat, in de gesprekken met mensen die het ook van huis uit zo anders geleerd hadden. In de catechese, waar de jongeren vaak met meer herkenning en waardering luisterden dan via hen hun ouders. En in de kerkdiensten uiteraard, waar het nog wel eens ‘op eieren lopen’ was.

Toen hebben we de Bijbel dichtgeslagen en nooit meer opengedaan

Zo sprak ik eens een al wat oudere moeder, van één zoon, die jaren eerder na de maaltijd het verhaal van Noach en de dieren in de ark las. ‘Toen het verhaal uit was’, vertelde ze, ‘reageerde mijn zoon met “wat een onzin, dat kan natuurlijk helemaal niet!” en toen hebben we de Bijbel dichtgeslagen en daarna nooit meer opengedaan. En als u nu vraagt wat ik nog geloof, dan zou ik daar echt geen antwoord op hebben.’ ‘Wat ongelooflijk jammer’, zei ik, ‘waar zullen we nu dan beginnen…?’

Inmiddels geen gemeentepredikant meer, met emeritaat dus, kreeg ik de gelegenheid in het kader van een Leerhuis met gemeenteleden de Bijbel te gaan lezen. Het Marcus-evangelie als eerste, gewoon, hoofdstuk na hoofdstuk, met wat toelichting van mij en vragen en gesprek met elkaar. In het tweede jaar hebben we Genesis gepakt, tot we gaandeweg de hele Thora hadden gelezen.

Heerlijk, om weer en nog steeds zo intensief met dat boek bezig te kunnen zijn. Prachtig, om zo, woord voor woord, de verhalen van God en mensen te leren verstaan. Zeker, het houdt me aardig van de straat, het kost best wat voorbereidingstijd, maar het geeft zoveel terug, ook mij. Het zijn – helaas, moet ik misschien zeggen – niet de jongste gemeenteleden die meedoen, maar ook in deze kringen zie ik terug waar ik zelf destijds zo blij mee was: de vreugde van God en Jezus, de Bijbel en ons geloven, op een vrijere manier te leren kennen.

Geloven kan ik niet in m’n eentje, ik heb mensen nodig om bevraagd te worden

Het verhaal van God en mensen

‘ Waarom ik ben gebleven’, is het thema van dit nummer van Ouderlingenblad. Wel, dit allemaal bij elkaar. Het laat me niet los. God laat me niet los. De Bijbel, met al die verhalen van God en mensen, laat me niet los. Het blijft boeiend en uitdagend om ze te lezen, erover te denken en te praten, erdoor aangesproken te worden.

Daarbij, en minstens zo belangrijk: geloven kan ik niet in m’n eentje. Ik heb mensen nodig, om te bevragen en bevraagd te worden, om te zoeken en te horen wat die ander gevonden heeft. En vooral, denk ik, om als mensen samen in deze wereld iets te laten zien en merken van hoe God wil dat we mensen zijn, mensen van God.

Eigenlijk ben ik dan weer terug bij die wonderschone psalm van het begin, bij Psalm 103. Waar de dichter met alle eerbied en ontzag zijn God bezingt, Hem karakteriseert met de mooiste eigenschappen, waardoor zijn hoorders, wij, als in een spiegel zien hoe die God ons voorleeft en uitnodigt Hem daarin te volgen. Zeker, wie die dichter ook geweest zal zijn, het zijn en blijven mensenwoorden. Maar juist dát, dat je als mens zulke ervaringen in jouw verhaal-met-God kunt opdoen, dat is toch overweldigend en ontroerend…? Dat laat me niet los.

Nelle-Mieke Drop is emeritus-predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken